ECLI:NL:RBROT:2021:10359

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
10-013799-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens eendaadse samenloop van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 met lichamelijk letsel als gevolg van een verkeersongeval onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 7 januari 2020 betrokken was bij een verkeersongeval in Hendrik-Ido-Ambacht. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft zich schuldig gemaakt aan een eendaadse samenloop van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Tijdens een achtervolging door de politie heeft hij verkeersregels in ernstige mate geschonden, waaronder het rijden met hoge snelheden, het negeren van verkeerssignalen en het inhalen op gevaarlijke wijze. Dit rijgedrag leidde tot een aanrijding met een tegemoetkomende auto, waarbij het slachtoffer ernstig letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en onvoorzichtig heeft gehandeld, wat resulteerde in de veroordeling tot een gevangenisstraf van 9 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een periode van 33 maanden. Daarnaast zijn er geldboetes opgelegd voor de overtredingen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-013799-20
Datum uitspraak: 21 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [gebooredatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte].

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 (primair), 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot:
  • ten aanzien van de feiten 1 (primair), 2, 3 en 4:
o een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
o ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen:
o voor feit 1 (primair) voor de duur van 18 maanden;
o voor feit 2 voor de duur van 6 maanden;
o voor feit 3 voor de duur van 9 maanden;
met aftrek van de periode waarin het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest;
  • ten aanzien van feit 5: een geldboete van € 400, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis;
  • ten aanzien van feit 6: een geldboete van € 400, subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Is het rijgedrag van verdachte zodanig dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Bij de vraag of sprake is van 'schuld' aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verbalisanten hebben uiteengezet dat en op welke wijze verdachte opvallend rijgedrag vertoonde. Zij zagen dat hij op de A16 ter hoogte van Ridderkerk en Hendrik-Ido-Ambacht reed met een veel hogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid van 100 kilometer per uur. Zij zagen verder dat hij het politievoertuig van verbalisanten daarbij rechts inhaalde. Korte tijd daarna zagen zij dat hij op de afrit naar Hendrik-Ido-Ambacht slingerend door één of meer bochten reed en op twee rijstroken tegelijk reed. Vervolgens zagen zij dat hij een personenauto rechts inhaalde terwijl hij daarbij reed over een verdrijvingsvlak. Aansluitend zagen zij dat verdachte zonder richting aan te geven de Ambachtsezoom opreed en aldaar bijna uit de bocht slipte.
De verbalisanten hebben deze waarnemingen korte tijd later vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen.
De politie wilde verdachte staande houden, maar zag dat verdachte zijn snelheid verhoogde. Er ontstond een achtervolging van verdachte. Verbalisanten gaven verdachte een stopteken met behulp van een met rood licht uitstralend stopbord. Op dat moment verhoogde verdachte opnieuw zijn snelheid. Inmiddels werd binnen de bebouwde kom gereden, waar een maximumsnelheid geldt van 50 kilometer per uur. Ook hier reed verdachte met een veel hogere snelheid dan die toegestane maximumsnelheid. Verbalisanten hebben toen de optische signalen van het politievoertuig aangezet, maar ook hierop reageerde verdachte niet. Hij negeerde in het vervolg (nog) een dubbele doorgetrokken streep en reed meermalen op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer. Daardoor kwam een tegemoetkomende auto in een bocht frontaal in aanrijding met het politievoertuig van verbalisanten.
Vast staat dat verdachte met zijn auto, een Audi, op 7 januari 2020, op de Gemeenlandskade te Hendrik-Ido-Ambacht via het trottoir en de berm tegen een geparkeerd voertuig is gebotst en vervolgens tegen een boom tot stilstand is gekomen.
Ook staat vast dat door het rijgedrag van verdachte een hem tegemoetkomende personenauto met het politievoertuig, die op dat moment verdachte achtervolgde, in aanrijding is gekomen, waardoor de bestuurder van die personenauto, [naam slachtoffer] (verder: het slachtoffer) letsel heeft opgelopen.
De rechtbank baseert deze vaststellingen op de verklaringen in het dossier en de resultaten van de verkeersongevallenanalyse, zoals die is uitgevoerd door de Dienst Regionale Recherche Forensische Opsporing Verkeersongevallenanalyse.
