ECLI:NL:RBROT:2021:10467

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
10/607383 HA ZA 20-1065
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afleggen van rekening en verantwoording in het kader van een levenstestament met betrekking tot de nalatenschap van de erflaatster

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure over een vordering tot afleggen van rekening en verantwoording. De eiser, [naam eiser], vorderde dat de gedaagde, [naam gedaagde], rekening en verantwoording zou afleggen over het beheer van de nalatenschap van hun overleden moeder, [naam erflaatster]. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet onterecht een beroep deed op de vervaltermijn van drie maanden, zoals bepaald in het levenstestament van de erflaatster. De eiser was al in 2015 op de hoogte van het bestaan van het levenstestament, waardoor hij niet kon stellen dat hij niet op de hoogte was van de termijn. De rechtbank volgde de eiser niet in zijn uitleg over de 'staaksgewijze behandeling' van schenkingen en oordeelde dat de omstandigheden geen aanleiding gaven tot toepassing van de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank heeft de urnen/as van de ouders toegewezen aan de eiser, met de opdracht om gehoor te geven aan de vermoedelijke wens van de ouders om uitgestrooid te worden op zee. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser in conventie deels afgewezen en in reconventie een vordering van de gedaagde voor recht verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/607383 HA ZA 20-1065
Vonnis van 27 oktober 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat: mr. W.H. Benard, Dordrecht,
tegen:
[naam gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. P.J. de Groen, Sassenheim.
Eiser in conventie en gedaagde in conventie worden hierna aangeduid als ‘ [naam eiser] ’ en ‘ [naam gedaagde] ’.

1..De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 oktober 2020;
  • de conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het proces-verbaal van de op 11 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling;
  • de akten na mondelinge behandeling van de zijde van achtereenvolgens [naam gedaagde] en [naam eiser] ;
  • de akte uitlating producties van de zijde van [naam gedaagde] ;
  • de antwoordakte van de zijde van [naam eiser] ;
  • de door partijen overgelegde producties.
1.2
Aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling zijn pagina 1 van de spreekaantekeningen van mr. De Groen en de brief van mr. Benard van 31 maart 2021 gehecht.
1.3
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..De feiten

2.1
Op 25 april 2017 is te Rotterdam overleden [naam erflaatster] , geboren te [geboorteplaats erflaatster] op [geboortedatum erflaatster] , laatstelijk wonende te [woonplaats erflaatster] (hierna: erflaatster).
2.2
Erflaatster was ten tijde van haar overlijden de niet-hertrouwde weduwe van [naam 1] . Uit het huwelijk tussen erflaatster en [naam 1] zijn [naam gedaagde] en [naam eiser] geboren.
2.3
Op 17 juni 2015 heeft erflaatster een levenstestament laten opmaken waarin [naam gedaagde] als gevolmachtigde is aangewezen. Daarbij heeft erflaatster onder meer het volgende bepaald:
(…)Doel van dit levenstestament
Met dit levenstestament wil ik voorzien in de situatie dat ik om wat voor reden dan ook niet meer zelf kan handelen. (…) Mijn dochter [naam gedaagde] regelt alle financiële en medische zaken thans nog zoveel mogelijk in overleg met mij. Het is mijn uitdrukkelijke wens dit ook formeel vast te leggen door middel van deze akte nu het voor mij in toenemende mate moeilijk wordt zelfstandig mijn belangen te behartigen. (…)
SCHENKINGEN
De gevolmachtigde is tevens bevoegd om namens de volmachtgever schenkingen te verrichten uitsluitend aan haar afstammelingen en/of aan te nemen. (…) Het is daarbij de bedoeling dat de familieleden die dezelfde graad van verwantschap met de volmachtgever hebben staaksgewijs gelijk worden behandeld.(…)
EINDE VOLMACHT
Bij het einde van de volmacht dient de gevolmachtigde rekening en verantwoording af te leggen aan de volmachtgever (…) of aan diens erfgenamen en executeur indien hij/zij daarom binnen drie maanden na kennisneming van het overlijden van de volmachtgever verzoek(t)(en).
De gevolmachtigde heeft een administratieplicht van alle handelingen die zij als gevolmachtigde namens de volmachtgever verricht of namens de volmachtgever laat verrichten.(…)
GEEN TOEZICHT/WEL REKENING EN VERANTWOORDING
Indien de gevolmachtigde geen rekening en verantwoording aan mij kan afleggen omdat ik deze niet kan afnemen, verzoek ik mijn dochter een keer per jaar uiterlijk één mei van ieder jaar aan mijn zoon rekening en verantwoording af te leggen door middel van het overleggen van een eenvoudige staat van ontvangsten en uitgaven over het jaar daarvoor.
