ECLI:NL:RBROT:2021:1033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
10-158387-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring groepsverkrachting en bezit van kinder- en dierenporno

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die deel uitmaakte van een groep mannen die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van een veertienjarig meisje. De verdachte werd ook beschuldigd van het bezit van kinder- en dierenpornografisch materiaal op zijn telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen in een woning in Rotterdam in de zomer van 2016. De seksuele handelingen zijn gefilmd en op sociale media verspreid, wat heeft geleid tot ernstige emotionele schade voor het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld en deze ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en afgeluisterde gesprekken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel van vijf jaar, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte schuldig bevonden aan het bezit van kinder- en dierenporno, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft aangemerkt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 9.000,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-158387-20
Datum uitspraak: 12 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad,
raadsman mr. W.H.J.W. de Brouwer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met [naam aangeefster] (geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster] );
  • toepassing van (telkens) 1 week hechtenis bij overtreding van dat verbod met een maximum van 6 maanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Er is onvoldoende steunbewijs voorhanden om tot een veroordeling te kunnen komen. De enkele verklaring van aangeefster is daarvoor onvoldoende. Bovendien zijn de aangifte en hierop volgende verklaringen van de aangeefster niet in overeenstemming met andere verklaringen die zich in het dossier bevinden. Voorts valt niet uit te sluiten dat de verklaring van aangeefster door beïnvloeding is ontstaan waardoor terughoudendheid dient te worden betracht bij het gebruik van haar verklaring voor het bewijs.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde opgemerkt dat de verdachte zich niet bewust is geweest van de aanwezigheid van de op zijn telefoon aangetroffen kinder- en dierenpornofilmpjes, nu aan hem toegestuurde filmpjes via WhatsApp automatisch werden opgeslagen op zijn telefoon.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1
Vaststaande feiten
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Vaststaat dat de aangeefster [naam aangeefster] in de zomer van 2016 seks heeft gehad met meerdere mannen tegelijk. Een gedeelte van deze seks is gefilmd door één van de verdachten. De seksuele handelingen die op deze videobeelden (hierna: het filmpje) zijn te zien, worden omschreven door een gecertificeerd zedenrechercheur en zijn geverbaliseerd in een proces-verbaal van bevindingen. Uit dit proces-verbaal van bevindingen blijkt onder andere dat op het filmpje is te zien dat de naakte aangeefster met vijf mannen in een slaapkamer is. Aangeefster zit eerst op haar handen en knieën op een eenpersoonsbed. Terwijl zij een man pijpt, wordt zij door een andere man van achteren gepenetreerd. Op een bepaald moment is te zien dat aangeefster een andere man pijpt en op haar zij op het bed wordt gelegd. Weer een andere man penetreert haar van achteren, terwijl zij eerder genoemde man blijft pijpen.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster en steunbewijs
De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster betrouwbaar en zal de aangifte gebruiken voor het bewijs. De aangeefster heeft gedetailleerd en consistent verklaard over de groepsseks die heeft plaatsgevonden in een woning aan de [straatnaam] te Rotterdam. Zij heeft verklaard dat zij in de zomer van 2016 met haar toenmalige vriend, [naam 1] (hierna: [naam 1] ), naar de woning is gegaan, omdat daar een feestje zou zijn van een neef van [naam 1] die net vrij zou zijn gekomen. Nadat [naam 1] plots van dat feestje is vertrokken, heeft de groepsseks plaatsgevonden.
Haar verklaring wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Niet alleen door het filmpje, waaruit blijkt dat daadwerkelijk groepsseks heeft plaatsgevonden en ook op de manier waarop en waar het heeft plaatsgevonden zoals aangeefster heeft verklaard, maar ook door de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ). Hij heeft onder meer verklaard dat hij deel heeft uitgemaakt van de groep mannen die seks heeft gehad met de aangeefster en dat zij haar afwisselend vaginaal hebben gepenetreerd en door haar werden gepijpt. Aangeefster werd steeds door iemand van achteren vaginaal gepenetreerd, terwijl een ander tegelijkertijd door haar werd gepijpt.