Daarnaast is door middel van een ademanalyse vastgesteld dat verdachte zijn auto bestuurde na fors teveel alcohol te hebben gebruikt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat derhalve vast dat het rijgedrag van verdachte in combinatie met het alcoholgebruik zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam is geweest en dat hij om die reden in die mate schuld heeft aan het ongeval.
Gevolgen van het ongeval
Het slachtoffer is na het verkeersongeval naar het Albert Schweitzer Ziekenhuis in Dordrecht gebracht. Zij had veel spierpijn over haar hele lichaam en kreeg daarvoor pijnstilling. Zij heeft aansluitend gedurende maanden tweemaal per week fysiotherapie gehad en haar rug is behandeld met acupunctuur. Zij heeft verklaard dat zij sinds het ongeval angst heeft om te rijden in het verkeer. Ook bleek zij gedurende een aanzienlijke tijd niet in staat haar werk als verzorgende IG in de thuiszorg te kunnen doen. De rechtbank stelt vast dat bij het slachtoffer na het ongeval medisch ingrijpen nodig is geweest en dat er sprake is van lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 6 WVW.
Het onder feit 1 primair ten laste gelegde kan worden bewezen in die zin dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
zeeronvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag van verdachte en als gevolg daarvan is bij het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel ontstaan dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zoals als bedoeld in betekenis van artikel 6 WVW.
Is het rijgedrag van verdachte zodanig geweest dat er sprake is van overtreding van artikel 5a van de WVW 1994?
Het onder feit 2 ten laste gelegde is toegesneden op artikel 5a van de WVW 1994.
De rechtbank moet in dat verband beoordelen of de verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
De verkeersregels
Op basis van de bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte de verkeersregels gedurende enige tijd in zeer ernstige mate heeft geschonden. Daarbij gaat het -in elk geval- om het met hoge snelheid een politievoertuig rechts inhalen, op twee rijstroken tegelijk rijden, een personenauto inhalen via een verdrijvingsvlak, binnen de bebouwde kom (veel) harder rijden dan de wettelijk toegestane maximumsnelheid, maar in elk geval veel harder rijden dan de snelheid die voor veilig verkeer ter plaatse verantwoord was, maar ook dat hij -in combinatie met een of meer van voornoemde verkeersgedragingen- geen richtingaanwijzers heeft gebruikt en ook dat hij een rood licht uitstralend stopbord van de politie heeft genegeerd. Tijdens en door deze achtervolging heeft verdachte er voor gezorgd dat uiteindelijk een tegemoetkomende auto vervolgens frontaal in aanrijding met het achtervolgend politievoertuig is gekomen.
In ernstige mate
Artikel 5a van de WVW 1994 heeft betrekking op ernstig
verkeersgevaarlijkgedrag.
In deze zaak heeft verdachte gedurende langere tijd, meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels in zeer ernstige mate en deels in onderlinge samenhang geschonden. Dat verkeersgedrag heeft meerdere zeer gevaarlijke (verkeers)situaties opgeleverd voorafgaand aan een ernstig ongeval.
Opzettelijk
Verdachte heeft deze verkeersregels opzettelijk geschonden. Het gaat immers om wilsgerichte handelingen in het verkeer, waarbij deze handelingen direct hebben geleid tot de beschreven verkeersgevaarlijke situaties.
Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels reëel voorzienbaar zijn geweest. In zijn algemeenheid is het voor ieder normaal mens en is het dus ook voor verdachte voorzienbaar geweest dat door dit rijgedrag op een veelheid aan plaatsen telkens een zeer gevaarlijke verkeerssituatie zou kunnen ontstaan. Op een veelheid aan kort na elkaar gelegen momenten had er door het rijgedrag van verdachte een zeer ernstig verkeersongeval kunnen ontstaan, met als gevolg ernstig letsel of erger voor medeweggebruikers, inclusief de inzittenden in zijn auto.
De rechtbank acht daarom ook bewezen dat er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of voor het leven van anderen te duchten was.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 5a van de WVW 1994.
Heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist of had kunnen weten dat aan anderen letsel en/of schade was toegebracht?
