ECLI:NL:RBROT:2021:1032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
10-170727-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring groepsverkrachting en bezit van kinder- en dierenporno

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die deel uitmaakte van een groep mannen die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van een veertienjarig meisje. De verdachte werd ook beschuldigd van het bezit van kinder- en dierenpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangeefster in de zomer van 2016 in een woning hebben gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij de verdachte op een video te zien was die door een van de medeverdachten was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat de aangeefster deze handelingen tegen haar wil heeft verricht, wat dwang opleverde in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die inhoudt dat hij gedurende vijf jaar geen contact mag hebben met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte in het bezit was van kinder- en dierenpornografisch materiaal, wat een ernstige inbreuk op de integriteit van de betrokkenen met zich meebrengt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 9.000,- eiste, toegewezen, en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-170727-20
Datum uitspraak: 12 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte ] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught,
raadsvrouw mr. S.M.E. van Fraaijenhove van der Maas, advocaat te Breda.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M.L. Goudzwaard, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met [naam aangeefster] (geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster] );
  • toepassing van (telkens) 1 week hechtenis bij overtreding van dat verbod met een maximum van 6 maanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
De verdachte past niet in de beschrijving die de aangeefster geeft van “man 1”. Zo heeft de aangeefster niets verklaard over de aanwezigheid van een tatoeage bij de verdachte, terwijl hij duidelijk op iedere onderarm een tatoeage heeft. De herkenning van de verdachte op foto nummer 16 door aangeefster heeft bovendien niet op betrouwbare wijze plaatsgevonden. Voorts zou verdachte groot geschapen zijn, maar dit geldt voor zeer veel andere mannen.
De verdachte wordt door medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) aangewezen als één van de verdachten. [naam medeverdachte 1] heeft hier echter een duidelijk motief voor, aangezien hij zelf al als verdachte was aangehouden. Zijn verklaring dient als onbetrouwbaar te worden bestempeld en te worden uitgesloten van het bewijs.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2021 waarin verbalisant [naam agent] verbaliseert dat zij een mannenstem “Ah, [naam verdachte] is lief” hoort zeggen, is te onbetrouwbaar om als wettig en met name overtuigend bewijs mee te wegen, omdat de gang van zaken hieromtrent vreemd is te noemen. Voorts moet de rechtbank rekening houden met de psychologische werking van een stelling dat iemand iets hoort. Dit brengt met zich dat een ander, met die wetenschap in het achterhoofd, datzelfde gaat horen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is geweest van een vorm van dwang. De essentie van de aangifte is dat sprake is van vrijwillige seks. Indien sprake zou zijn geweest van dwang, is dit voor de verdachten niet kenbaar geweest, hetgeen vereist is voor een veroordeling voor verkrachting.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten eveneens vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Het goednummer dat wordt vermeld op de kennisgeving van inbeslagneming komt niet terug in het proces-verbaal waarin de pornofilmpjes, die op de telefoon van de verdachte zouden zijn aangetroffen, worden beschreven door de verbalisant. Hierdoor is niet te achterhalen of de omschreven filmpjes daadwerkelijk op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat geen sprake is van strafbaar bezit van het beeldmateriaal, nu niet is voldaan aan het criterium dat de verdachte opzettelijk en bewust de kinder- en dierenporno op zijn telefoon voorhanden had. Hooguit is sprake van het in de groepWhatsApp-app ontvangen van beeldmateriaal.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1
Vaststaande feiten
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Vaststaat dat de aangeefster [naam aangeefster] in de zomer van 2016 seks heeft gehad met meerdere mannen tegelijk. Een gedeelte van deze seks is gefilmd door één van de verdachten. De seksuele handelingen die op deze videobeelden (hierna: het filmpje) zijn te zien, worden omschreven door een gecertificeerd zedenrechercheur en zijn geverbaliseerd in een proces-verbaal van bevindingen. Uit dit proces-verbaal van bevindingen blijkt onder andere dat op het filmpje is te zien dat de naakte aangeefster met vijf mannen in een slaapkamer is. Aangeefster zit eerst op haar handen en knieën op een eenpersoonsbed. Terwijl zij een man pijpt, wordt zij door een andere man van achteren gepenetreerd. Op een bepaald moment is te zien dat aangeefster een andere man pijpt en op haar zij op het bed wordt gelegd. Weer een andere man penetreert haar van achteren, terwijl zij eerder genoemde man blijft pijpen.
