Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2021 in de zaak tussen
[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
In aanvulling op het voorgaande heeft eiser ter zitting verklaard dat hij zich in januari 2020 opnieuw heeft ziekgemeld waarna hem wel een ZW-uitkering is toegekend en dat deze uitkering na de EZWb is verlengd. Eiser heeft hierbij verklaard dat zijn medische situatie toen het zelfde was als ten tijde van de datum in geding en dat er zich in de tussentijd geen bijzonderheden hebben voorgedaan.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiser, gelet op zijn beperkingen, in staat is vanaf de datum in geding (2 december 2019) ten minste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
De rechtbank acht echter de medische beoordeling van 2 februari 2021, gelet op de uit het dossier gebleken langlopende psychische problematiek van eiser, navolgbaar. Het enkele feit dat de behandelaar van eiser bij brief van 6 oktober 2020 beschrijft dat de afgelopen maanden veel ingrijpende gebeurtenissen hebben plaatsgevonden waarna eiser meer depressieve klachten en angstklachten heeft gekregen, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er vanuit moet worden gegaan dat eiser rond de datum in geding terecht arbeidsgeschikt is geacht. Overigens acht de rechtbank de omschreven periode van ‘de afgelopen maanden’ daarvoor ook te onbepaald. Deze periode zou ook heel wel nog kunnen zien op het voorafgaande jaar waarin eisers schoonmoeder en stiefvader zijn overleden en waarin het bedrijf van eiser failliet is gegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook onvoldoende onderbouwd en gemotiveerd dat eiser op de datum in geding wel als arbeidsgeschikt dient te worden aangemerkt, terwijl hij dat vanaf 7 januari 2020 niet langer zou zijn onder nagenoeg dezelfde omstandigheden. Dit leidt ertoe dat het beroep gegrond dient te worden verklaard en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).