Verbalisanten verklaren dat zij de bestuurder van de Audi na de aanrijding niet zagen. Eén van de verbalisanten werd ter plaatse aangesproken door een, voor hem onbekende vrouw, die haar honden aan het uitlaten was. Zij verklaarde dat zij was aangesproken door een jongeman die uit de bosjes kwam lopen. De vrouw vertelde de verbalisant dat zij dacht dat die jongeman, die later bleek verdachte te zijn, de bestuurder van de Audi was. Verdachte is daarop aangehouden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of had kunnen weten dat aan anderen letsel en/of schade was toegebracht. Hij had zich direct moeten melden na het ongeval. Dat heeft hij niet gedaan, zodat hij niet heeft voldaan aan de verplichting die voortvloeit uit artikel 7 van de Wegenverkeerwet 1994.
Heeft verdachte gereden zonder te beschikken over een geldig rijbewijs?
Uit de achterzijde van het rijbewijs van verdachte blijkt dat zijn rijbewijs geldig was tot
1 augustus
2018. Het verkeersongeval heeft zich voorgedaan op 7 januari 2020. De rechtbank stelt daarmee vast dat verdachte reed met een ongeldig rijbewijs.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 3 en 6 ten laste gelegde is door verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde alsmede de feiten 2, 3, 4, 5 en 6 heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 7 januari 2020 te Hendrik-Ido-Ambacht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Gemeenlandskade
en andere wegen in Hendrik-Ido-Ambacht,welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar - - (op de Hendrik Ydenweg) een personenauto heeft ingehaald via een verdrijvingsvlak en
- zonder richting aan te geven de Ambachtsezoom is opgereden en aldaar bijna uit de bocht is geslipt en
terwijl het eerdergenoemde politievoertuig (inmiddels) achter hem, verdachte, reed met een rood licht uitstralend stopbord
- zijn snelheid verder heeft verhoogd tot ongeveer 80 km/u, terwijl op die Ambachtsezoom een maximumsnelheid van 50 km/u gold en
nadat ook de optische signalen van dat politievoertuig waren aangezet
- een op die Ambachtsezoom aangebrachte dubbele doorgetrokken streep heeft genegeerd en (aldaar) meermalen op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden en/of
- op twee rotondes over het verhoogde deel daarvan heeft gereden en (daardoor) niet voldoende controle heeft gehouden over het voertuig en slingerend heeft gereden en
- met die (nog immer) veel te hoge snelheid een woonwijk is ingereden ennadat tevens de geluidsignalen van het politievoertuig waren aangezet
- op de Gemeenlandskade met die te hoge snelheid, in ieder geval met een gelet op de wegsituatie veel te hoge snelheid, een scherpe bocht naar rechts is ingereden, waardoor hij, verdachte, het verloop van de weg in die bocht niet kon volgen ende controle over het voertuig is verloren en op de rijstrook voor het hem tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen,
als gevolg waarvan:
- de bestuurder van een hem tegemoetkomende personenauto, genaamd [naam slachtoffer] in die bocht frontaal in aanrijding is gekomen met dat meergenoemde politievoertuig en- hij, verdachte, via het trottoir en de berm tegen een geparkeerd voertuig is gebotst en (vervolgens) tegen een boom tot stilstand is gekomen,
een en ander ten einde zich te onttrekken aan een staandehouding;
waardoor die [naam slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcohol;
(
art 6 Wegenverkeerswet 1994)
2.