Betrokkenheid verdachte
Eén van de vragen die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte één van voornoemde mannen is. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat de aangeefster één van de verdachten omschrijft als “de neef” van haar ex-vriend [naam] en zijn broer, tevens medeverdachte, [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ). Aangeefster verklaart over “de neef” dat hij lang is, 1.75 à 1.80 meter, groot van postuur en als het goed is een tatoeage heeft op zijn linkerarm. Deze omschrijving past naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk bij deze verdachte. Vervolgens wordt aan aangeefster door de politie een foto getoond van de verdachte en heeft zij diegene als “de neef” herkend. Zij heeft hierbij aangegeven dat hij wordt aangeduid als “man 1” op het filmpje. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) heeft verklaard dat hij op het filmpje de stem hoort van “ [naam verdachte] ” en dat hij weleens door de politie in de aanwezigheid van deze persoon is gecontroleerd in zijn voertuig. Uit de bevraging van het bedrijfsprocessensysteem BVH blijkt vervolgens dat [naam medeverdachte 1] in een voertuig is gecontroleerd terwijl hij in het gezelschap was van onder anderen [naam verdachte] de verdachte. Als aan [naam medeverdachte 1] een politiefoto wordt getoond van de verdachte, herkent [naam medeverdachte 1] hem alszijnde “man 1” op het filmpje en als de verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van [naam medeverdachte 1] uit te sluiten voor het bewijs, nu zijn verklaring wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. De aangeefster heeft namelijk voorts verklaard dat twee van de mannen groot geschapen zijn en dat de “neef” haar het meeste pijn heeft gedaan. De verdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) bevestigt dat één van de verdachten een grote penis heeft. Hij omschrijft de penis als niet heel lang, maar wel heel erg dik. Naar aanleiding hiervan is de penis van de verdachte opgemeten door een FARR-arts en uit het FARR-rapport blijkt dat met name de omtrek van de penis van verdachte ver (factor 4 tot 5) uitsteekt boven het gemiddelde dat beschreven is in de literatuur. Tot slot blijkt uit het dossier dat verbalisant [naam agent] bij het nogmaals bekijken en beluisteren van het filmpje, op een andere computer die is voorzien van andere geluidsboxen, hoort dat een mannenstem zegt: “Ah, [naam verdachte] is lief”. De rechtbank hoort dit eveneens duidelijk bij het beluisteren van het filmpje en zal deze eigen waarneming gebruiken als bewijs.
Voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte één van de mannen is die op het filmpje is te zien en die seksuele handelingen heeft verricht met de aangeefster.
Dwang
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of bij de seksuele handelingen die met de aangeefster zijn verricht, sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 Sr. Hiervan is sprake wanneer de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil verricht of heeft ondergaan. Doorslaggevend bij die vraag is of het slachtoffer heeft gedaan of toegestaan wat zij zonder de dwang niet zou hebben gedaan of toegestaan. Hierbij gaat het om de totale bedreigende situatie die mede door de daad van de verdachte wordt geschapen.
Voor de beantwoording van deze vraag, is het volgende relevant.
Volgens de verklaringen van de aangeefster en medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft eerst seks in de badkamer plaatsgevonden alvorens de seks in de slaapkamer heeft plaatsgevonden. Tijdens de seks in de badkamer hebben twee of drie mannen seks met de aangeefster gehad. Naar het oordeel van de rechtbank kan de dwang bewezen worden verklaard vanaf het moment dat de aangeefster naar de kleine slaapkamer wordt gebracht alwaar alle vijf de mannen, met twee tegelijk, met haar seks hebben gehad. Het begin van deze seks is door één van de verdachten gefilmd. De rechtbank ziet op het filmpje dat de vijf volwassen mannen over de regie beschikten in tegenstelling tot de minderjarige aangeefster. De mannen bepaalden welke seksuele handelingen werden verricht, met wie en vanuit welke positie. Zo is op het filmpje te zien dat één van de mannen aangeefster in een bepaalde positie op het bed neerlegt en is te horen dat een mannenstem instructies geeft met betrekking tot hoe aangeefster haar benen moet houden. Ook is te zien dat het hoofd van aangeefster wordt beetgepakt door de verdachte die op dat moment gepijpt wordt. Op de mededeling van aangeefster dat de mannen een nieuwe condoom om moeten doen, zegt een mannenstem “nee”. Voorts hoort de rechtbank op het filmpje aangeefster kreunen van de pijn en ongemak. Het had verdachten, gezien voorgaande, duidelijk moeten zijn dat slachtoffer tegen haar wil seks had met hen.
