ECLI:NL:RBROT:2021:1053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
C/10/609503 / JE RK 20-3418
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe echtscheidingssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 6 februari 2020 en liep tot 6 februari 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat de situatie tussen de ouders was verslechterd en de kinderen in een loyaliteitsconflict verkeerden. De ouders waren betrokken bij een strijd die hun kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigde.

Tijdens de zitting zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals vertegenwoordigers van de GI. De moeder steunde het verzoek tot verlenging, terwijl de vader aangaf dat hij eerst financiële zaken opgelost wilde hebben voordat hulpverlening kon starten. De kinderrechter oordeelde dat de inzet van jeugdbeschermers noodzakelijk was om de ouders te motiveren tot samenwerking in de hulpverlening. De kinderrechter benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop moesten staan en dat de ouders hun eigen belangen opzij moesten zetten voor het welzijn van hun kinderen.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen tot 6 februari 2022, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 10 februari 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/609503 / JE RK 20-3418
datum uitspraak: 29 januari 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, regio Zuid-Holland Midden,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Gouda,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 9 december 2020, ingekomen bij de griffie op 10 december 2020.
Op 29 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting apart zijn gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- twee vertegenwoordigers van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] en mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] woont bij de moeder. [voornaam minderjarige 2] woont bij de vader.
Bij beschikking van 6 februari 2020 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 6 februari 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De strijd tussen de ouders is het afgelopen jaar verergerd. Er zijn geen doelen behaald en de kinderen zitten in een loyaliteitsconflict. Zij waren al onderdeel van de strijd van de ouders en hebben nu een kant gekozen, waardoor er kans is op ouderverstoting. Als de kinderen bij de strijd betrokken blijven, komen zij niet toe aan hun eigen ontwikkeltaken en dat is zeer zorgelijk. Door de complexe situatie, het woonplaatsbeginsel, het coronavirus en de rechtszaken die de ouders aanspannen, komt de hulpverlening niet of moeizaam van de grond. Ook de therapie Kinderen uit de Knel is niet van de grond gekomen. Een schriftelijke aanwijzing is overwogen - maar nog niet ingezet - om de ouders te motiveren om mee te werken aan de hulpverlening. De GI en Enver willen nu maatwerk gaan leveren, waarbij het van belang is om het contact tussen de kinderen en beide ouders op te pakken.

De standpunten

De moeder staat achter het verzoek van de GI. Zij wil dat de gemaakte afspraken duidelijk op papier worden gezet door de GI en dat deze afspraken ook door vader worden nagekomen. De situatie moet veranderen, in het belang van de kinderen.
De vader begrijpt dat er nog hulpverlening nodig is. Tot op heden is er weinig van de grond gekomen door de door de vader aangespannen rechtszaken. De vader wil de - voornamelijk financiële - zaken echter opgelost hebben voordat wordt gestart met een hulpverleningstraject.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De strijd tussen de ouders is het afgelopen jaar verergerd en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bevinden zich nog steeds in een loyaliteitsconflict. [voornaam minderjarige 1] woont bij de moeder en [voornaam minderjarige 2] woont bij de vader en zij hebben beiden geen of nauwelijks contact met de andere ouder. Door de betrokkenheid van de kinderen bij de conflicten tussen de ouders komen zij niet toe aan hun eigen ontwikkeling. De afgelopen periode is de specialistische hulpverlening niet van de grond gekomen, onder andere door de door de vader aangespannen rechtszaken. De kinderrechter is van oordeel dat de inzet van de jeugdbeschermers nog noodzakelijk is om de ouders te motiveren om mee te werken aan de noodzakelijke hulpverlening en ook gepaste hulpverlening voor de kinderen in te zetten. Op de zitting geven beide ouders aan dat zij zien dat het niet goed gaat met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en dat zij willen dat daarin - een positieve - verandering komt. De kinderrechter benadrukt in dit verband dat de ouders ervan doordrongen dienen te zijn dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] alleen goed kunnen worden geholpen als zij, als ouders, de belangen van de kinderen daadwerkelijk voorop stellen. Zij zijn beiden de ouders van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en dienen daarnaar te handelen op een wijze die niet schadelijk is voor de kinderen. Soms vergt dat een gezamenlijk handelen van de ouders en vaak betekent dit dat zij hun eigen belangen en prioriteiten naar achteren moeten schuiven.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] daarom verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 6 februari 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.