Indien de executeur of één (van de) erfgena(a)m(en) hierom binnen drie maanden na kennisneming van mijn overlijden schriftelijk verzoek(t)(en), dient de gevolmachtigde na mijn overlijden rekening en verantwoording af te leggen aan mijn erfgenamen. (…)
LOON/KOSTEN
De gevolmachtigde heeft recht op vergoeding van de in de uitoefening van haar taak gemaakte kosten, maar geen recht op loon voor haar werkzaamheden.
2.4
Erflaatster heeft bij uiterste wilsbeschikking, vervat in een testament d.d. 18 februari 2016, over haar nalatenschap beschikt en [naam gedaagde] en [naam eiser] ieder voor een gelijk deel tot haar erfgenamen benoemd. In dit testament is met betrekking tot giften het volgende opgenomen:
A. Vrijstelling inbreng
Ik stel mijn afstammelingen vrij van de verplichting tot inbreng van giften in mijn nalatenschap, tenzij een verplichting tot inbreng bij de gift is opgelegd.
2.5
Uit de verklaring van erfrecht d.d. 16 juni 2017 blijkt dat de door erflaatster benoemde executeur, [naam 2] (hierna: [naam 2] ), haar benoeming niet heeft aanvaard, maar middels algehele boedelvolmachten van [naam gedaagde] en [naam eiser] zelfstandig gerechtigd en bevoegd was alle tot de nalatenschap behorende goederen en gelden op te vorderen en in ontvangst te nemen. Uit de verklaring van erfrecht blijkt voorts dat de nalatenschap van erflaatster door de beide erfgenamen zuiver is aanvaard.
2.6
Op 23 oktober 2017 is uit de nalatenschap aan zowel [naam gedaagde] als aan [naam eiser] een bedrag van € 70.000,- betaald.
2.7
Op 8 november 2017 heeft notaris [naam 3] bericht dat [naam eiser] niet gelukkig was met de wijze waarop de nalatenschap werd afgewikkeld:
(…) Een ander issue is het vermeende vermogenstekort bij het overlijden van zijn moeder. Daartoe heeft [naam 1] een berekening gemaakt, die ik heb bijgesloten, waaruit een en ander zou blijken. Dat wil nog niet zeggen dat er persé een vermogenstekort is. Dat zal moeten blijken uit de administratie van de laatste jaren van de overledene. (…)
2.8
Vervolgens is op 28 februari 2018 uit de nalatenschap aan [naam gedaagde] en [naam eiser] , ieder een bedrag van € 20.000,- betaald.
2.9
De toenmalige gemachtigde van [naam eiser] , [naam 4] , heeft [naam gedaagde] op 18 juni 2018 in kennis gesteld van de mening van [naam eiser] dat het gehele saldo op de beheerrekening hem toekwam vanwege onterechte afschrijvingen ten behoeve van [naam gedaagde] en onterecht gemaakte kosten.
2.1
Bij brief van 21 juli 2018 heeft [naam gedaagde] gereageerd:
(…) Het wantrouwen en de ontevredenheid van mijn broer kunnen het gevolg zijn van onjuiste inzichten en foute berekeningen van zijn kant. (…)
Ik neem toch aan dat mijn broer u heeft geïnformeerd over mijn bevoegdheden: bancaire machtigingen vanaf 2009 en volmacht vanaf juni 2015, beschreven in het Levenstestament van moeder. (…)
2.11
Mr. Benard, de huidige gemachtigde van [naam eiser] , heeft daarop op 21 augustus 2018 aan [naam gedaagde] om toezending van het levenstestament van erflaatster verzocht:
(…) U noemt in uw antwoord dat er sprake was van een levenstestament. Op grond van de in dat levenstestament gegeven bevoegdheden heeft u blijkbaar bepaalde handelingen verricht. Uw broer is echter niet op de hoogte van het bestaan van een levenstestament. (…)
2.12
Bij brief van 24 augustus 2018 heeft [naam gedaagde] aan mr. Benard onder meer het volgende bericht:
(…) Er kan volgens onze gevolmachtigde [naam 2] geen sprake zijn van onregelmatigheden of van het achterhouden van gelden. (…) [naam 2] heeft als antwoord op de aanhoudende vragen en onzekerheden van mijn broer een dik dossier samengesteld met een compleet financieel overzicht. (…)
Ik heb mijn broer in 2015 per e-mail op de hoogte gesteld van mijn bevoegdheden, alsook van het levenstestament. (…)
2.13
Op 19 november 2018 heeft [naam gedaagde] als volgt gereageerd op een verzoek van mr. Benard tot het verstrekken van overzichten over de jaren 2015 tot en met 2017:
(…) Mijn moeder was compos mentis en in staat tot een redelijke waardering van haar belangen. Zij kon mijn rekening en verantwoording zoals beschreven in het levenstestament goed afnemen. Dat is ook gebeurd. Zij was akkoord met inhoud en verslaglegging. Er was hierdoor voor mij geen verplichting om verantwoording af te leggen aan mijn broer. (…)
