In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2021 een verzoek tot zorgmachtiging afgewezen, ingediend door de officier van justitie. De rechtbank had eerder de behandeling aangehouden om de betrokkene de gelegenheid te geven een eigen plan van aanpak op te stellen, maar dit plan bleek onvoldoende om het ernstig nadeel te voorkomen. De behandelaar gaf aan dat de betrokkene onvoldoende bereidheid toonde om zijn medicatie in te nemen en dat er geen vertrouwen was dat het eigen plan van aanpak kans van slagen zou hebben. De advocaat van de betrokkene stelde dat zij niet betrokken was bij het opstellen van het plan, wat leidde tot een te mager voorstel. De rechtbank oordeelde dat de behandelaren de betrokkene beter hadden moeten ondersteunen en dat de ambivalentie van de betrokkene ten aanzien van medicatie niet voldoende was om te concluderen dat er geen kans van slagen was voor het plan. De rechtbank benadrukte dat alternatieven voor de zorgmachtiging niet goed waren onderzocht, waardoor het verzoek werd afgewezen. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter mr. B. Krijnen en schriftelijk uitgewerkt op 22 januari 2021.