ECLI:NL:RBROT:2021:10479

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2021
Publicatiedatum
30 oktober 2021
Zaaknummer
9194049 CV EXPL 21-15649
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 30 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonplus Schiedam en twee gedaagden, die in persoon procederen. De eiseres, Woonplus, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De gedaagden huurden een woning van Woonplus voor een huurprijs van € 577,35 per maand, maar hadden een achterstand opgebouwd van € 2.307,45 over de periode van oktober 2020 tot en met april 2021. Ondanks aanmaningen van Woonplus, hebben de gedaagden niet volledig aan hun betalingsverplichtingen voldaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 oktober 2021 is er overeenstemming bereikt over een deel van de huurachterstand, die was verminderd tot € 2.274,77. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de wettelijke rente, evenals de proceskosten. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat hij geen bevoegdheid heeft om een betalingsregeling op te leggen, maar dat partijen hierover in overleg kunnen treden.

De uitspraak benadrukt de rechten van verhuurders bij huurachterstanden en de voorwaarden waaronder een huurovereenkomst kan worden ontbonden. De rechter heeft de vordering van Woonplus grotendeels toegewezen, wat de noodzaak van tijdige huurbetalingen onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9194049 CV EXPL 21-15649
uitspraak: 22 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2] ,
beiden wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
die procederen in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonplus’ en ‘ [gedaagden] .’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 26 april 2021, met producties;
• de conclusie van antwoord;
• de rolbeslissing van 17 mei 2021;
• het e-mailbericht van 24 juni 2021 van de zijde van [gedaagden] ., met bijlagen;
• het tussenvonnis van 12 juli 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
• een aanvullende productie van de zijde van Woonplus, ingebracht ter zitting.
1.2
De mondelinge behandeling is gehouden op 1 oktober 2021. Ter zitting is [naam] verschenen namens de gemachtigde van Woonplus, alsmede [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagden] . huurt van Woonplus de woning aan de [adres] (hierna: “het gehuurde”), tegen een huurprijs van laatstelijk € 577,35 per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling dient te worden voldaan voor de 1e van de maand.

3..Het geschil

3.1
Woonplus vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen om redenen van wanprestatie zijdens [gedaagden] .;
[gedaagden] . te veroordelen om de woning, staande en gelegen te [plaatsnaam] aan het adres [adres] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met al wie of wat zich daarin of daarop vanwege [gedaagden] . mocht bevinden te ontruimen en te verlaten en met overgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonplus te stellen, bij gebreke waarvan deze ontruiming gedwongen zal plaatsvinden door een gerechtsdeurwaarder;
[gedaagden] . te veroordelen om aan Woonplus te betalen, hoofdelijk, in die zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, een bedrag van € 2.392,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.307,45 vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening en voorts te vermeerderen met € 577,35, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, voor iedere maand dat gedaagden het onderwerpelijke pand na 30 april 2021 in hun bezit mochten houden;
met veroordeling van [gedaagden] . in de proceskosten.
3.2
Woonplus heeft nakoming van de huurovereenkomst aan haar vordering tot betaling van de achterstallige huurpenningen ten grondslag gelegd. [gedaagden] . heeft over de periode vanaf oktober 2020 tot en met april 2021 een huurachterstand van € 2.307,45 laten ontstaan. Dit rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Over het openstaande bedrag aan huurachterstand is [gedaagden] . wettelijke rente verschuldigd. Nu [gedaagden] . ook na de zogenaamde 14-dagenbrieven die Woonplus hem op 10 november 2020 en 9 december 2020 heeft gestuurd de vordering niet volledig heeft betaald, is hij tevens een bedrag van € 75,- aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
3.3
[gedaagden] . is het niet eens met de vordering van Woonplus. Hij voert daartegen aan dat er alleen over de maand oktober 2020 een huurachterstand zou kunnen bestaan. Per e-mail is contact opgenomen met Woonplus, maar zij heeft daarop niet gereageerd. [gedaagden] . heeft voorts betalingsbewijzen in het geding gebracht met betrekking tot betalingen van € 578,- op 30 november 2020, 1 januari 2021, 23 februari 2021, 2 mei 2021, 20 mei 2021 en 29 mei 2021.

4..De beoordeling

4.1
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over het openstaande bedrag aan huurachterstand. Door betalingen die [gedaagden] . na het uitbrengen van de dagvaardingen heeft gedaan, is de huurachterstand verminderd tot € 2.274,77. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
4.2
Nu [gedaagden] . de maandelijkse huurpenningen niet tijdig (volledig) heeft voldaan, is hij in verzuim geraakt en als gevolg daarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd geworden. Woonplus heeft onbetwist gesteld dat de wettelijke rente tot 22 april 2021 € 9,69 bedraagt. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding zal worden toegewezen als in het dictum van dit vonnis bepaald.
4.3
Woonplus maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 75,-. Voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten is vereist dat aan [gedaagden] . na het intreden van het verzuim een aanmaning is verstuurd waarin hij vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van 14 dagen, aanvangende de dag na de aanmaning (artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Woonplus heeft twee aanmaningen van 10 november 2020 en 9 december 2020 overgelegd. Deze aanmaningen voldoen aan de in artikel 6:96 lid 6 BW genoemde vereisten en niet gesteld of gebleken is dat [gedaagden] . de brief niet heeft ontvangen. Het gevorderde bedrag is niet hoger dan het bedrag dat voortvloeit uit de tarieven zoals vermeld in het Besluit normering buitengerechtelijke kosten en zal dan ook worden toegewezen.
4.4
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 BW). De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Daarbij wordt wel als uitgangspunt genomen dat een huurachterstand van meer dan drie maanden ontbinding rechtvaardigt, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen (zie HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.5
De huurachterstand bedraagt ruim drie maanden. Dit rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal op veertien dagen worden gesteld.
4.6
[gedaagden] . zal tevens worden veroordeeld om het bedrag van € 577,35 per maand aan Woonplus te betalen, vanaf 1 mei 2021 tot de datum van ontbinding ten titel van huur en nadien tot aan de dag van ontruiming ten titel van gebruiksvergoeding, een en ander voor zover hij het verschuldigde maandbedrag niet reeds heeft voldaan.
4.7
[gedaagden] . heeft verzocht om een betalingsregeling. Ingevolge artikel 6:29 BW heeft de kantonrechter niet de bevoegdheid om Woonplus een betalingsregeling op te leggen. Indien gewenst kunnen partijen hierover met elkaar in overleg treden.
4.8
[gedaagden] . zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen ten aanzien van het gehuurde gelegen aan de [adres] ;
veroordeelt [gedaagden] . om de woning, staande en gelegen te [plaatsnaam] aan het adres [adres] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al wie of wat zich daarin of daarop vanwege [gedaagden] . mocht bevinden te ontruimen en te verlaten en met overgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonplus te stellen;
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, des dat de een betalende de andere zal zijn bevrijd, aan Woonplus te betalen een bedrag van € 2.359,46, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 2.274,77 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden] . hoofdelijk, des dat de een betalende de andere zal zijn bevrijd, aan Woonplus te betalen met ingang van 1 mei 2021 het bedrag van € 577,35 per maand, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, voor elke maand dat [gedaagden] . de woning in gebruik heeft tot de ontbinding van de huurovereenkomst ten titel van huur en nadien tot aan de dag van ontruiming ten titel van gebruiksvergoeding, een en ander voor zover deze bedragen niet reeds door [gedaagden] . zijn voldaan;
veroordeelt [gedaagden] . in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonplus vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 108,19 aan dagvaardingskosten en € 374,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416