ECLI:NL:RBROT:2021:10324

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
10/007541-21 en 10/105660-21 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Rotterdam inzake zware mishandeling en belediging met terbeschikkingstelling

Op 12 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling, belediging en poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 januari 2021 in Rotterdam meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd, waaronder het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer 1] en mishandeling van [naam slachtoffer 2]. Daarnaast heeft de verdachte op 10 januari 2021 een arrestantenverzorger beledigd door in zijn gezicht te spugen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar de andere feiten zijn bewezen verklaard. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat is onderbouwd door rapportages van deskundigen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [naam slachtoffer 1], [naam slachtoffer 2], [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4]. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/007541-21 en 10/105660-21 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 12 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van meervoudige kamer in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, afdeling PPC.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 28 september 2021.
Advocaat van de verdachte: mr. P.H.W. Spoelstra, advocaat te ‘s-Gravenhage.
Officier van justitie: mr. J. Verschuren.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt beschuldigd van strafbaar handelen dat als een poging tot doodslag, een zware mishandeling of een poging tot zware mishandeling moet worden gezien (parketnummer 10/007541-21). Daarnaast wordt de verdachte beschuldigd van een mishandeling, een belediging van een arrestantenverzorger (parketnummer 10/007541-21) en een mishandeling (parketnummer 10/105660-21). De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De ten laste gelegde feiten zijn bewezen. De bewezenverklaring, de bewijsmotivering en een opgave van de bewijsmiddelen worden in hoofdstuk 2 van dit vonnis besproken.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 3 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De rechtbank komt tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast legt de rechtbank aan de verdachte terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Hoofdstuk 4 van dit vonnis vermeldt alle onderdelen van de straf en maatregel en de motivering daarvan. Daarbij wordt in verband met de leesbaarheid van het vonnis ook de mate van toerekenbaarheid van de verdachte besproken.
De benadeelde partijen hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend. In hoofdstuk 5 is deze beslissing uitgewerkt.
Hoofdstuk 6 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlasteleggingen

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 10/007541-21
1.
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (telkens) die (op de grond liggende) [naam slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Rotterdam aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken voorhoofdsbeen en/of een of meer gebroken oogkas(sen) en/of een gebroken neus en/of een gebroken kaak, heeft toegebracht;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, (telkens) die (op de grond liggende) [naam slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (telkens) in het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen.
3.
hij op of omstreeks 10 januari 2021 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar,te weten een arrestantenverzorger van regiopolitie Eenheid Rotterdam, genaamd [naam slachtoffer 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [naam slachtoffer 3] in het gezicht te spugen.
Parketnummer 10/105660-21
hij op of omstreeks 25 januari 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, (telkens) op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen.

2..De beslissingen over het bewijs

Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het onder parketnummer 10/007541-21 onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/105660-21 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen vrijspraakverweer gevoerd. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte ten aanzien van parketnummer 10/007541-21 feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 en ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 10/105660-21 heeft begaan op de volgende manier:
Parketnummer 10/007541-21
1.
hij op 5 januari 2021 te Rotterdam aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken voorhoofdsbeen en een of meer gebroken oogkassen en een gebroken neus en een gebroken kaak, heeft toegebracht.
2.
hij op 5 januari 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 2] eenmaal in het gezicht te slaan of te stompen.
3.
hij op 10 januari 2021 te Rotterdam opzettelijk een ambtenaar te weten een arrestantenverzorger van regiopolitie Eenheid Rotterdam, genaamd [naam slachtoffer 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [naam slachtoffer 3] in het gezicht te spugen.
Parketnummer 10/105660-21
Hij op 25 januari 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd te stompen.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen vrijspraakverweer is gevoerd.
Bewijsmiddelen
Parketnummer 10/007541-21, feit 1 subsidiair
1. Onderzoek van de politie, bekennende verklaring van de verdachte op 2 maart 2021 [1] ;
2. Onderzoek van de politie, verklaring van aangever [naam slachtoffer 1] [2] ;
3. Medische informatie FARR [3] .
Parketnummer 10/007541-21, feit 2
1. Onderzoek van de politie, bekennende verklaring van de verdachte op 2 maart 2021 [4] ;
2. Onderzoek van de politie, verklaring van aangeefster [naam slachtoffer 2] [5] .
Parketnummer 10/007541-21, feit 3
1. Onderzoek van de politie, verklaring van aangever [naam slachtoffer 3] [6] ;
2. Onderzoek van de politie, verklaring van getuige [naam getuige] [7] .
Parketnummer 10/105660-21
1. Onderzoek van de politie, bekennende verklaring van de verdachte op 11 maart 2021 [8] ;
2. Onderzoek van de politie, verklaring van aangever [naam slachtoffer 4] [9] .

