ECLI:NL:RBROT:2021:10481

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
30 oktober 2021
Zaaknummer
9469940 VV EXPL 21-421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding huur en burgemeesterssluiting met verstek

In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Vestia en een gedaagde die niet in de procedure is verschenen. De eiseres, Stichting Vestia, vorderde ontruiming van een woning in Rotterdam, die door de burgemeester was gesloten. Vestia stelde dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden omdat de gedaagde het gehuurde zonder recht of titel gebruikte. Daarnaast was er sprake van een huurachterstand van € 2.816,97, die de gedaagde niet had voldaan. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 oktober 2021, waarbij de gedaagde niet aanwezig was, wat leidde tot verstek. De kantonrechter oordeelde dat Vestia een spoedeisend belang had bij de ontruiming en dat de vordering niet ongegrond of onrechtmatig was. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en te verlaten, en om de huurachterstand te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.250,39, inclusief griffierecht en kosten voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9469940 VV EXPL 21-421
uitspraak: 29 oktober 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Vestia,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Jansen te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Vestia’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 7 oktober 2021, met producties;
• een aanvullende productie aan de zijde van Vestia.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van Vestia is verschenen de heer [persoon A] , sociaal beheerder, bijgestaan door de gemachtigde. Aan de zijde van [gedaagde] is niemand ter zitting verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2..De vordering

2.1
Vestia vordert in kort geding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, het gehuurde, staande en gelegen aan het adres [adres] te Rotterdam, te (doen) ontruimen en te (doen) verlaten, onder afgifte van alle sleutels, met al het zijne en met al de personen die zijdens [gedaagde] in het gehuurde verblijven, en het gehuurde ter vrije en algehele beschikking van Vestia te stellen;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan Vestia te betalen de betalingsachterstand tot en met 31 augustus 2021 ten bedrage van € 2.816,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen om aan Vestia te voldoen voor iedere maand met ingang vanaf 1 september 2021 tot aan het tijdstip van ontruiming van het gehuurde € 938,99 per maand, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag en voor een gedeelte van een maand een pro rata berekend gedeelte van deze som, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van elke termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2
Aan haar ontruimingsvordering legt Vestia - zakelijk weergegeven en voor zover nu van belang -
primairhet volgende ten grondslag. [gedaagde] huurt van Vestia de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’). Omdat het gehuurde door de burgemeester is gesloten heeft Vestia de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Vanaf het moment dat de huurovereenkomst is ontbonden gebruikt [gedaagde] het gehuurde zonder recht of titel. Vestia ziet zich daarom genoodzaakt, via deze procedure, de ontruiming van de in haar eigendom zijnde woning te vorderen.
Subsidiairstelt Vestia dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de wet. In het gehuurde is onder meer een handelshoeveelheid drugs aangetroffen. Hiermee heeft [gedaagde] een (potentieel) levensgevaarlijke situatie voor omwonenden in het leven geroepen. Bovendien mag het gehuurde slechts als woonruimte worden gebruikt en is het bedrijfsmatige karakter van de drugshandel daarmee in strijd. Deze tekortkomingen rechtvaardigen de ontbinding van de huurovereenkomst.
Aan haar vordering tot betaling van de huurachterstand legt Vestia nakoming van de huurovereenkomst ten grondslag. Uit hoofde van de huurovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden is [gedaagde] bij vooruitbetaling € 938,99 per maand aan huur en voorschot servicekosten verschuldigd. Hij is zijn betalingsverplichting echter niet volledig nagekomen, waardoor, berekend tot en met de maand augustus 2021, een huurachterstand is ontstaan van € 2.816,97. Daarnaast vordert Vestia betaling van een vervangende schadevergoeding vanaf de maand september 2021 tot en met de dag van ontruiming.
3.4
Vestia heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van het gehuurde. Zij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat [gedaagde] het gehuurde ten gevolge van de ontbinding van de huurovereenkomst gebruikt zonder recht of titel. Vestia wil het gehuurde zo spoedig mogelijk weer tot haar beschikking hebben. Daarnaast heeft Vestia de taak om te waken voor de leefbaarheid in de wijken waarin haar woningen gelegen zijn en voert zij een actief zerotolerancebeleid ten aanzien van drugsgerelateerde activiteiten in haar woningen.

3..De beoordeling

3.1
[gedaagde] is op 15 oktober 2021 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat hij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen [gedaagde] is daarom verstek verleend.
3.2
Voldoende is gebleken dat Vestia een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering. De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn zal worden bepaald op 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
3.3
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3.4
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te Rotterdam te (doen) ontruimen en te (doen) verlaten, onder afgifte van alle sleutels, met al het zijne en met al de personen die zijdens [gedaagde] in het gehuurde verblijven, en het gehuurde ter vrije en algehele beschikking van Vestia te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan Vestia te betalen een bedrag van € 2.816,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] aan Vestia te betalen € 938,99 per maand met ingang van de maand september 2021 tot aan het tijdstip van ontruiming van het gehuurde, voor een gedeelte van een maand een pro rata berekend gedeelte van deze som, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van elke termijn tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Vestia vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 121,39 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris. In het geval dat daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, moet het bedrag aan nasalaris nog worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416