In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de toevertrouwing van hun minderjarige kind. De vrouw is zonder instemming van de man met de minderjarige naar Italië vertrokken, waar zij een echtscheidingsprocedure heeft gestart. De man heeft een dag later in Nederland een echtscheidingsverzoek ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van litispendentie, omdat er in Italië geen voorlopige voorzieningenprocedure aanhangig is. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht, omdat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland had voor de ongeoorloofde overbrenging naar Italië. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige aan de vrouw wordt toevertrouwd, omdat zij de hoofdverzorgende ouder is. Daarnaast is er een regeling getroffen voor de kinderbijdrage, waarbij de man € 200,- per maand zal betalen zolang de minderjarige met de vrouw in Italië verblijft. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.