ECLI:NL:RBROT:2021:10315

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
10/960013-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een zaak betreffende amfetamine en MDMA

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van het medeplegen van het aanwezig hebben van MDMA of amfetamine en medeplichtigheid aan de productie van deze stoffen. De zitting vond plaats op 28 september 2021, en het vonnis werd uitgesproken op 12 oktober 2021. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en/of MDMA in de periode van 29 mei 2018 tot en met 8 juni 2018, samen met medeverdachten in een schuur die hij ter beschikking had gesteld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie en de verdediging waren het erover eens dat het bewijs voor de productie van amfetamine of MDMA niet wettig en overtuigend was. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van een drugslab in de schuur. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de medeverdachten daadwerkelijk de stoffen hadden geproduceerd of aanwezig hadden gehad. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Het vonnis werd ondertekend door de voorzitter en de andere rechters, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960013-19
Datum uitspraak: 12 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van meervoudige kamer in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 28 september 2021.
Advocaat van de verdachte: mr. H.P. Eckert advocaat te Groningen.
Officier van justitie: mr. E. van Doorn.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte primair samen met anderen amfetamine en/of MDMA aanwezig heeft gehad en subsidiair medeplichtig is aan de productie van amfetamine en/of MDMA. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
Hetgeen ten laste is gelegd is niet bewezen en de verdachte wordt vrijgesproken. De motivering van die vrijspraak wordt in hoofdstuk 2 van dit vonnis besproken.
Hoofdstuk 3 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 8 juni 2018 te [plaats delict] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (een) hoeveelhe (i)d (en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA (XTC), zijnde (telkens) (een) middelden) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Subsidiair
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] en/of andere (onbekende) mededaders op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 8 juni 2018 te [plaats delict] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe (i)d (en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA (XTC), zijnde (telkens) (een) middelden) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij het plegen van welk bovengenoemd misdrij(f)(ven) hij, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 8 juni 2018 te [plaats delict] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door het verhuren/beschikbaar stellen van een schuur aan medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] ten behoeve van het opzetten van een lab voor het produceren van synthetische drugs.
Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het door de verdachte in vereniging produceren van amfetamine en/of MDMA niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Subsidiair
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ook het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Aangevoerd is dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van een laboratorium voor de productie van synthetische drugs in de schuur op zijn erf. Verder zijn er geen sporen van de verdachte aangetroffen of telefoontaps met andere verdachten.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij vanaf het moment dat hij een zwavelachtige lucht rook en de stal blauw van de rook stond, wetenschap had van het drugslab in de schuur op zijn erf die hij ter beschikking stelde aan [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Uit het dossier blijkt echter niet dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] in dat laboratorium ook daadwerkelijk amfetamine of MDMA hebben geproduceerd of opzettelijk aanwezig hebben gehad. Gebleken is verder dat veel, maar niet alle stoffen en goederen aanwezig waren die benodigd zijn om van de aanwezige tussenproducten (BMK en
N-formylamfetamine) uiteindelijk synthetische drugs te maken. Bovendien was niet alle daarvoor benodigde apparatuur aangesloten.
De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van de ten laste gelegde medeplichtigheid aan het produceren of aanwezig hebben van amfetamine of MDMA.

3..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de zitting van deze rechtbank op 12 oktober 2021.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.