Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
10/207000-20
22 januari 2021
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zich zal melden bij de reclassering, zal deelnemen aan de gedragsinterventie Cova Plus of een andere gedragstraining gericht op cognitieve vaardigheden, op geen enkele wijze contact zal hebben met [naam aangever 1] en [naam aangever 2] , zich zal bevinden op het adres [adres] (met elektronische controle), zich zal inspannen voor het vinden van een dagbesteding en legaal inkomen en zal meewerken aan middelencontrole, en
- teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen goed.
4..Waardering van het bewijs
wehebben je zoon”) ook op betrokkenheid van de verdachte bij het onder 3 ten laste gelegde. Tot slot heeft de verdachte die avond en de volgende dag tekstberichten gestuurd naar de aangever, onder andere met de tekst: “Als is geregeld?”, en zijn voicemail ingesproken, waaruit volgt dat hij ook na het plegen van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten nog tot doel had geld van de aangever te verkrijgen. De rechtbank ziet dat als bevestiging van de gepoogde afpersing van de vader van de aangever.
s(in het gezicht) te slaan, en
sslaan (in het gezicht van) de [naam slachtoffer 2] , en
oortgelijke aard en/of strekking en
5..Strafbaarheid feiten
1..en 2.
de eendaadse samenloop van:
3..en 4.
telkens poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..In beslag genomen voorwerpen
9..Vordering benadeelde partij
10..Schadevergoedingsmaatregel
11..Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.. Bijlagen
13..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
een gedeelte, groot 8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
van € 140,- (zegge: honderdveertig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 640,-(hoofdsom,
zegge: zeshonderdveertig euro), bestaande uit € 140,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 640,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
12 (twaalf) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam benadeelde 2] te betalen
€ 500,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.