2.14
Bij e-mailbericht van 25 maart 2021 aan mr. De Groen, heeft [naam 3] onder meer het volgende bericht:
(…) U verzocht mij u te informeren over een eventuele betaling van € 10.110,58 aan [naam gedaagde] , vanuit de nalatenschap van haar overleden moeder. Dit bedrag komt voor op een overzicht dat ik in het kader van de afwikkeling van die nalatenschap heb gemaakt als zijnde de vordering op de nalatenschap ingediend door [naam gedaagde] . Ik heb dat bedrag echter niet betaald aan [naam gedaagde] . Zoals bekend heb ik, om de nalatenschapsrekening op te kunnen heffen, wel het toen aanwezige saldo ad € 7.813,53 overgeboekt op de rekening van [naam gedaagde] , zijnde voor mij de meest gerede partij. (…)
2.15
Middels e-mailbericht van 8 juni 2021 is door [naam 5] van [naam bedrijf] aan mr. Benard bericht dat hij op verzoek van [naam eiser] een globaal overzicht heeft opgesteld van de mutaties over de jaren 2015 tot en met 2017 van de bankrekeningen bij de ABN AMRO bank en de ING bank:
(…) Hierbij heb ik zoveel mogelijk de ontvangsten en uitgaven over de genoemde jaren gerubriceerd. (…) Het verloop en het saldo in die jaren geeft mijn inziens niet echt een ongewoon of onregelmatig beeld.
Ik begreep dat u over een tweetal eerdere onduidelijke overboekingen (€ 30.000 d.d. 4/4/2017 en € 50.000 d.d. 24/4/2017) inmiddels helderheid heeft gekregen. (…)
Verder bedraagt eind 2017 het saldo op de spaarrekening van de ING Bank nog € 54.704. Omdat ik geen inzicht heb in de mutaties 2017 en 2018 van deze rekening, vroeg ik mij af op welke wijze dit saldo op deze rekening terecht is gekomen. Tevens vraag ik mij nog af of dit tegoed nog aanwezig is. (…)

3..Het geschil

In conventie

3.1
[naam eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam gedaagde] te bevelen om rekening en verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beheer over het vermogen van erflaatster in de periode vanaf 17 juni 2015 tot 25 april 2017 en deze rekening en verantwoording te laten accorderen door een aan te wijzen en door [naam gedaagde] te betalen accountant;
II. voor recht te verklaren:
1. dat [naam gedaagde] ten onrechte op of omstreeks 30 december 2015 van de rekening van erflaatster een bedrag van € 32.379,- naar haar eigen rekening heeft overgeboekt en de nalatenschap een vordering op [naam gedaagde] heeft ter grootte van dit bedrag;
2. dat [naam gedaagde] ten onrechte op of omstreeks 24 april 2017 van de rekening van erflaatster een bedrag van € 30.000,- naar haar eigen rekening heeft overgeboekt en de nalatenschap een vordering op [naam gedaagde] heeft ter grootte van dit bedrag;
3. dat aan [naam eiser] toekomt een bedrag gelijk aan het bedrag dat aan schenkingen is gedaan aan de ‘staak’ van [naam gedaagde] , vanwege de in het levenstestament genoemde ‘staaksgewijze gelijke behandeling’ bij het doen van schenkingen;
III. de verdeling van de nalatenschap vast te stellen;
met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
3.2
[naam eiser] baseert zijn vordering op de stelling dat [naam gedaagde] ingevolge het levenstestament van erflaatster gehouden is aan hem rekening en verantwoording af te leggen. Aan de hand van de financiële overzichten is een bedrag van € 120.000,- niet te verantwoorden. Daarnaast stelt hij dat [naam gedaagde] op 30 december 2015 aan zichzelf een bedrag van € 32.379,- heeft overgemaakt onder de omschrijving ‘vereffeningskosten zorg’, terwijl in oktober 2015 zou zijn afgesproken dat [naam gedaagde] alleen een kilometervergoeding zou krijgen. Ook ontbreekt volgens [naam eiser] een specificatie voor een overboeking op 24 april 2017 van een bedrag van € 30.000,-. Voorts stelt [naam eiser] dat aan hem nog een bedrag van € 4.200,- toekomt, wegens door erflaatster aan de kinderen van [naam gedaagde] verrichte schenkingen. Tenslotte maakt hij bezwaar tegen aan [naam gedaagde] uitgekeerde bedragen ter zake van makelaarskosten, autokosten en zorgvergoeding, tot een totaalbedrag van € 10.110,58.