Betrokkenheid verdachte
Eén van de vragen die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte één van voornoemde mannen is. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat de aangeefster de verdachte herkent als zijnde één van de mannen die haar seksueel heeft misbruikt. Voorts is op het filmpje te zien dat één van de mannen twee zilveren ringen draagt. Op een foto afkomstig uit de telefoon van de verdachte is te zien dat de verdachte ringen draagt, overeenkomstig de ringen die zijn te zien op het filmpje. Voorts is een gesprek afgeluisterd dat tussen verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) op 7 september 2020 in een arrestantenbusje heeft plaatsgevonden. Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
“Verdachte: Nadat het met ons gebeurd is heeft [naam 2] nog contact met haar gehouden en is haar rustig blijven neuken aan de andere kant.
[naam medeverdachte 2] : jaah, maar het zijn haar mensen die tegen haar gezegd hebben dat ze moet gaan praten.
Verdachte: jaah haar zus/broer, als dit niet online gezet was dan was er niks gebeurd maar nu heeft haar vader en haar moeder het gezien. Haar vrienden en familie hebben dat allemaal gezien. Logisch dat ze dit gaat doen ze zal zelf liegen als ze moet dat we haar misbruikt hebben. Maar we hebben haar niet misbruikt broer ze wilde zelf maar jaah broer. Die griet die het op internet gezet heeft en vlak daarna heeft [naam 1] ook nog iets gezet en toen heeft die griet aangifte gaan doen tegen ons allemaal.”.
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat beide verdachten aanwezig waren bij de groepsseks.
De rechtbank leidt de aanwezigheid van de verdachte ook af uit het tapgesprek dat heeft plaatsgevonden tussen medeverdachte [naam medeverdachte 1] en zijn vriendin waarin [naam medeverdachte 1] zegt niet te hebben gezegd dat “ [naam 3] ” en “ [naam 4] ” daar waren. Uit het dossier blijkt dat [naam 3] één van de bijnamen is van de verdachte. Voorts bevindt zich in het dossier een tapgesprek tussen de verdachte en [naam medeverdachte 1] over de verhoren die hebben plaatsgevonden in dit onderzoek waarin de verdachte aangeeft dat hij ook een foutje heeft gemaakt en hij denkt dat hij het langst van iedereen moet gaan zitten.
Voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte één van de mannen is die op het filmpje is te zien en die seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster.
Dwang
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bij de seksuele handelingen die met de aangeefster zijn verricht, sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 Sr. Hiervan is sprake wanneer de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil verricht of heeft ondergaan. Doorslaggevend bij die vraag is of het slachtoffer heeft gedaan of toegestaan wat zij zonder de dwang niet zou hebben gedaan of toegestaan. Hierbij gaat het om de totale bedreigende situatie die mede door de daad van de verdachte wordt geschapen.
Voor de beantwoording van deze vraag, is het volgende relevant.
Volgens de verklaringen van de aangeefster en medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft eerst seks in de badkamer plaatsgevonden alvorens de seks in de slaapkamer heeft plaatsgevonden. Tijdens de seks in de badkamer hebben twee of drie mannen seks met de aangeefster gehad. Naar het oordeel van de rechtbank kan de dwang bewezen worden verklaard vanaf het moment dat de aangeefster naar de kleine slaapkamer wordt gebracht alwaar alle vijf de mannen, met twee tegelijk, met haar seks hebben gehad. Het begin van deze seks is door één van de verdachten gefilmd. De rechtbank ziet op het filmpje dat de vijf volwassen mannen over de regie beschikten in tegenstelling tot de minderjarige aangeefster. De mannen bepaalden welke seksuele handelingen werden verricht, met wie en vanuit welke positie. Zo is op het filmpje te zien dat één van de mannen aangeefster in een bepaalde positie op het bed neerlegt en is te horen dat een mannenstem instructies geeft met betrekking tot hoe aangeefster haar benen moet houden. Ook is te zien dat het hoofd van aangeefster wordt beetgepakt door de verdachte die op dat moment gepijpt wordt. Op de mededeling van aangeefster dat de mannen een nieuwe condoom om moeten doen, zegt een mannenstem “nee”. Voorts hoort de rechtbank op het filmpje aangeefster kreunen van de pijn en ongemak. Het had verdachten, gezien voorgaande, duidelijk moeten zijn dat aangeefster tegen haar wil seks had met hen.
Naar het oordeel van de rechtbank leiden deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster de seksuele handelingen tegen haar wil heeft verricht en ondergaan en dat dus sprake is geweest van dwang.
Medeplegen
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten in een kleine slaapkamer seksuele handelingen verricht met de aangeefster. Dit is steeds per twee verdachten tegelijk gebeurd en hierbij werd steeds van verdachten gewisseld, zoals hiervoor is omschreven. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen bewezen.
