ECLI:NL:RBROT:2021:10421
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van een bestuursrechtelijke boete opgelegd aan een verzoekster wegens overtreding van de Wet dieren
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoekster had eerder een boete van € 2.500,- opgelegd gekregen vanwege een vermeende overtreding van de Wet dieren. Dit besluit werd genomen op 24 maart 2017. De verzoekster heeft bezwaar aangetekend tegen dit primaire besluit, maar dit bezwaar werd op 6 februari 2020 ongegrond verklaard door de minister. Hierop heeft de verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de procedure heeft de minister op 16 augustus 2021 aangegeven dat het bestreden besluit herzien moest worden en dat er een nieuwe beslissing op bezwaar zou volgen. De verzoekster heeft vervolgens op 17 augustus 2021 haar beroep ingetrokken en verzocht om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Op 31 augustus 2021 heeft de minister een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van de verzoekster gegrond werd verklaard en de proceskosten in bezwaar tot een bedrag van € 1.068,- werden toegewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoekster tegemoet is gekomen en dat de verzoekster proceskosten heeft gemaakt. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,- voor de rechtsbijstand en heeft bepaald dat de minister het door de verzoekster betaalde griffierecht van € 354,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.