hij op 7 januari 2020 te Ridderkerk en Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door met dat motorrijtuig:
- op de Rijksweg A16 in of ter hoogte van Ridderkerk en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, met snelheden van ongeveer 140 en 160 km/u te rijden, zijnde een veel hogere snelheid dan de maximumsnelheid ter plaatse van 100 km/u en
- aldaar (een als zodanig herkenbaar politievoertuig) rechts in te halen en
- op de afrit naar Hendrik-Ido-Ambacht slingerend door één of meer bochten te rijden en op twee rijstroken tegelijk te rijden en
- (op de Hendrik Ydenweg) een personenauto in te halen via een verdrijvingsvlak en
- zonder richting aan te geven de Ambachtsezoom op te rijden en/of aldaar bijna uit de bocht te slippen en
terwijl het eerdergenoemde politievoertuig (inmiddels) achter hem, verdachte, reed met een rood licht uitstralend stopbord
- zijn snelheid verder te verhogen tot ongeveer 80 km/u, terwijl op die Ambachtsezoom een maximumsnelheid van 50 km/u gold en nadat ook de optische signalen van dat politievoertuig waren aangezet
- een op die Ambachtsezoom aangebrachte dubbele doorgetrokken streep te negeren en (aldaar) meermalen op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer te rijden en
- op twee rotondes over het verhoogde deel daarvan te rijden en (daardoor) niet voldoende controle had over het voertuig en/of slingerend heeft gereden en
- met die (nog immer) veel te hoge snelheid een woonwijk in te rijden en
nadat tevens de geluidsignalen van het politievoertuig waren aangezet
- op de Gemeenlandskade met die te hoge snelheid, in ieder geval met een gelet op de wegsituatie veel te hoge snelheid, een scherpe bocht naar rechts in te rijden, waardoor hij, verdachte, het verloop van de weg in die bocht niet kon volgen en
de controle over het voertuig is verloren en op de rijstrook voor het hem tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen,
als gevolg waarvan:
- de bestuurder van een hem tegemoetkomende personenauto, genaamd [naam slachtoffer] in die bocht frontaal in aanrijding is gekomen met dat meergenoemde politievoertuig en
- hij, verdachte, via het trottoir en de berm tegen een geparkeerd voertuig is gebotst en (vervolgens) tegen een boom tot stilstand is gekomen,
een en ander ten einde zich te onttrekken aan een staandehouding en
hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcohol;
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(
art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
3.
hij op 7 januari 2020 te Ridderkerk en Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994)
4.
hij, op 7 januari 2020, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Hendrik-Ido-Ambacht op de Gemeenlandskade, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen (te weten [naam slachtoffer], [naam] en een politievoertuig) letsel en/of schade was toegebracht;
(
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
5.
hij op 7 januari 2020 te Ridderkerk en Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, terwijl het rijbewijs, dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, te weten categorie B, en voornoemd rijbewijs (ingevolge artikel 25a van het Reglement rijbewijzen) voor een beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren;
(
art 107 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
6.
hij op 7 januari 2020 te Ridderkerk en Hendrik-Ido-Ambacht althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kentekennummer], daarmede heeft gereden op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
(
art 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Eendaadse samenloop van (1 t/m 3):
Ten aanzien van feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a van deze wet;
en
Ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
en
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 4:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 5:
overtreding van artikel 107, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 6:
als bestuurder van een motorrijtuig daarmee op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft diverse verkeersregels opzettelijk in zeer ernstige mate geschonden en heeft daarmee levensgevaarlijk gehandeld ten opzichte van andere verkeersdeelnemers en twee inzittenden in zijn eigen auto. Zijn rijgedrag heeft uiteindelijk geleid tot een aanrijding tussen het slachtoffer in haar auto met het politievoertuig dat verdachte achtervolgde. Het slachtoffer heeft aan dit ongeval dusdanig letsel overgehouden dat zij gedurende langere tijd haar werk niet heeft kunnen doen en nog altijd angstig is in het verkeer.
De rechtbank rekent dat verdachte stevig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor alcoholgerelateerde verkeersmisdrijven.
Het uitgangspunt voor de afdoening van dit totaal aan strafbare feiten is een aantal maanden gevangenisstraf en een forse ontzegging van de rijbevoegdheid. Daarbij behoort niet alleen het aspect vergelding betrokken te worden, maar ook speciale en generale preventie. Verdachte en andere weggebruikers worden wellicht weerhouden van soortgelijk verkeersgedrag indien dergelijk zeer verwijtbaar verkeersgedrag hoogstwaarschijnlijk leidt tot een niet onaanzienlijke vrijheidsstraf.