3..De verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van parketnummer 10/007541-21 feit 1:
zware mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 10/007541-21 feit 2:
mishandeling;
Ten aanzien van parketnummer 10/007541-21 feit 3:
belediging;
Ten aanzien van parketnummer 10/007541-21:
mishandeling.
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.
4.Motivering van de straf en maatregel
Algemene overweging
De straf en de maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Op 5 januari 2021 heeft de verdachte [naam slachtoffer 1] meermalen met kracht in het gezicht gestompt, geslagen en getrapt. Hierdoor heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel aan het gezicht opgelopen. De verdachte heeft zich op diezelfde dag [naam slachtoffer 2] in haar gezicht geslagen, waardoor zij letsel heeft opgelopen. Daarnaast heeft de verdachte zich op 25 januari 2021 [naam slachtoffer 4] meerdere keren tegen het hoofd te stompen in de penitentiaire inrichting. Door deze geweldshandelingen heeft de verdachte een ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Slachtoffers van dergelijke misdrijven ondervinden vaak nog geruime tijd last van de impact daarvan. Dat dit ook in dit geval zo is geweest, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangever [naam slachtoffer 1] , waarin hij verklaart nog steeds te werken aan zowel zijn fysieke als aan zijn mentale herstel. Het geweld van 5 januari 2021 vond plaats in het overdekt winkelcentrum Zuidplein, terwijl daar meerdere personen aanwezig waren. Dergelijke feiten versterken de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De verdachte heeft zich op 10 januari 2021 ook schuldig gemaakt aan de belediging van een arrestantenverzorger door in zijn gezicht te spugen. Door aldus te handelen heeft de verdachte op een ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de arrestantenverzorger, die op dat moment zijn publieke taak uitoefende.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Rapportage en verklaring van deskundige
Psychiater [naam psychiater] en GZ-psycholoog [naam psycholoog] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 juli 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een psychotische kwetsbaarheid, van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van een problematisch middelengebruik. Bovengenoemde psychopathologie was ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. Op basis van het voorgaande wordt door de rapporteurs geadviseerd om de verdachte het ten laste gelegde indien bewezen in een verminderde mate toe te rekenen. Zij achten het risico op recidive voor gewelddadige delicten hoog en zien nauwelijks beschermende factoren. Geadviseerd wordt om een behandeling vorm te geven binnen de maatregel TBS met bevel tot verpleging.
Volgens de deskundige [naam psychiater] , psychiater, die ter zitting is gehoord, is een terbeschikkingstelling met voorwaarden, gezien de wisselvalligheid van de gemoedstoestand van verdachte en zijn gebrek aan probleem- en ziektebesef, niet haalbaar. De verdachte blootstellen aan voorwaarden acht de psychiater problematisch.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies, welke naar het oordeel van de rechtbank goed zijn onderbouwd, over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij het bepalen van de straf.
Terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
De verdachte is meermalen veroordeeld voor geweldsdelicten. Hij is in staat tot extreem gewelddadig gedrag. Er was bij verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten sprake van psychopathologie waarvoor hij tot nu toe niet adequaat is behandeld. Er is gezien de conclusies van de deskundigen een zeer hoge kans op herhaling van geweldsdelicten op korte termijn. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, alsmede terbeschikkingstelling van de verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld terbeschikkingstelling met voorwaarden aan de verdachte op te leggen. Hierbij heeft de verdediging verzocht een maatregelenrapport op te laten stellen.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de hierna te noemen gevangenisstraf heeft de rechtbank eveneens acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Naast een gevangenisstraf zal de rechtbank ook terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opleggen nu aan de voorwaarden hiervoor wordt voldaan. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen die maatregel. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
De feiten waarvoor de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 267, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