Naast voorgaande posten wenst [naam eiser] toedeling van (de helft van de waarde van) diverse roerende goederen.
3.3
[naam gedaagde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [naam eiser] .
In reconventie
3.4
[naam eiseres] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [naam verweerder] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van € 10.110,58, althans voor recht te verklaren dat het onverdeeld gelaten saldo van de nalatenschap van erflaatster ad € 7.813,53 aan [naam eiseres] toekomt;
- [naam verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.5
Zij stelt dat zij ter zake van makelaarskosten (€ 311,58), autokosten (€ 6.858,-), vergoeding 50% waarde auto, merk Canta (€ 2.500,-), en vergoeding voor aan erflaatster verleende zorg over de periode vanaf 1 januari 2016 tot 25 april 2017 (€ 441,-), een vordering heeft op de nalatenschap c.q. op [naam verweerder] .
3.6
[naam verweerder] heeft tot afwijzing van de reconventionele vordering geconcludeerd. Allereerst is het hem niet duidelijk hoe een vordering om hem persoonlijk te veroordelen past in een procedure betreffende verdeling van een nalatenschap. Daarnaast is de reconventionele vordering niet onderbouwd, aldus [naam verweerder] .
In conventie en in reconventie
3.7
Op de stellingen en de verweren van partijen gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.

4..De beoordeling

In conventie en in reconventie

4.1
De in conventie en reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
4.2
Tijdens de op 11 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling hebben partijen met betrekking tot de roerende goederen een aantal afspraken gemaakt. Ook hebben zij afgesproken dat zij middels mediation zouden trachten overeenstemming te bereiken over de bestemming van de urnen/as van hun ouders.
4.3
Nadat is afgezien van mediation zijn partijen in de gelegenheid gesteld bij akten hun standpunten nader toe te lichten. [naam gedaagde] heeft daarbij gebruik gemaakt van de gelegenheid meer informatie te verstrekken over het bedrag van € 30.000,- dat op 24 april 2017 van de rekening van erflaatster is overgeboekt naar haar rekening.
Rekening en verantwoording
4.4
Partijen verschillen van mening over de vraag of de termijn waarbinnen de (onder omstandigheden) af te leggen rekening en verantwoording had kunnen worden gevraagd, al dan niet is verstreken.
[naam gedaagde] heeft een beroep gedaan op de vervaltermijn. Erflaatster heeft in haar levenstestament bepaald dat slechts binnen drie maanden na kennisneming van haar overlijden schriftelijk verzocht kan worden om het afleggen van rekening en verantwoording. De rechtbank volgt [naam gedaagde] daarin en acht, gezien alle omstandigheden, een beroep op de vervaltermijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Vast staat immers dat [naam eiser] al in 2015 op de hoogte was van het bestaan van een levenstestament. Dat hij, naar hij zelf stelt, niet op de hoogte was van de
inhoudvan dat testament valt in zijn risicosfeer. Het had op zijn weg gelegen nadere informatie daarover in te winnen. De vraag of erflaatster zelf voldoende in staat was haar belangen te behartigen en haar wil tot het laatst voldoende kon bepalen, behoeft daarom geen bespreking.
Hoewel onverplicht heeft [naam gedaagde] bij akte van 7 juli 2021 een nadere uitleg gegeven ten aanzien van de mutaties in 2018. Daaruit blijkt dat op 28 februari 2018 een bedrag van € 40.000,- van de profijt-/oranjerekening [bankrekeningnummer 1] is overgemaakt naar de betaalrekening met hetzelfde rekeningnummer. Op 28 februari 2018 is het bedrag van € 40.000,- uitgekeerd aan [naam gedaagde] en [naam eiser] (aan ieder € 20.000,-). Op 30 april 2018 is van diezelfde profijt-/oranjerekening een bedrag van € 14.704,10 overgemaakt naar de ING betaalrekening en is daardoor onderdeel geworden van de beheerrekening.