Alles afwegend wordt passend en geboden geacht dat verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van
9 maandenen een zeer forse ontzegging van de rijbevoegdheid. Omdat de ontzegging van de rijbevoegdheid een bijkomende straf is, is deze straf opgelegd bij meerdere feiten. Met betrekking tot de onder 5 en 6 bewezen verklaarde feiten wordt tweemaal een geldboete van € 400,00 passend en geboden geacht.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24a, 24c, 55, 57, 60 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
ontzegtde verdachte ten aanzien van feit 1 (primair)
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
18 (achttien) maanden;
ontzegtde verdachte ten aanzien van feit 2
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
ontzegtde verdachte ten aanzien van feit 3
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 5 tot een geldboete van
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 6 tot een
geldboete van € 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.H. van der Wal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Hendrik-Ido-Ambacht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Gemeenlandskade,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- op de Rijksweg A16 in of ter hoogte van Ridderkerk en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, met snelheden van ongeveer 140 en 160 km/u heeft gereden, zijnde een veel hogere snelheid dan de maximumsnelheid ter plaatse van 100 km/u en/of
- aldaar (een als zodanig herkenbaar politievoertuig) rechts heeft ingehaald en/of
- op de afrit naar Hendrik-Ido-Ambacht slingerend door één of meer bochten is gereden en/of op twee rijstroken tegelijk heeft gereden en/of
- (op de Hendrik Ydenweg) een personenauto heeft ingehaald via een verdrijvingsvlak en/of
- zonder richting aan te geven de Ambachtsezoom is opgereden en/of aldaar bijna uit de bocht is geslipt en/of
terwijl het eerdergenoemde politievoertuig (inmiddels) achter hem, verdachte, reed met een rood licht uitstralend stopbord
- zijn snelheid verder heeft verhoogd tot ongeveer 80 km/u, terwijl op die Ambachtsezoom een maximumsnelheid van 50 km/u gold en/of
nadat ook de optische signalen van dat politievoertuig waren aangezet
- een op die Ambachtsezoom aangebrachte dubbele doorgetrokken streep heeft genegeerd en/of (aldaar) meermalen op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden en/of
- op twee rotondes over het verhoogde deel daarvan heeft gereden en/of (daardoor) niet voldoende controle heeft gehouden over het voertuig en/of slingerend heeft gereden en/of
- met die (nog immer) veel te hoge snelheid een woonwijk is ingereden en/of
nadat tevens de geluidsignalen van het politievoertuig waren aangezet
- op de Gemeenlandskade met die te hoge snelheid, in ieder geval met een gelet op de wegsituatie veel te hoge snelheid, een scherpe bocht naar rechts is ingereden, waardoor hij, verdachte, het verloop van de weg in die bocht niet kon volgen en/of
de controle over het voertuig is verloren en/of op de rijstrook voor het hem tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen,
als gevolg waarvan:
- de bestuurder van een hem tegemoetkomende personenauto, genaamd [naam slachtoffer], moest uitwijken en/of (vervolgens) in die bocht frontaal in botsing of aanrijding is gekomen met dat meergenoemde politievoertuig en/of
- hij, verdachte, via het trottoir en de berm tegen een geparkeerd voertuig is gebotst en/of (vervolgens) tegen een boom tot stilstand is gekomen,
een en ander ten einde zich te onttrekken aan een staandehouding;
waardoor die [naam slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcohol;
(
art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair,
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Hendrik-Ido-Ambacht als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Gemeenlandskade, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- op de Rijksweg A16 in of ter hoogte van Ridderkerk en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, met snelheden van ongeveer 140 en 160 km/u heeft gereden, zijnde een veel hogere snelheid dan de maximumsnelheid ter plaatse van 100 km/u
en/of
- aldaar (een als zodanig herkenbaar politievoertuig) rechts heeft ingehaald en/of
- op de afrit naar Hendrik-Ido-Ambacht slingerend door één of meer bochten is gereden en/of op twee rijstroken tegelijk heeft gereden en/of
- (op de Hendrik Ydenweg) een personenauto heeft ingehaald via een verdrijvingsvlak en/of
- zonder richting aan te geven de Ambachtsezoom is opgereden en/of aldaar bijna uit de bocht is geslipt en/of
terwijl het eerdergenoemde politievoertuig (inmiddels) achter hem, verdachte, reed met een rood licht uitstralend stopbord
- zijn snelheid verder heeft verhoogd tot ongeveer 80 km/u, terwijl op die Ambachtsezoom een maximumsnelheid van 50 km/u gold en/of
nadat ook de optische signalen van dat politievoertuig waren aangezet
- een op die Ambachtsezoom aangebrachte dubbele doorgetrokken streep heeft genegeerd en/of (aldaar) meermalen op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden en/of
