In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar gehuwd waren. De vrouw vorderde dat de man zijn medewerking zou verlenen aan de eigendomsoverdracht van zijn aandeel in de echtelijke woning aan haar, na de echtscheiding die op 25 januari 2021 was uitgesproken. De partijen waren gezamenlijk eigenaar van de woning en hadden in een echtscheidingsconvenant afgesproken dat de woning aan de vrouw zou worden toegedeeld, mits de man werd ontslagen uit zijn hoofdelijke verplichting met betrekking tot de hypotheekschuld. De vrouw had een hypotheekofferte overgelegd waaruit bleek dat zij in staat was de woning over te nemen.
De man voerde verweer en stelde dat de vrouw niet in staat was de woning te financieren en dat zij valsheid in geschrifte had gepleegd. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de vrouw voldoende had aangetoond dat zij financieel in staat was om de woning over te nemen en dat de man gehouden was om mee te werken aan de overdracht. De voorzieningenrechter verleende vervangende toestemming aan de vrouw om namens de man de akte van levering op te maken, mocht de man niet voldoen aan de veroordeling.
De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de vrouw direct gebruik kan maken van de uitspraak, ook al kan de man in hoger beroep gaan.