Vereffeningskosten zorg € 32.379,-
4.5
[naam eiser] stelt dat [naam gedaagde] op die vereffeningskosten geen aanspraak kan maken, omdat zij in oktober 2015 heeft verklaard af te zullen zien van loonaanspraken.
De rechtbank is van oordeel dat het niet verboden is op een eerder standpunt terug te komen. Gelet op het grote aantal jaren (9½ jaar) dat [naam gedaagde] mantelzorg heeft verleend en de hoogte van de beloning, komt deze beloning de rechtbank niet bovenmatig voor. Zoals reeds in het kader van een voorlopig oordeel tijdens de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden evenmin aanleiding geven tot toepassing van de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid. Het in conventie onder II.1. gevorderde zal daarom worden afgewezen.
Overboeking € 30.000,-
4.6
[naam gedaagde] heeft bij akte van 12 mei 2021 rekeningafschriften van de op haar naam staande bankrekening bij de ABN AMRO bank (rekeningnummer [bankrekeningnummer 2]) overgelegd. [naam eiser] heeft aan de hand van die rekeningafschriften een overzicht van de mutaties in de periode van 28 april tot en met 27 september 2017 opgesteld. Hij komt daarbij tot de conclusie dat een bedrag van € 1.579,17 nog niet aan de nalatenschap is teruggestort. [naam gedaagde] heeft vervolgens weersproken dat het door [naam eiser] opgestelde overzicht een compleet overzicht zou zijn. Zij voert aan, naast de op het overzicht van [naam eiser] vermelde posten, andere uitgaven ten behoeve van de nalatenschap te hebben gedaan. Ze verwijst daarbij naar de door [naam 3] opgestelde specificatie (productie 19 bij voormelde akte van 12 mei 2021).
4.7
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank deelt de mening van [naam gedaagde] dat het door [naam eiser] overgelegde overzicht incompleet is. Uit de specificatie van [naam 3] blijkt dat [naam eiser] in zijn overzicht een aantal mutaties onvermeld heeft gelaten, die naar het oordeel van de rechtbank zien op uitgaven die ten laste van de nalatenschap moeten komen. Het betreft de volgende uitgaven:
-boodschappen Albert Heijn voor ontvangst bij afscheid erflaatster € 39,43 (€ 29,84 en € 9,59 (1 en 2 mei 2017));
-postzegels Cigo voor rouwkaarten € 22,39 (€ 6,79 en € 15,60 (1 en 5 mei 2017));
-huur statafels € 45,- (3 mei 2017);
-verblijfkosten [naam gedaagde] in verband met oplevering appartement € 71,10 (17 mei 2017);
-schoonmaakmiddelen Action en All White Center € 29,41 (€ 9,63 (3 mei 2017), € 5,99 (31 mei 2017), € 6,80 en € 6,99 (6 juni 2017));
-bloemen voor buren erflaatster € 17,94 (6 juni 2017);
-afvalstoffenheffing 2015 € 60,72 (26 juni 2017);
-gemeente Rotterdam € 79,- (26 juli 2017);
-contributie NVVE € 17,50 (31 juli 2017);
-belastingaanslag € 51,87 (10 augustus 2017);
-benzinekosten [naam gedaagde] € 342,41 (€ 58,08 (30 april 2017), € 42,99 (16 mei 2017), € 42,56 (20 mei 2017), € 31,62 (23 mei 2017), € 71,04 (31 mei 2017), € 61,34 (7 juni 2017) en € 34,78 (8 juni 2018)).
Totaal: € 776,77
4.8
De overige door [naam gedaagde] opgevoerde uitgaven zijn naar het oordeel van de rechtbank geen uitgaven die zijn gemaakt ten behoeve van de nalatenschap dan wel die ten laste van de nalatenschap behoren te worden gebracht. De betaling ad € 100,- aan kleinzoon [naam 8], de boodschappen ad in totaal € 79,84 voor de catering rond de oplevering van het appartement en de resterende kosten winkelwagen [naam 6] ad € 13,85 behoren voor rekening van [naam gedaagde] te komen. Niet gebleken is dat deze uitgaven ten behoeve van de nalatenschap dan wel met instemming van [naam eiser] zijn gemaakt. Ook de bankkosten ad € 15,66 behoren voor rekening van [naam gedaagde] te komen. Zij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat die rekening louter en alleen als beheerrekening voor mutaties betreffende de nalatenschap werd gebruikt en dat op die rekening geen privé-mutaties hebben plaatsgevonden.
