ECLI:NL:RBROT:2021:10440

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
8225607 / CV EXPL 19-53542
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en bewijslevering in geschil over reclameovereenkomst

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2021, zijn City Outdoor Media B.V. en NPB Media B.V. eiseressen in conventie en Ster Airconditioning Rotterdam B.V. gedaagde in conventie. De zaak betreft een geschil over een reclameovereenkomst waarbij Ster Airconditioning beweert dat zij alleen hoefde te betalen als de reclame op drie rotondes tegelijkertijd geplaatst was. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 16 oktober 2020 Ster Airconditioning toegelaten tot bewijslevering van deze stelling. Tijdens de procedure zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder een administratief medewerker van Ster Airconditioning en een vertegenwoordiger van City Outdoor Media. De verklaringen van de getuigen waren tegenstrijdig, waarbij de vertegenwoordiger van City Outdoor Media ontkende dat er een dergelijke voorwaarde was afgesproken.

De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat Ster Airconditioning niet heeft bewezen dat de betaling afhankelijk was van de gelijktijdige plaatsing van de reclame op alle drie de rotondes. De rechter oordeelde dat de facturen voor de periode van 24 april 2017 tot en met 1 mei 2019 aan Ster Airconditioning moesten worden voldaan, met inachtneming van een creditfactuur. De totale vordering van City Outdoor Media, inclusief rente, werd toegewezen. Daarnaast werd Ster Airconditioning veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie van Ster Airconditioning werd afgewezen, omdat deze eerder was verworpen in het tussenvonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8225607 / CV EXPL 19-53542
uitspraak: 8 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
City Outdoor Media B.V.,
gevestigd te Alblasserdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NPB Media B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseressen in conventie bij exploot van dagvaarding van 25 november 2019,
verweersters in reconventie,
gemachtigde: mr. R. Zegers namens NDA Incasso B.V. te Amersfoort,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ster Airconditioning Rotterdam B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
vertegenwoordigd door [naam 1], enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf], enig aandeelhouder en bestuurder van gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.
Partijen worden hierna aangeduid als City Outdoor Media c.s. respectievelijk Ster Airconditioning.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het tussenvonnis van 16 oktober 2020 van de kantonrechter, met de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de brief van 4 november 2020 van de zijde van Ster Airconditioning;
  • het proces-verbaal van de kantonrechter van de op 12 januari 2021 gehouden zitting;
  • het e-mailbericht van 4 februari 2021 van de zijde van Ster Airconditioning;
  • het proces-verbaal van het door de kantonrechter op 13 april 2021 gehouden getuigenverhoor;
  • het proces-verbaal van de door de kantonrechter op 22 juni 2021 gehouden contra-enquête;
  • de brief van 14 juli 2021 van de zijde van Ster Airconditioning;
  • de conclusie na getuigenverhoren van de zijde van City Outdoor Media c.s.
1.2.
Ster Airconditioning heeft per voormelde brief van 14 juli 2021 verzocht om een toelichting waarom zij niet uitgenodigd is voor het bijwonen van de op 22 juni 2021 gehouden contra-enquête. Op 21 april 2021 is door de rechtbank een brief aan Ster Airconditioning verzonden waarin vermeld staat dat de kantonrechter een getuigenverhoor heeft bepaald op dinsdag 22 juni 2021 te 13.30 uur. Deze brief is verzonden naar het adres waar steeds alle (proces)stukken naar zijn verzonden, waaronder ook het proces-verbaal van de op 22 juni 2021 gehouden contra-enquête, zodat Ster Airconditioning op de juiste wijze is opgeroepen en in de gelegenheid is gesteld om aanwezig te zijn bij de contra-enquête.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
Bij tussenvonnis van 16 oktober 2020 (hierna: het tussenvonnis) is Ster Airconditioning toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst is dat alleen betaald hoeft te worden als de reclame op alle drie de rotondes tegelijkertijd geplaatst zou zijn.
2.2.
Ter voldoening aan de bewijslevering heeft Ster Airconditioning [naam 2], administratief medewerker bij Ster Airconditioning (hierna: [naam 2]), als getuige voorgebracht.
2.3.
[naam 2] heeft op het op 13 april 2021 gehouden getuigengehoor, na aflegging van de belofte, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“(…)
Ik ben zelf niet direct betrokken geweest bij deze contractonderhandelingen. Ik zat wel met mijn bureau in dezelfde ruimte als waar de tafel zich bevond waaraan over dat contract werd gesproken. Ik was met mijn eigen werk bezig maar ik heb wel wat dingen gehoord van wat er aan die tafel besproken is.
(…)
Zoals gezegd heb ik niet het hele gesprek gehoord, omdat ik ook met mijn eigen werk bezig was maar ik heb wel wat dingen meegekregen van dat gesprek. Ik heb zelf gehoord dat het contract is afgesloten voor 3 jaar en voor 3 rotondes. Die 3 rotondes waren belangrijk, omdat door de herhaling van de reclame op 3 rotondes mensen konden worden getrokken.
(…)
Ik heb niet iets uit het gesprek gehoord over wat er zou moeten gebeuren als er op 1 van de rotondes het reclamebord er niet stond.
(…)
Op vragen van mr. Zegers antwoord ik als volgt:
(…)
Mr. Zegers vraagt me of ik iets heb gehoord tijdens dat gesprek over of de 3 reclameborden verwijzende kracht hadden en dat er betaald zou gaan worden in verband met de herhaling van de borden. Mr. Zegers hoor ik me verder vragen of de borden met elkaar te maken hadden en of dat zo belangrijk was dat wanneer er 1 bord niet stond er niet betaald zou hoeven worden.
Ik antwoord daarop dat ik het in ieder geval in die zin heb opgevat. Ik heb het in die zin niet zo horen zeggen door mijn directeur maar ik heb hem wel horen zeggen dat het voor hem belangrijk was dat het om reclame op 3 rotondes ging in verband met de kracht van de herhaling voor mogelijke klanten.
(…)”
2.4.
City Outdoor Media heeft in de op 22 juni 2021 gehouden contra-enquête één getuige voorgebracht, te weten [naam 3] (hierna: [naam 3]). Hij heeft, na aflegging van de belofte, voor zover thans van belang, het volgende verklaard:
“(…) U vraagt mij of ik betrokken ben geweest bij de contractsluiting met Ster Airconditioning. Ja, ik ben hierin de verhurende partij geweest.
U toont mij productie 1 bij dagvaarding. Ik kijk naar dat stuk en herken dit stuk als het contract dat met Ster Airconditioning is gesloten. (…) Dat stuk is getekend op het kantoor van Ster Airconditioning door de eigenaar van Ster Airconditioning, [naam 1] en ook ik heb toen getekend namens de verhurende partij. Wat er tussen partijen is afgesproken staat in dit contract. Er is daarnaast niet ook nog iets mondeling afgesproken. Dat kan ook niet. De policy in ons bedrijf is dat alles wat wordt afgesproken schriftelijk moet worden vastgelegd. Er is ook nog iets gewijzigd in het standaardcontract over de duur van het contract. [naam 1] wilde graag een contract voor 3 jaar in plaats van 5 jaar en dit hebben wij zo schriftelijk afgesproken, nadat de directie van City Outdoor Media voor die kortere termijn haar goedkeuring had gegeven. Ik had mijn huiswerk gedaan en had die termijn van 3 jaar al aangepast in het contract wat vervolgens ter plekke in het kantoor van [naam 1] van Ster Airconditioning zowel door hem namens Ster Airconditioning als door mij namens de verhuurder is getekend.
(…)
U houdt mij voor dat Ster Airconditioning vertelt dat de afspraak is gemaakt dat zij alleen hoefde te betalen wanneer de reclameborden op de drie rotondes daar tegelijkertijd stonden. Die afspraak is nooit gemaakt en het is niet mogelijk dat die afspraak nadien met een ander persoon uit het bedrijf van City Outdoor Media is gemaakt, want dan had ik dat geweten.
(…)
Toen het contract werd getekend door [naam 1] en door mij namens City Outdoor was ik alleen met [naam 1]. Er was in het kantoorpand nog een mevrouw aanwezig, maar zij zat achteraf in de kantoorruimte. Die kantoorruimte was een aparte ruimte en maakte niet onderdeel uit van een hoek van de kantine; die kantine was een andere op zichzelf staande ruimte. Tussen de kantine en die kantoorruimte bevond zich een deur die tijdens mijn bezoek voor de contractsluiting open stond. Die mevrouw bevond zich zodanig ver van de plaats waar ik het gesprek met [naam 1] voerde, dat zij niet in staat was om ons gesprek te volgen. Wij zaten in een soort kantine met grote tafels. De mevrouw zat aan de andere kant in een aparte ruimte waarvan de duur openstond. [naam 1] en ik zaten op een meter afstand van elkaar tegenover elkaar aan een tafel. We hoefden dus ook niet hard te praten.
Op vragen van mr. Zegers antwoord ik als volgt.
(…)
Mr. Zegers vraagt mij of er aanvullingen zijn op het contract die niet in het contract staan opgenomen. Alle zaken die zijn afgesproken worden altijd schriftelijk bevestigd.
Mr. Zegers vraagt mij of de drie rotondes naar elkaar verwezen. Het waren drie op zichzelf staande rotondes. Tussen de door [naam 1] afgenomen rotondes waren nog andere rotondes gelegen met andere reclame uitingen. De reclameborden op de rotondes die door Ster Airconditioning waren afgenomen hadden geen verwijzend karakter. De rotondes waren gelegen in Capelle aan den IJssel terwijl het bedrijf Ster Airconditioning zelf in Rotterdam is gevestigd. Ik heb [naam 1] verteld dat ik het commercieel gezien vreemd vond dat hij voor een bedrijf in Rotterdam reclameborden in Capelle aan den IJssel wilde plaatsen. (…) Mr. Zegers vraagt mij of [naam 1] ooit heeft aangegeven dat als op een van de rotondes geen reclame zou hangen het contract geen waarde meer zou hebben voor hem. Nee dit heeft hij mij niet gezegd. Hij heeft wel gezegd tegen mij dat de waarde dan minder is. De reclameborden op de rotondes hebben geen logisch verband met elkaar en stonden alle op zichzelf.
