6.2De rechtbank heeft bij brief van de griffier van 16 december 2020 aan partijen een aantal vragen gesteld en mededelingen gedaan met het oog op de mondelinge behandeling van 12 januari 2021.
Voor de duidelijkheid geeft de kantonrechter de inhoud van die brief hier weer, voor zover die, gelet op de gewijzigde eis en het feit dat in de arbeidszaak inmiddels is beslist, thans nog van belang kan zijn.
“(…)
Ter zitting kunnen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde komen
(…)
6. Aan Culimer wordt verzocht toe te lichten waarom in haar visie het genoemde bedrag aan misgelopen orders in zijn geheel schade oplevert (en niet bijvoorbeeld alleen de gederfde winst over die orders), en of de rechtbank goed begrijpt dat het [naam bedrijf 1] is die die orders zou zijn misgelopen.
7. Aan Culimer wordt verzocht toe te lichten waarom in haar visie de gestelde betalingen voor ‘house rent’ en ‘managementfee’ ten laste van [naam bedrijf 1] en de gestelde opgenomen lening van [naam bedrijf 1] schade voor/ verarming van Culimer Europe en/of Culimer Holding opleveren.
8. [eiseres] lijkt er bij antwoord van uit te gaan dat de rechtbank uit een als productie overgelegde brief feitelijke en juridische stellingen van [eiseres] zal distilleren. Dat is niet juist. [eiseres] dient zelf in haar conclusie duidelijk stellingen in te nemen en deze zonodig te onderbouwen en te verwijzen naar relevante passages in de producties. De rechtbank mag niet in de stukken van partijen op zoek gaan naar stellingen die zij mogelijk hadden willen innemen.
9. De stellingen over en weer over hoe de relevante kooptransacties verliepen zijn voor de rechtbank nog onvoldoende duidelijk. Het door [eiseres] als productie 4 overgelegde schema is dat ook niet. De rechtbank verzoekt om een nadere toelichting:
a. hoe zaten de relevante verkoopketens in elkaar (zowel bij verkoop vanuit Vietnam naar China en dan naar binnenlandse afnemers als bij verkoop vanuit Vietnam naar China en dan naar afnemers in Europa),
b. hoe verliepen de betalingen binnen die ketens,
c. was in de prijs transport inbegrepen, wie regelde en betaalde dat transport en wie droeg uiteindelijk de kosten (de rechtbank constateert dat bij herhaling CFR/CNF Tianjin in de stukken staat),
d. wie regelde en betaalde voor in- en uitklaring, voor handling en eventuele opslag, en hoe was deze in de prijzen verdisconteerd,
e. van wie werd naar het toepasselijke recht omzetbelasting geheven en wie droeg deze uiteindelijk,
f. en uit welke stukken blijkt dit alles?
10. Of, gelet op de onder 10de kantonrechter leest: 9)
gevraagde informatie, Culimer terecht stelt dat [eiseres] in strijd met haar verplichtingen en de kennelijke belangen van haar werkgever in beginsel behaalbare
transactiewinst is ‘afgeroomd’ ten koste van Culimer en ten gunste van [naam bedrijf 3], danwel [eiseres] terecht betoogt - indien de rechtbank haar correct begrijpt - dat zij door namens [naam bedrijf 3] extra bestellingen te plaatsen bij de Vietnamese leverancier kon bewerkstelligen dat vooruitbetaalde full container loads konden worden verscheept, aangezien deze leverancier niet bereid was om niet vooruitbetaalde of onvolledig gestuwde containers te verschepen.
11. De rechtbank wenst van [eiseres] meer toelichting op de rol van [naam bedrijf 3] en haar plaats in verkoopketens en betalingen.
(…)
14. De reactie van Culimer op het verdere verweer van [eiseres].
15. Voor zover partijen ervan uitgaan dat de rechtbank in staat is om stukken in de Chinese
taal te lezen, is die verwachting onjuist. Wie zich op een Chineestalig stuk beroepen wil, zal daarvan een vertaling moeten verschaffen en wanneer een overgelegde informele vertaling gemotiveerd wordt betwist een beëdigde vertaling.”