Tenslotte behoren de reiskosten voor het ophalen van de urn ad € 54,02 voor rekening van [naam gedaagde] te blijven. Zij heeft niet weersproken dat [naam eiser] heeft voorgesteld de urn op te halen. Dat zij niet op dat voorstel is ingegaan heeft tot gevolg dat zij de reiskosten niet bij de nalatenschap in rekening kan brengen.
4.9
Uitgaande van het door [naam eiser] berekende bedrag ad € 1.579,17 komt de rechtbank, rekening houdend met de onder 4.7 vermelde mutaties, tot de volgende berekening van het bedrag dat nog door [naam gedaagde] aan de nalatenschap behoort te worden teruggestort:
€ 1.579,17 -/- € 776,77 = € 802,40
Schenking aan kleinkinderen
4.1
[naam eiser] heeft het standpunt ingenomen dat aan hem een bedrag van minimaal € 4.200,- toekomt inzake aan zijn ‘staak’ onthouden schenkingen. De aan de kleinkinderen aan de zijde van [naam gedaagde] verrichte schenkingen zijn volgens hem in tegenspraak met hetgeen in het levenstestament is opgenomen inzake de ‘staaksgewijze behandeling’. [naam eiser] beroept zich daarbij op de volgende bepaling:
Het is daarbij de bedoeling dat de familieleden die dezelfde graad van verwantschap met de volmachtgever hebben staaksgewijs gelijk worden behandeld.
4.11
De rechtbank volgt [naam eiser] daarin niet. De stiefzoon van [naam eiser] is geen afstammeling van erflaatster en [naam eiser] en de kleinkinderen aan de zijde van [naam gedaagde] staan niet in dezelfde graad van verwantschap tot erflaatster. Dat [naam eiser] in 2013 (vóórdat een levenstestament was opgemaakt) wel een schenking zou hebben ontvangen, doet daar niet aan af. Overigens heeft [naam eiser] niet gesteld dat de schenking aan de kleinkinderen niet met de wil van erflaatster overeenkwam of in andere zin zonder rechtsgrond is geweest. Het in conventie onder II.3. gevorderde zal daarom worden afgewezen.
Vordering [naam gedaagde] ad € 10.110,58
4.12
Bij dagvaarding heeft [naam eiser] gesteld dat ten onrechte aan [naam gedaagde] bedragen, tot een totaalbedrag van € 10.110,58, zijn uitgekeerd ter zake van makelaarskosten, autokosten en zorgvergoeding. Bij conclusie van antwoord in conventie heeft [naam gedaagde] betwist dat voormeld bedrag van € 10.110,58 aan haar zou zijn voldaan. Ter onderbouwing van haar verweer heeft zij bij akte een e-mailbericht van [naam 3] d.d. 25 maart 2021 overgelegd waarin [naam 3] verklaart het bedrag van € 10.110,58 niet aan [naam gedaagde] te hebben betaald. Nu [naam eiser] dat niet meer heeft weersproken, gaat de rechtbank uit van de juistheid van dat bericht. Rest een oordeel te geven over het door [naam gedaagde] in reconventie gevorderde.
Makelaarskosten Sturm
4.13
[naam gedaagde] stelt een vordering op de nalatenschap te hebben vanwege door haar ten behoeve van de verkoop van de onroerende zaak te Burgh-Haamstede betaalde makelaarskosten. Nu niet is gebleken dat deze makelaarskosten in overleg met erflaatster zijn gemaakt, en [naam eiser] heeft geprotesteerd tegen het door [naam 3] accepteren van deze vordering, wordt geoordeeld dat [naam eiser] daaraan niet hoeft mee te betalen.
Autokosten
4.14
Hetzelfde geldt voor de door [naam gedaagde] gevorderde autokosten. Niet is komen vast te staan dat daarover afspraken zijn gemaakt met erflaatster. Het door [naam gedaagde] gevorderde bedrag aan autokosten van € 6.858,-, zal daarom worden afgewezen.
Opel Canta
4.15
[naam gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [naam eiser] in 2008 de auto van erflaatster, een Canta GLX met een waarde van € 5.000,-, heeft verkocht en de opbrengst in zijn eigen zak heeft gestoken. [naam eiser] heeft dit nadrukkelijk betwist. Hij voert als verweer dat hij de Canta in 2008 met medeweten van erflaatster en [naam gedaagde] heeft geschonken aan de [naam 7] . Daarbij beroept hij zich op verjaring. Eerst na tien jaar komt [naam gedaagde] met het verhaal dat hij de Canta zou hebben verkocht.
4.16
De rechtbank oordeelt als volgt. Anders dan [naam gedaagde] bij akte na mondelinge behandeling meent, is haar vordering inzake de Canta niet te beschouwen als een vordering tot nadere verdeling van de gemeenschap ex artikel 3:179 lid 2 BW. Hoewel zij stelt een vordering te hebben op de nalatenschap c.q. op [naam eiser] , heeft zij in het dictum gevorderd
[naam eiser]te veroordelen tot betaling aan haar van € 10.110,58 (waaronder een bedrag van € 2.500,- ter zake vergoeding van 50% van de waarde van de Canta). Een dergelijke vordering tot een persoonlijke veroordeling ziet op een andere rechtsfiguur dan verdeling.
Subsidiair heeft [naam gedaagde] een beroep gedaan op artikel 3:194 lid 2 BW, stellende dat [naam eiser] de Canta heeft verzwegen.
4.17
De rechtbank volgt [naam eiser] waar hij aanvoert dat een geslaagd beroep op artikel 3:194 BW uitsluitend mogelijk is indien hij zou hebben geweten dat de Canta tot de nalatenschap zou behoren en daarover heeft gezwegen. Nu niet is komen vast te staan dat [naam eiser] de wetenschap had dat de Canta tot de nalatenschap behoorde, is de rechtbank van oordeel dat deze vordering is verjaard. Of de Canta nu aan de [naam 7] of aan een ander is geschonken, is voor dit oordeel niet van belang.
Zorgvergoeding 1 januari 2016 t/m 25 april 2017 ad € 441,-
4.18
[naam gedaagde] vordert als vergoeding voor aan erflaatster verleende zorg over de periode 1 januari 2016 tot 25 april 2017 een bedrag van € 441,-. Tijdens de mondelinge behandeling (in het proces-verbaal is abusievelijk het bedrag van € 414,- opgenomen) heeft de rechtbank bij voorlopig oordeel kenbaar gemaakt dat het de rechtbank redelijk voorkomt dat [naam gedaagde] deze vergoeding voor verleende mantelzorg ontvangt. De nadien door [naam eiser] ingenomen stelling dat het niet gaat om de redelijkheid van het bedrag maar om het ontbreken c.q. niet kunnen aantonen van de toestemming van erflaatster, is geen reden voor de rechtbank om terug te komen op het voorlopige oordeel. Onder 4.5 is al overwogen dat [naam gedaagde] gedurende een groot aantal jaren mantelzorg aan erflaatster heeft verleend. De in de periode van 1 januari 2016 tot aan de overlijdensdatum opgevoerde beloning voor verrichte mantelzorg komt de rechtbank niet bovenmatig voor.
Zoals hiervoor onder 4.16 overwogen stelt [naam gedaagde] in reconventie een vordering te hebben op de nalatenschap c.q. op [naam eiser] , maar heeft zij in het dictum veroordeling van [naam eiser] tot betaling aan haar gevorderd. De rechtbank gaat ervan uit dat [naam gedaagde] tot dit dictum is gekomen, omdat zij zich op het standpunt stelt dat de nalatenschap (op een bedrag van € 7.813,53 na) reeds verdeeld is. De rechtbank deelt dit standpunt niet, en zal daarom voor recht verklaren dat [naam gedaagde] een vordering van € 441,- heeft op de nalatenschap vanwege door haar ten behoeve van erflaatster verleende zorg.
Roerende goederen
Gitaar en fiets
4.19
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat de lichtkleurige Swageman gitaar naar [naam eiser] gaat, evenals de Rudge fiets voor zover die nog aanwezig is.
Bij akte heeft [naam eiser] de rechtbank geïnformeerd dat gebleken is dat de fiets verloren is gegaan. Met betrekking tot de lichtkleurige Swageman gitaar heeft [naam eiser] van [naam gedaagde] vernomen dat haar zoon de gitaar niet wil afstaan.
[naam eiser] , die primair van mening is dat die gitaar alsnog aan hem zal moeten worden afgegeven, heeft subsidiair afgifte gevorderd van de andere, donkerkleurige, Swageman gitaar.
4.2
De rechtbank overweegt dat het, nu [naam eiser] eerst na jaren aanspraak maakt op de roerende zaken, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om thans aanspraak te maken op de aan de kleinzoon van erflaatster/zoon van [naam gedaagde] geschonken gitaar. Het primair verzochte zal om die reden worden afgewezen. [naam eiser] kan wel aanspraak maken op de donkerkleurige Swageman gitaar. Indien ook die gitaar zich in het bezit van de kleinzoon van erflaatster/zoon van [naam gedaagde] bevindt, wordt [naam gedaagde] opgedragen te bewerkstelligen dat die gitaar aan [naam eiser] zal worden overgedragen.