5..De vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

5.1
Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] ter zake van het onder parketnummer 10/007541-21 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.631,28 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 14.000,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade tot een bedrag van € 2.180,88 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van € 14.000,- dient toegewezen te worden, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade tot een bedrag van € 2.541,63 toegewezen dient te worden. De vordering ten aanzien van de immateriële schade dient tot een bedrag van € 1.688,- toegewezen te worden.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht, zal de vordering geheel worden toegewezen ten aanzien van de materiële schade. De immateriële schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,-. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.131,28 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
5.2
Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 2] ter zake van het onder parketnummer 10/007541-21 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 83,59 aan materiële schade en een vergoeding van € 433,20 aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet genoegzaam is onderbouwd en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade tot een bedrag van € 83,59 toegewezen dient te worden en de vordering ten aanzien van de immateriële schade tot een bedrag van € 125,- gematigd dient te worden.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en een deel van de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet wordt betwist, zal de vordering geheel worden toegewezen ten aanzien van de materiële schade. De immateriële schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 125,-. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 208,59 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
5.3
Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 3] ter zake van het onder parketnummer 10/007541-21 onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 400,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd tot een bedrag van € 150,-.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en een deel van de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet wordt betwist, zal de immateriële schade op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 150,-. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 150,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
5.4
Vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 4] ter zake van het onder parketnummer 10/105660-21 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd tot een bedrag van € 150,-.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht en een deel van de gevorderde schadevergoeding door de verdediging niet wordt betwist, zal de immateriële schade op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 150,-. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 150,-vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

6..Beslissing

De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde onder parketnummer 10/007541-21 en het ten laste gelegde feit onder parketnummer 10/105660-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 10.131,28 (zegge: tienduizend honderdeenendertig euro en achtentwintig eurocent), bestaande uit € 2.631,28 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 10.131,28 (zegge: tienduizend honderdeenendertig euro en achtentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.131,28 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 208,59 (zegge: tweehonderdacht euro en negenenvijftig eurocent), bestaande uit € 83,59 aan materiële schade en € 125,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 208,59 (zegge: tweehonderdacht euro en negenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 208,59 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro), bestaande uit € 150,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te
betalen € 150,- (zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 150,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
3 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro),bestaande uit € 150,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 150,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
3 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de zitting van deze rechtbank op 12 oktober 2021.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 1] , aanvullend verhoor verdachte, zaaksdossier met parketnummer 10/007541-21, pagina’s 2 t/m 3.
2.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 2] , zaaksdossier met parketnummer 10/007541-21, pagina 6.
3.Een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [naam slachtoffer 1] op 10 februari 2021, opgemaakt door de forensisch arts [naam forensisch arts] .
4.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 1] , aanvullend verhoor verdachte, zaaksdossier met parketnummer 10/007541-21, pagina’s 2 t/m 3.
5.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 3] , zaaksdossier met parketnummer 10/007541-21, pagina 1.
6.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 4] , zaaksdossier met parketnummer 10/007541-21, pagina 46.
7.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 5] , zaaksdossier met parketnummer 10/007541-21, pagina 50.
8.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 6] , zaaksdossier met parketnummer 10/105660-21, pagina’s 23 t/m 24.
9.Het proces-verbaal van politie nummer [nummer proces-verbaal 7] , zaaksdossier met parketnummer 10/105660-21, pagina’s 3 t/m 4.