ECLI:NL:RBROT:2021:10477

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
30 oktober 2021
Zaaknummer
9426561 VV EXPL 21-390
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming huurwoning wegens drugsgerelateerde overlast

In deze zaak heeft de stichting Woonstad Rotterdam, eiseres, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die niet in de procedure is verschenen. De vordering betreft de ontruiming van een huurwoning die door de gedaagde wordt bewoond. De kantonrechter heeft op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, die is geregistreerd onder zaaknummer 9426561 VV EXPL 21-390. De eiseres vordert dat de gedaagde de woning met onroerende aanhorigheden binnen drie dagen na betekening van het vonnis ontruimt, omdat er drugsgerelateerde overlast is geconstateerd. De gedaagde huurde de woning sinds 24 januari 2012, maar na de ontdekking van een handelshoeveelheid harddrugs en een stroomstootwapen op 25 juli 2021, heeft de burgemeester de woning voor zes maanden gesloten. Woonstad heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en stelt dat de gedaagde zonder recht of titel de woning in gebruik houdt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Woonstad een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien het tekort aan sociale huurwoningen en de veiligheidsrisico's voor de omgeving. De gedaagde is op de zitting niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft de vordering van Woonstad toegewezen en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9426561 VV EXPL 21-390
uitspraak: 18 oktober 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonstad’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 9 september 2021, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van de eisende partij is verschenen [naam], sociaal beheerder bij Woonstad, bijgestaan door de gemachtigde. Aan de zijde van gedaagde partij is niemand ter zitting verschenen.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vordering

2.1
Woonstad vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening:
[gedaagde] te veroordelen om de woning met onroerende aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres] binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen 3 dagen na opheffing van de burgemeesterssluiting, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
2.2
Aan haar vorderingen legt Woonstad - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag. [gedaagde] huurt met ingang van 24 januari 2012 van Woonstad de woonruimte gelegen aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’). Op 25 juli 2021 hebben medewerkers van de Politie Eenheid Rotterdam in het gehuurde een handelshoeveelheid harddrugs en een stroomstootwapen aangetroffen en in beslag genomen. Naar aanleiding daarvan heeft de burgemeester van Rotterdam de woning voor de duur van 6 maanden gesloten, ingaande 14 september 2021. Bij brief van de gemachtigde van Woonstad van 27 augustus 2021 heeft Woonstad de huurovereenkomst met ingang van de dag van feitelijke sluiting van het gehuurde buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 6:267 jo. 7:231 lid 2 BW. Sindsdien houdt [gedaagde] het gehuurde zonder recht of titel onder zich. Woonstad ziet zich daarom genoodzaakt de ontruiming van de in haar eigendom zijnde woning te vorderen. Bovendien is [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het gehuurde te (laten) gebruiken voor de handel in verdovende middelen. Deze tekortkoming rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
2.3
Woonstad heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van het gehuurde. Zij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat er een groot tekort aan sociale huurwoningen bestaat en de woning daarom zo spoedig mogelijk toegewezen dient te worden aan een woningzoekende. Voorts levert de situatie grote veiligheidsrisico’s voor omwonenden en de buurt op.

3..De beoordeling

3.1
[gedaagde] is op 4 oktober 2021 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat hij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen [gedaagde] is daarom verstek verleend.
3.2
Voldoende is gebleken dat Woonstad een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering. De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen.
3.3
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
3.4
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

4..De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om de woning met onroerende aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres] binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonstad vastgesteld op € 126,- aan griffierecht, € 121,39 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 124,- aan salaris, en de kosten van betekening onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416