Feiten 2 en 3
Vaststaat dat op de telefoon van de verdachte in de map “video’s” video’s zijn aangetroffen die volgens een gecertificeerd zedenrechercheur kinder- en dierenpornografisch beeldmateriaal bevatten. De rechtbank is van oordeel dat de gebruiker van een telefoon in beginsel wordt geacht bekend te zijn met datgene wat zich op die telefoon bevindt, tenzij anders is gebleken. Daarvan is in dit geval geen sprake. In tegenstelling tot hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat uit het afgeluisterde gesprek, dat tussen verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] op 7 september 2020 in de arrestantenbus heeft plaatsgevonden, blijkt dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de aanwezigheid van dergelijke filmpjes op zijn telefoon. Nu de verdachte wist dat hij het kinder- en dierenpornografisch beeldmateriaal had ontvangen op WhatsApp en hij dit beeldmateriaal niet van zijn telefoon en uit zijn WhatsApp-media heeft verwijderd, heeft hij naar het oordeel van de rechtbank opzet gehad op het bezit van deze kinder- en dierenporno. De omstandigheid dat de verdachte zich niet bewust was van het feit dat beelden, toegestuurd via WhatsApp, tevens worden opgeslagen op de telefoon, doet hier niet aan af. Zolang de video’s niet zijn verwijderd, blijven zij ook via WhatsApp beschikbaar voor de gebruiker van de telefoon. Ook in dat geval is sprake van opzettelijk bezit.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
primairhij in de periode 1 juni 2016 tot en met 31 augustus
2016,
te Rotterdam, in een woning aan de [straatnaam] ,tezamen en in vereniging met anderen,
door feitelijkheden [naam slachtoffer] hebben
gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
hebbende verdachte en zijn mededaders die [naam slachtoffer]
gedwongen te dulden dat verdachte enzijn mededaders
hun, verdachtes, penis in de vagina en in de mond van die [naam slachtoffer]
duwden,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte en zijn mededaders
- die [naam slachtoffer] hebben gebracht naar de
slaapkameren die [naam slachtoffer] meermalen hebben
vastgehouden en/of vastgepakt (terwijl één of meer van zijn,
verdachtes, mededaders, hun penissen duwden in de vagina en
de mond van die [naam slachtoffer] )
(aldus) voor die [naam slachtoffer] een dusdanige
intimiderende situatie hebben gecreëerd dat die [naam slachtoffer] zich daaraan
niet durfde te onttrekken;
2.
hij op 15 juni 2020 in Nederland,
een gegevensdrager bevattende afbeeldingen
,te
weten een mobiele telefoon (merk/type Iphone
5)
,van
eenseksuele gedraging,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is
betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad,
welke seksuele gedraging - zakelijk weergegeven - bestond uit het door een
dier aanraken van het geslachtsdeel
van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
(bestandsnaam: [bestandsnaam 1] )
3.
hij op 15 juni 2020 in Nederland,
een
gegevensdrager, te weten mobiele telefoon (merk/type Iphone
5)
,in bezit
heeft gehad, bevattende een filmfragment, terwijl op dat filmfragment
een ontuchtige handeling zichtbaar is waarbij een mens en een dier
zijn betrokkenof schijnbaar zijn betrokken,
welke ontuchtige handeling bestond uit het door een dier,
te weten een hond, likken van het geslachtsdeel van een
vrouw.
(bestandsnaam: [bestandsnaam 2] )
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 2:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben,
feit 3:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep mannen die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van een meisje van veertien jaar oud.
Op enig moment, in de zomer van 2016, is het slachtoffer met haar toenmalige vriend naar een woning van één van zijn vrienden gegaan, waar een feestje zou zijn. Vervolgens is de toenmalige vriend weggegaan en hebben vijf mannen die in die woning aanwezig waren, in die woning seks met het slachtoffer gehad. Het slachtoffer heeft de mannen om de beurt moeten pijpen, terwijl zij door één van hen van achteren werd gepenetreerd. Hierbij werd door de mannen steeds afgewisseld. De mannen hebben hierbij de regie gevoerd. Dit alles heeft plaatsgevonden in een kleine slaapkamer waar het slachtoffer werd omringd door de mannen en nagenoeg geen bewegingsvrijheid had. Het slachtoffer durfde zich in deze situatie niet aan hen te onttrekken en was overgeleverd aan de grillen van de verdachte en zijn mededaders. Bovendien is een gedeelte van deze seks door één van de mannen gefilmd en op het internet beland. Het filmpje is gedeeld via sociale media en op een pornowebsite geplaatst. Familieleden, vrienden en bekenden van de aangeefster en talloze onbekenden hebben dit filmpje bekeken. Dit heeft sterke gevoelens van schaamte bij het slachtoffer veroorzaakt.
De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens botgevierd en zich niet bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het jonge slachtoffer. Zij hebben haar seksueel misbruikt en haar behandeld als gebruiksvoorwerp. Het is een feit van algemene bekendheid dat feiten als deze vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Dat dit ook bij het slachtoffer het geval is, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, waarin zij aangeeft wat voor emotionele schade zij heeft ondervonden van het feit, de negatieve gevolgen daarvan voor - onder meer – haar schoolprestaties en dat zij vanwege dit voorval naar het buitenland is verhuisd. De verdachte heeft daar met zijn handelen een aandeel in gehad.
Daarbij komt dat de verdachte op zijn telefoon video’s in zijn bezit heeft gehad, die kinder- en dierenpornografisch materiaal bevatten. Het bezit van kinderporno is zeer kwalijk, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Met het in bezit hebben van kinderporno heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno en daarmee ook het misbruik en de exploitatie van die kinderen. Het in bezit hebben van dierenpornografie is eveneens schadelijk voor de betrokkenen. De integriteit van mensen en dieren moet worden beschermd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Arts in opleiding tot specialist [naam 5] , heeft onder supervisie van psychiater [naam 6] , een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 januari 2021. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking. Deze verstandelijke beperking was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig. Vanwege de proceshouding van de verdachte is het onmogelijk om inzicht te krijgen in de precieze doorwerking van de ontwikkelingsstoornis op het ten laste gelegde.
Omdat onderzoekers niet tot een advies omtrent het toerekenen kunnen komen vanwege de proceshouding van de verdachte, laten onderzoekers het aan de rechtbank
of een strafrechtelijk kader nodig wordt geacht om gespecialiseerde begeleiding te realiseren.
Psycholoog [naam 7] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
28 december 2020. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Ook volgens de psycholoog is sprake van een licht verstandelijke beperking bij de verdachte. Hier was ook sprake van ten tijde van het ten laste gelegde.
Vanwege het feit dat de verdachte niet over het ten laste gelegde heeft willen spreken, heeft onderzoeker de hem ten laste gelegde feiten niet kunnen exploreren. Eventuele onderliggende drijfveren en motieven blijven zodoende onbekend. Er is ook niet zonder meer een verband te leggen tussen de geconstateerde licht verstandelijke beperking en het hem ten laste gelegde gedrag, zodanig dat er vanuit gedragsdeskundig oogpunt van een duidelijke doorwerking kan worden gesproken. Onderzoeker onthoudt zich dan ook van een advies omtrent een verband diagnose en ten laste gelegde en de mate van toerekenen.
Het bovenstaande wijst wat onderzoeker betreft op een beperkt recidiverisico op herhaling van seksueel delict gedrag, maar gezien de in het bovenstaande reeds benoemde beperkingen, kan onderzoeker hieromtrent onvoldoende onderbouwde uitspraken doen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
24 september 2020, en een aanvullend rapport, gedateerd 19 januari 2021. Deze rapporten houden onder andere het volgende in.
Op basis van het strafblad kan niet worden gesproken van een delict patroon. Het basis recidiverisico van de verdachte, vastgesteld door de STATIC 99-R, komt uit op matig-laag. De OXREC (Oxford Risk of Recidivism tool), een actuarieel instrument dat het risico op algemene- en geweldsrecidive meet, schat het recidiverisico in als laag-gemiddeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt hierbij uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.
De verdediging heeft verzocht een grotendeels voorwaardelijke straf op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de ernst van de feiten.
In strafverminderende zin wordt rekening gehouden met de ouderdom van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Daarentegen werkt de jonge leeftijd van het slachtoffer strafverzwarend.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 (vijf) jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] .
Nu het slachtoffer heeft verklaard dat twee van de verdachten haar na het plegen van het onder 1 bewezen verklaarde feit hebben lastig gevallen op straat, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte zich (opnieuw) belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. Daarom wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft mevrouw [naam benadeelde] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor gehele toewijzing vatbaar is, nu deze eenvoudig van aard is en voldoende is onderbouwd. De officier van justitie heeft verzocht daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. Er is meer partijdebat alsmede een aanvullende bewijslevering vereist over de civiele aspecten dan in dit strafproces wordt geboden. Zo is van geestelijk letsel onvoldoende gesteld of gebleken.