- op twee rotondes over het verhoogde deel daarvan heeft gereden en/of (daardoor) niet voldoende controle heeft gehouden over het voertuig en/of slingerend heeft gereden en/of
- met die (nog immer) veel te hoge snelheid een woonwijk is ingereden en/of
nadat tevens de geluidsignalen van het politievoertuig waren aangezet
- op de Gemeenlandskade met die te hoge snelheid, in ieder geval met een gelet op de wegsituatie veel te hoge snelheid, een scherpe bocht naar rechts is ingereden, waardoor hij, verdachte, het verloop van de weg in die bocht niet kon volgen en/of
de controle over het voertuig is verloren en/of op de rijstrook voor het hem tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen,
waardoor:
- de bestuurder van een hem tegemoetkomende personenauto, genaamd [naam slachtoffer], moest uitwijken en/of (vervolgens) in die bocht frontaal in botsing of aanrijding is gekomen met dat meergenoemde politievoertuig en/of
- hij, verdachte, via het trottoir en de berm tegen een geparkeerd voertuig is gebotst en/of (vervolgens) tegen een boom tot stilstand is gekomen,
een en ander ten einde zich te onttrekken aan een staandehouding;
(
art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Ridderkerk en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door met dat motorrijtuig:
- op de Rijksweg A16 in of ter hoogte van Ridderkerk en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, met snelheden van ongeveer 140 en 160 km/u te rijden, zijnde een veel hogere snelheid dan de maximumsnelheid ter plaatse van 100 km/u en/of
- aldaar (een als zodanig herkenbaar politievoertuig) rechts in te halen en/of
- op de afrit naar Hendrik-Ido-Ambacht slingerend door één of meer bochten te rijden en/of op twee rijstroken tegelijk te rijden en/of
- (op de Hendrik Ydenweg) een personenauto in te halen via een verdrijvingsvlak en/of
- zonder richting aan te geven de Ambachtsezoom op te rijden en/of aldaar bijna uit de bocht te slippen en/of
terwijl het eerdergenoemde politievoertuig (inmiddels) achter hem, verdachte, reed met een rood licht uitstralend stopbord
- zijn snelheid verder te verhogen tot ongeveer 80 km/u, terwijl op die Ambachtsezoom een maximumsnelheid van 50 km/u gold en/of
nadat ook de optische signalen van dat politievoertuig waren aangezet
- een op die Ambachtsezoom aangebrachte dubbele doorgetrokken streep te negeren en/of (aldaar) meermalen op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer te rijden en/of
- op twee rotondes over het verhoogde deel daarvan te rijden en/of (daardoor) niet voldoende controle had over het voertuig en/of slingerend heeft gereden en/of
- met die (nog immer) veel te hoge snelheid een woonwijk in te rijden en/of
nadat tevens de geluidsignalen van het politievoertuig waren aangezet
- op de Gemeenlandskade met die te hoge snelheid, in ieder geval met een gelet op de wegsituatie veel te hoge snelheid, een scherpe bocht naar rechts in te rijden, waardoor hij, verdachte, het verloop van de weg in die bocht niet kon volgen en/of
de controle over het voertuig is verloren en/of op de rijstrook voor het hem tegemoetkomende verkeer is terechtgekomen,
als gevolg waarvan:
- de bestuurder van een hem tegemoetkomende personenauto, genaamd [naam slachtoffer], moest uitwijken en/of (vervolgens) in die bocht frontaal in botsing of aanrijding is gekomen met dat meergenoemde politievoertuig en/of
- hij, verdachte, via het trottoir en de berm tegen een geparkeerd voertuig is gebotst en/of (vervolgens) tegen een boom tot stilstand is gekomen,
een en ander ten einde zich te onttrekken aan een staandehouding en/of
hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcohol;
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(
art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
3.
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Ridderkerk en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994)
4.
hij, op of omstreeks 7 januari 2020, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Hendrik-Ido-Ambacht op de Gemeenlandskade, de plaats van dat ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen (te weten [naam slachtoffer], [naam] en een politievoertuig) letsel en/of schade was toegebracht;
(
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
5.
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Ridderkerk en/of Hendrik-Ido-Ambacht, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, terwijl het rijbewijs, dat voor het besturen van die categorie motorrijtuigen was vereist, te weten categorie B, en voornoemd rijbewijs (ingevolge artikel 25a van het Reglement rijbewijzen) voor een beperkte termijn was afgegeven, zijn geldigheid had verloren;
(
art 107 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
6.
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Ridderkerk en/of Hendrik-Ido-Ambacht althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kentekennummer], daarmede heeft gereden op voor het openbaar verkeer openstaande wegen, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
(
art 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen)