In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2021 uitspraak gedaan in de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen, die onder toezicht stonden van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De zaak betreft de minderjarigen [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2], [voornaam minderjarige 3], [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5], waarbij de moeder het ouderlijk gezag uitoefent. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling voor de laatste keer was verlengd tot 27 september 2021 en dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] ook was verlengd tot dezelfde datum. De GI had verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de moeder verzet zich tegen deze verzoeken, stellende dat de situatie in het gezin is verbeterd en dat zij in staat is om de zorg voor de kinderen zelfstandig te dragen.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er positieve ontwikkelingen zijn in de thuissituatie. De kinderen maken vooruitgang en de moeder heeft stappen ondernomen om de zorgen rondom de schoolgang van [voornaam minderjarige 2] aan te pakken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van de GI niet meer noodzakelijk is, omdat de moeder in staat is om de zorg voor haar kinderen te waarborgen. De kinderrechter heeft daarom de verzoeken van de GI afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.