Naar het oordeel van de rechtbank leiden deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster de seksuele handelingen tegen haar wil heeft verricht en ondergaan en dat dus sprake is geweest van dwang.
Medeplegen
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten in een kleine slaapkamer seksuele handelingen verricht met de aangeefster. Dit is steeds per twee verdachten tegelijk gebeurd en hierbij werd steeds van verdachten gewisseld, zoals hiervoor is omschreven. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen bewezen.
Feiten 2 en 3
De rechtbank constateert dat in het door de raadsvrouw bedoelde proces-verbaal van bevindingen met documentcode [documentcode] , waarin de aangetroffen kinder- en dierenpornofilmpjes worden beschreven door een gecertificeerd zedenrechercheur, wordt verwezen naar het registratienummer van de kennisgeving van inbeslagneming van de telefoon van de verdachte. Dit betekent dat voor de rechtbank vaststaat dat de omschreven filmpjes op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat de gebruiker van een telefoon in beginsel wordt geacht bekend te zijn met datgene wat zich op die telefoon bevindt, tenzij anders is gebleken. Daarvan is in dit geval geen sprake. De verdachte heeft geen enkele uitleg willen geven over de aanwezigheid van deze voornoemde filmpjes op zijn telefoon. Dat de verdachte de filmpjes enkel zou hebben ontvangen door middel van een groepsWhatsApp, betekent niet dat de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het bezit van deze filmpjes. Uit één en ander wordt afgeleid dat de verdachte de wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen kinder- en dierenporno filmpjes en dat hij hier ook over kon beschikken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
primair
hij in de periode 1 juni 2016 tot en met 31 augustus
2016,
te Rotterdam, in een woning aan de [straatnaam] ,tezamen en in vereniging met anderen,
door feitelijkheden [naam slachtoffer] hebben gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
hebbende verdachte en zijn mededaders die [naam slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte en zijn mededaders hun, verdachtes, penissen in de vagina en in de mond van die [naam slachtoffer]
duwden,
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte en zijn mededaders
- die [naam slachtoffer] hebben gebracht naar de slaapkamer en die
[naam slachtoffer] meermalen hebben
vastgehouden en/of vastgepakt (terwijl één of meer van zijn,
verdachtes, mededaders, hun penissen duwden in de vagina en
de mond van die
[naam slachtoffer])
(aldus) voor die [naam slachtoffer] een dusdanige
intimiderende situatie hebben gecreëerd dat die [naam slachtoffer] zich daaraan
niet durfde te onttrekken;
2.
hij op 29 juni 2020 in Nederland,
meermalen een gegevensdrager bevattende afbeeldingen
,te
weten een mobiele telefoon (merk/type Iphone 8)
,van seksuele gedragingen,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is
betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een vinger vaginaal penetreren van het eigen
lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het met de hand en penis vaginaal penetreren van het
lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt
en
het met de vingers betasten van het eigen
geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
en
het met de penis betasten van de billen
van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet had bereikt;
(Bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
)
3.
hij op 29 juni 2020 in Nederland,
eenmaal een gegevensdrager bevattende afbeeldingen
,te weten een mobiele telefoon (merk/type Iphone 8)
,van seksuele gedragingen,
in bezit heeft gehad, terwijl op
datfilmfragmenteen ontuchtige handeling zichtbaar is waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken,
welke ontuchtige handeling bestond uit het met de penis penetreren van een varken.
(bestandsnaam: [bestandsnaam 2] )
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
feit 2:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd,
feit 3:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een groep mannen die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van een meisje van veertien jaar oud.
Op enig moment, in de zomer van 2016, is het slachtoffer met haar toenmalige vriend naar een woning van één van zijn vrienden gegaan, waar een feestje zou zijn. Vervolgens is de toenmalige vriend weggegaan en hebben vijf mannen die in die woning aanwezig waren, in die woning seks met het slachtoffer gehad. Het slachtoffer heeft de mannen om de beurt moeten pijpen, terwijl zij door één van hen van achteren werd gepenetreerd. Hierbij werd door de mannen steeds afgewisseld. De mannen hebben hierbij de regie gevoerd. Dit alles heeft plaatsgevonden in een kleine slaapkamer waar het slachtoffer werd omringd door de mannen en nagenoeg geen bewegingsvrijheid had. Het slachtoffer durfde zich in deze situatie niet aan hen te onttrekken en was overgeleverd aan de grillen van de verdachte en zijn mededaders. Bovendien is een gedeelte van deze seks door één van de mannen gefilmd en op het internet beland. Het filmpje is gedeeld via sociale media en op een pornowebsite geplaatst. Familieleden, vrienden en bekenden van de aangeefster en talloze onbekenden hebben dit filmpje bekeken. Dit heeft sterke gevoelens van schaamte bij het slachtoffer veroorzaakt.
De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens botgevierd en zich niet bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het jonge slachtoffer. Zij hebben haar seksueel misbruikt en haar behandeld als gebruiksvoorwerp. Het is een feit van algemene bekendheid dat feiten als deze vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Dat dit ook bij het slachtoffer het geval is, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, waarin zij aangeeft wat voor emotionele schade zij heeft ondervonden van het feit, de negatieve gevolgen daarvan voor - onder meer - haar schoolprestaties en dat zij vanwege dit voorval naar het buitenland is verhuisd. De verdachte heeft daar met zijn handelen een aandeel in gehad.
Daarbij komt dat de verdachte op zijn telefoon video’s in zijn bezit heeft gehad, die kinder- en dierenpornografisch materiaal bevatten. Het bezit van kinderporno is zeer kwalijk, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Met het in bezit hebben van kinderporno heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno en daarmee ook het misbruik en de exploitatie van die kinderen. Het in bezit hebben van dierenpornografie is eveneens schadelijk voor de betrokkenen. De integriteit van mensen en dieren moet worden beschermd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 januari 2021. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Door de proceshouding van de verdachte heeft de reclassering weinig inzicht gekregen in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte rond het delict. Hij zegt mee te willen werken aan eventueel op te leggen voorwaarden, maar ziet er de noodzaak niet van in.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt hierbij uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd.
In strafverminderende zin wordt rekening gehouden met de ouderdom van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Daarentegen werkt de jonge leeftijd van het slachtoffer strafverzwarend.
De raadsvrouw heeft verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het door de verdachte reeds ondergane voorarrest, met daarbij eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een aanvullende werkstraf. Hiervoor ziet de rechtbank geen aanleiding gelet op de ernst van de feiten.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 (vijf) jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] .
Nu het slachtoffer heeft verklaard dat twee van de verdachten haar na het plegen van het onder 1 bewezen verklaarde feit hebben lastig gevallen op straat, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte zich (opnieuw) belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. Daarom wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft mevrouw [naam benadeelde] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 9.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor gehele toewijzing vatbaar is, nu deze eenvoudig van aard is en voldoende is onderbouwd. De officier van justitie heeft verzocht daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
De raadsvrouw heeft zich meer subsidiair op het standpunt gesteld dat onvoldoende kan worden aangetoond en onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van lichamelijk letsel veroorzaakt door het onderliggende feit. Evenmin kan gesteld worden dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
8.3.
Beoordeling
Volgens artikel 6:106, lid 1 onder b, van het Burgerlijk Wetboek komt in de volgende gevallen vergoeding van ‘ander nadeel’ in aanmerking: bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon op andere wijze is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. De benadeelde zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat bij hem of haar sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Daarvan is in het onderhavige geval sprake. Verkrachting vormt een dusdanige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 9.000,-.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 31 augustus 2016.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 9.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 63, 240b, 242, 248 lid 1en 254a van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich te onthouden van direct of indirect contact met mevrouw [naam slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] , gedurende 5 (vijf) jaar na heden,
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de verdachte, hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 9.000,- (zegge: negenduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
31 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam benadeelde]te betalen
€ 9.000,-(hoofdsom,
zegge: negenduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
31 augustus 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en D. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode 1 juni 2016 tot en met 31 augustus 2017,
te Rotterdam, in (een of meer ruimtes in) een woning aan de [straatnaam] , althans
in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft/hebben
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [naam slachtoffer]
gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
zijn/hun, verdachtes, penis(sen) in de vagina en/of in de mond van die [naam slachtoffer]
duwde(n)/bracht(en), en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en)en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij in de woning moest blijven
en/of in de (bad)kamer moest blijven en/of (vervolgens) die badkamerdeur
heeft/hebben afgesloten en/of dat zij hem, verdachte, en/of zijn mededader(s)
moest neuken en/of
- nadat die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet wilde en/of begon tegen te
stribbelen en/of kenbaar had gemaakt dat zij geen seksuele handelingen wilde
dulden of plegen, zijn/hun penis(sen) onverhoeds en/of met kracht in de vagina
heeft/hebben geduwd/gebracht en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] heeft/hebben gebracht naar de slaapkamer en/of die
[naam slachtoffer] meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) heeft/hebben
vastgehouden en/of vastgepakt en/of tegengehouden (terwijl één of meer van zijn,
verdachtes, mededaders, zijn/hun penis(sen) duwden/brachten in de vagina en/of
de mond van die [naam slachtoffer] en/of
- die seksuele handelingen heeft/hebben gefilmd,
(aldus) telkens voor die [naam slachtoffer] een dusdanige bedreigende en/of
intimiderende situatie heeft/hebben gecreëerd dat die [naam slachtoffer] zich daaraan
niet kon en/of durfde te onttrekken;
subsidiair
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode 1 juni 2016 tot en met 31 augustus 2017
te Rotterdam (in een of meer ruimtes in) een woning aan de [straatnaam] , althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf,
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige
handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit, of mede hebben bestaan uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , hebbende
verdachte en/of zijn medeverdacht(en)
- tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat zij in de woning moest blijven en/of in de
(bad)kamer moest blijven en/of (vervolgens) de deur van de woning en/of die
badkamerdeur heeft/hebben afgesloten en/of dat zij hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s) moest neuken en/of
- nadat die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat zij niet wilde en/of begon tegen te
stribbelen en/of kenbaar had gemaakt dat zij geen seksuele handelingen wilde
dulden of plegen, zijn/hun penis(sen) onverhoeds en/of met kracht in de vagina
geduwd/gebracht en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer] gebracht naar de slaapkamer en/of die [naam slachtoffer]
meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) vastgehouden en/of vastgepakt
en/of tegengehouden (terwijl één of meer van zijn, verdachtes, mededaders,
zijn/hun penis(sen) duwden/brachten in de vagina en/of de mond van die
en/of
- die seksuele handelingen gefilmd;
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
afbeeldingen, te weten films - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te
weten een mobiele telefoon (merk/type Iphone 8) van seksuele gedragingen,
waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is
betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door
middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een vinger(s) oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het eigen
lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een hand en/of penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het
lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger(s) en/of hand(en) betasten en/of aanraken van het eigen
geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen
en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd
van 18 jaar nog niet had bereikt;
(Bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
)
3.
hij op of omstreeks 29 juni 2020 te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
afbeeldingen, te weten een film - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen
- te weten een mobiele telefoon (merk/type Iphone 8) van seksuele gedragingen,
in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) en/of (een) film-
videofragment(en) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn
waarbij een mens en een dier is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn
betrokken, welke ontuchtige handeling(en) bestond(en) uit het met de/een penis
penetreren van een varken.
(bestandsnaam: [bestandsnaam 2] )