Servies en verzilverd bestek
4.21
Met betrekking tot het servies en het verzilverd bestek hebben partijen afgesproken dat de helft van het servies en de helft van het verzilverd bestek naar [naam eiser] gaan. Over deze roerende goederen behoeft daarom geen oordeel meer te worden gegeven.
Urnen/as ouders [naam gedaagde] en [naam eiser]
4.22
De rechtbank heeft geconstateerd dat partijen met betrekking tot de urnen/as van hun ouders helaas geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Ingevolge artikel 18, lid 1 van de Wet op de Lijkbezorging geschiedt de lijkbezorging overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene. De vraag die beantwoord moet worden, is wat de vermoedelijke wens van de ouders is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat de werkelijke wens van de ouders nooit meer te achterhalen is. Deze is immers niet vastgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen verklaard dat het de wens van hun ouders was om hun as op zee te laten uitstrooien. [naam gedaagde] heeft daar echter aan toegevoegd dat zij er nog niet aan toe was om de as samen met [naam eiser] uit te strooien. Op zijn beurt kan [naam eiser] niet instemmen met het voorstel van [naam gedaagde] om de as van hun ouders te verdelen.
4.23
Gelet op hetgeen partijen met betrekking tot de vermoedelijke wens van hun ouders hebben verklaard, oordeelt de rechtbank dat in het kader van de verdeling de urnen/as van hun ouders aan [naam eiser] zullen worden toegedeeld met de opdracht gehoor te geven aan de wens van de ouders om uitgestrooid te worden op zee. Als [naam gedaagde] bij de uitstrooiing aanwezig wil zijn, moet haar die mogelijkheid worden geboden. Het is aan partijen, al dan niet na tussenkomst van hun advocaten, om daarover nadere afspraken te maken.
Restant saldo nalatenschapsrekening € 7.813,53
4.24
Vast staat tenslotte dat door [naam 3] op 13 november 2018, 31 december 2018 en op 29 januari 2019 een drietal bedragen van in totaal € 7.813,53 is overgeboekt op de rekening van [naam gedaagde] , met de bedoeling dat [naam gedaagde] en [naam eiser] in onderling overleg tot afwikkeling zouden kunnen overgaan. Dit bedrag dient, indien dat nog niet heeft plaatsgevonden, alsnog verdeeld te worden.
Kosten van de procedure
4.25
[naam eiser] en [naam gedaagde] zijn broer en zus van elkaar. Het uitgangspunt is dat kosten van procedures tussen bloedverwanten in beginsel voor eigen rekening blijven. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken.
Uitvoerbaar bij voorraad.
4.26
Dit vonnis wordt zoals partijen vorderen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat partijen aan de veroordeling moeten voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De rechtbank:
in conventie:
5.1
wijst het onder I. en het onder II.1. en II.3. gevorderde af;
5.2
verklaart voor recht dat [naam gedaagde] ten onrechte van de rekening van erflaatster een bedrag van € 802,40 naar haar eigen rekening heeft overgeboekt en de nalatenschap een vordering op [naam gedaagde] heeft ter grootte van dit bedrag;
5.3
stelt de verdeling van de nalatenschap als volgt vast:
-het nog onverdeelde aandeel van de nalatenschap ad € 7.813,53 zal, indien dat nog niet heeft plaatsgevonden, gelijkelijk over [naam gedaagde] en [naam eiser] worden verdeeld;
-bepaalt dat de donkerkleurige Swageman gitaar aan [naam eiser] wordt toegedeeld, waarbij [naam gedaagde] wordt opgedragen te bewerkstelligen dat deze gitaar aan [naam eiser] zal worden afgedragen;
-bepaalt dat de urnen/as van de ouders van [naam gedaagde] en [naam eiser] aan [naam eiser] worden toegedeeld, met de opdracht aan [naam eiser] gehoor te geven aan de wens van de ouders om uitgestrooid te worden op zee, waarbij [naam eiser] wordt opgedragen [naam gedaagde] nader te informeren en, indien [naam gedaagde] dat wenst, haar in de gelegenheid te stellen bij de uitstrooiing aanwezig te zijn;
in reconventie:
5.4
verklaart voor recht dat [naam eiseres] een vordering heeft op de nalatenschap voor een bedrag van € 441,-;
in conventie en in reconventie:
5.5.
bepaalt dat [naam eiser] en [naam gedaagde] ieder de eigen kosten van deze procedure dragen;
5.6
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter.
452