(…)”
2.5.
Thans dient beoordeeld te worden of Ster Airconditioning met het door haar bijgebrachte bewijs het van haar verlangde bewijs heeft geleverd. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt. Uit de na het tussenvonnis van 16 oktober 2020 overgelegde stukken en de hiervoor genoemde verklaringen blijkt niet dat een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst was dat alleen betaald hoefde te worden als de reclame op alle drie de rotondes tegelijkertijd geplaatst zou zijn. Hoewel [naam 2] het gesprek tussen [naam 1] namens Ster Airconditioning en [naam 3] namens City Outdoor Media kennelijk heeft opgevat in die zin dat de drie borden met elkaar te maken hadden en dat wanneer één van de borden er niet stond er niet betaald hoefde te worden, heeft zij [naam 1] dit niet letterlijk horen verklaren, nog daargelaten dat tussen partijen in geschil is of [naam 2] het gesprek tussen [naam 1] en [naam 3] al dan niet gehoord kan hebben. Het verweer van Ster Airconditioning wordt als onbewezen verworpen. In dit oordeel is meegewogen dat, mede gelet op de verklaring van [naam 3] dat de reclameborden op de rotondes allen op zichzelf stonden, niet is vast komen te staan dat de reclame op de drie rotondes onlosmakelijk met elkaar verbonden was. Daar komt bij dat gebleken is dat per afzonderlijke rotonde facturen zijn gestuurd aan Ster Airconditioning, wat naar het oordeel van de kantonrechter impliceert dat de reclame op de drie rotondes niet zonder meer als één geheel aangemerkt kan worden.
2.6.
Gelet op het vorenstaande gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stelling van City Outdoor Media dat bij het sluiten van de overeenkomst geen bijzondere voorwaarde is overeengekomen dat enkel betaald hoefde te worden bij gelijktijdige reclame op alle drie de rotondes. Dit betekent dat Ster Airconditioning gehouden is tot betaling van alle facturen over de periode van 24 april 2017 tot en met 1 mei 2019, met inachtneming van de creditfactuur van 8 januari 2019 ter zake het ontbreken van de reclame op de rotonde Schönberglaan/P.C. Boutenssingel over de periode van 1 mei 2018 tot en met 4 december 2018 (zie 5.5 van het tussenvonnis). Het totaalbedrag van voornoemde facturen van € 16.751,17 wordt daarom toegewezen.
2.7.
De mede gevorderde contractuele rente overeenkomstig artikel 7.5 van de algemene voorwaarden (zie 2.3 van het tussenvonnis) is, als op de wet gegrond en door Ster Airconditioning ook niet afzonderlijk betwist, toewijsbaar zoals in de beslissing vermeld. Hierbij wordt opgemerkt dat de gevorderde contractuele rente berekend tot en met 15 november 2019 € 3.356,65 bedraagt.
2.8.
City Outdoor Media maak voorts aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 2.512,68. Nu het een handelsovereenkomst betreft is Ster Airconditioning op grond van artikel 6:96 lid 4 BW zonder aanmaning redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte verschuldigd vanaf de dag volgend op de dag waarop zijn betaling uiterlijk verricht had moeten zijn. Niet is geschil is dat de betalingstermijn van alle facturen inmiddels is verstreken. De kantonrechter stelt vast dat Rapport Voor-werk II van toepassing is nu het verzuim vòòr 1 juli 2012 is ingetreden en Ster Airconditioning niet aan te merken is als een consument. Gelet op punten 8.3 en 8.6 van Rapport Voor-werk II had het op de weg van City Outdoor Media gelegen om toe te lichten dat er meer omvattende, als buitengerechtelijk aan te merken, werkzaamheden zijn verricht. Nu City Outdoor Media vorenstaande heeft nagelaten, wordt de gevorderde vergoeding afgewezen.
2.9.
Ster Airconditioning wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten worden vastgesteld op € 86,37 aan explootkosten en € 972,- aan griffierecht. Aan gemachtigdensalaris wordt in totaal vierenhalve punt à € 498,- toegekend, te weten
€ 2.241,-.
2.10.
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als in de beslissing vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
in reconventie
2.11.
Ster Airconditioning heeft bij brief van 14 juli 2021 voorts te kennen gegeven dat zij een schadevergoeding eist voor de door haar geleden schade. In het tussenvonnis is de vordering in reconventie echter reeds afgewezen en is Ster Airconditioning veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van City Outdoor Media vastgesteld op nihil.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt Ster Airconditioning om aan City Outdoor Media tegen kwijting te betalen € 16.751,17 aan hoofdsom en € 3.356,65 aan verschenen rente, vermeerderd met de overeengekomen rente van 1% per maand over € 16.751,17 vanaf 16 november 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Ster Airconditioning in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van City Outdoor Media vastgesteld op € 1.058,37 aan verschotten en € 2.241,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]