8.3.
Beoordeling
Volgens artikel 6:106, lid 1 onder b, van het Burgerlijk Wetboek komt in de volgende gevallen vergoeding van ‘ander nadeel’ in aanmerking: bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon op andere wijze is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat bij hem of haar sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Daarvan is in het onderhavige geval sprake. Verkrachting vormt een dusdanige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 9.000,-.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 augustus 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 9.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 63, 240b, 242, 248 lid 1 en 254a van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met mevrouw [naam slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] , gedurende 5 (vijf) jaar na heden,
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 9.000,- (zegge: negenduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
31 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen
€ 9.000,-(hoofdsom,
zegge: negenduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
31 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en D. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode 1 juni 2016 tot en met 31 augustus 2017,
te Rotterdam, in (een of meer ruimtes in) een woning aan de [straatnaam] , althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft/hebben
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [naam slachtoffer]
gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
zijn/hun, verdachtes, penis(sen) in de vagina en/of in de mond van die [naam slachtoffer]
duwde(n)/bracht(en), en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en)en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij in de woning moest blijven
en/of in de (bad)kamer moest blijven en/of (vervolgens) de deur van de woning
en/of die badkamerdeur heeft/hebben afgesloten en/of dat zij hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s) moest neuken en/of
- nadat die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet wilde en/of begon tegen te
stribbelen en/of kenbaar had gemaakt dat zij geen seksuele handelingen wilde
dulden of plegen, zijn/hun penis(sen) onverhoeds en/of met kracht in de vagina
heeft/hebben geduwd/gebracht en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] heeft/hebben gebracht naar de woonkamer en/of die
[naam slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) heeft/hebben
vastgehouden en/of vastgepakt en/of tegengehouden (terwijl één of meer van
zijn, verdachtes, mededaders, zijn/hun penis(sen) duwden/brachten in de vagina
en/of de mond van die [naam slachtoffer] en/of
- die seksuele handelingen heeft/hebben gefilmd,
(aldus) telkens voor die [naam slachtoffer] een dusdanige bedreigende en/of
intimiderende situatie heeft/hebben gecreëerd dat die [naam slachtoffer] zich daaraan
niet kon en/of durfde te onttrekken;
subsidiair
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode 1 juni 2016 tot en met 31 augustus 2017
te Rotterdam (in een of meer ruimtes in) een woning aan de [straatnaam] , althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf,
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit, of mede hebben bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
hebbende verdachte en/of zijn medeverdacht(en)
- tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat zij in de woning moest blijven en/of in de
(bad)kamer moest blijven en/of (vervolgens) de deur van de woning en/of die
badkamerdeur heeft/hebben afgesloten en/of dat zij hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s) moest neuken en/of
- nadat die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet wilde en/of begon tegen te
stribbelen en/of kenbaar had gemaakt dat zij geen seksuele handelingen wilde
dulden of plegen, zijn/hun penis(sen) onverhoeds en/of met kracht in de vagina
geduwd/gebracht en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] gebracht naar de slaapkamer en/of die [naam slachtoffer]
meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) vastgehouden en/of vastgepakt
en/of tegengehouden (terwijl één of meer van zijn, verdachtes, mededaders,
zijn/hun penis(sen) duwden/brachten in de vagina en/of de mond van die
) en/of
- die seksuele handelingen gefilmd;
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
afbeeldingen, een film - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten
een mobiele telefoon (merk/type Iphone 7 Plus) - van seksuele gedragingen,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is
betrokken of schijnbaar is betrokken,
in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd
werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft
verschaft,
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit het door een
dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of
borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
(bestandsnaam: [bestandsnaam 1] )
3.
hij op of omstreeks 15 juni 2020 te Rotterdam, althans in Nederland
(een) afbeelding(en) en/of (een) film- videofragment(en) en/of (een)
gegevensdrager(s), te weten mobiele telefoon (merk/type Iphone 7 Plus) in bezit
heeft gehad, bevattende een film-fragment, terwijl op dat film-/videofragment(en)
(een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn,waarbij een mens en een dier
is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken,
welke ontuchtige handeling(en) bestond(en) uit (ondermeer), het door een dier, te
weten een hond, likken, betasten, aanraken van het geslachtsdeel van een vrouw.
(bestandsnaam: [bestandsnaam 2] )