ECLI:NL:RBROT:2021:10311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/623994 / JE RK 21-2235 en C/10/624000 / JE RK 21-2236
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2021 uitspraak gedaan in de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen, die onder toezicht stonden van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De zaak betreft de minderjarigen [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2], [voornaam minderjarige 3], [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5], waarbij de moeder het ouderlijk gezag uitoefent. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling voor de laatste keer was verlengd tot 27 september 2021 en dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] ook was verlengd tot dezelfde datum. De GI had verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de moeder verzet zich tegen deze verzoeken, stellende dat de situatie in het gezin is verbeterd en dat zij in staat is om de zorg voor de kinderen zelfstandig te dragen.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er positieve ontwikkelingen zijn in de thuissituatie. De kinderen maken vooruitgang en de moeder heeft stappen ondernomen om de zorgen rondom de schoolgang van [voornaam minderjarige 2] aan te pakken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van de GI niet meer noodzakelijk is, omdat de moeder in staat is om de zorg voor haar kinderen te waarborgen. De kinderrechter heeft daarom de verzoeken van de GI afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummers: C/10/623994 / JE RK 21-2235 en C/10/624000 / JE RK 21-2236
Datum uitspraak: 23 september 2021
Beschikking afwijzing verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2005 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2006 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2009 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] ,

[naam minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum minderjarige 4] 2010 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige 4] ,

[naam minderjarige 5] , geboren op [geboortedatum minderjarige 5] 2013 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige 5] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. S. Broekzitter-Nieuwland.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verweerschrift van de moeder van 9 september 2021, ingekomen bij de griffie op 9 september 2021;
- de verzoeken met bijlagen van de GI van 17 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op 17 augustus 2021.
Op 10 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige 1] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Broekzitter-Nieuwland;
- dhr. [persoon A] en dhr. [persoon B] namens de GI.
[voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] zijn in staat gesteld hun mening kenbaar te maken, maar hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] wonen bij de moeder. [voornaam minderjarige 3] verblijft in de woonvoorziening Bernisser Handen (gezinshuis).
Bij beschikking van 27 maart 2018 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] onder toezicht gesteld tot 27 maart 2019. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 27 september 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 oktober 2020 een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 29 januari 2021. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 27 september 2021.

De verzoeken

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/623994 / JE RK 21-2235
De GI verzoekt
- ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] : verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden;
- ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] : verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/624000 / JE RK 21-2236
De GI verzoekt
- ten aanzien van [voornaam minderjarige 3] : verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar;
- ten aanzien van [voornaam minderjarige 4] : verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar;
- ten aanzien van [voornaam minderjarige 5] : verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar.
De GI verzoekt om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI licht de verzoeken als volgt toe. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] heeft de GI geen zorgen. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] zijn er zorgen over haar schoolgang. Zij gaat nog altijd niet naar school. Afgelopen week heeft er een leerplichtzitting plaatsgevonden waarvan de behandeling is aangehouden omdat [voornaam minderjarige 2] vanaf 1 februari 2022 zal gaan starten met een opleiding. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige 2] niet deelgenomen aan de gezinsopname bij Yulius en is zij lastig te motiveren. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om te monitoren hoe de komende periode gaat verlopen en de passende hulpverlening op te starten. De GI trekt het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in vanwege het ontbreken van gronden. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 3] heeft de moeder, in tegenstelling tot hetgeen in het verzoek van de GI is vermeld, het voortouw genomen voor een plaatsing van [voornaam minderjarige 3] bij de Bernisser Handen. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] is een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk vanwege de onrust rondom de omgang met hun vader. Het is zorgelijk dat de vader geen hulpverlening wil aanvaarden.
De GI betreurt dat er geen vertrouwensrelatie is opgebouwd tussen de moeder, de kinderen en de GI en vraagt zich af of verdere hulpverlening noodzakelijk is, nu de gezinsbehandeling bij Yulius succesvol is afgerond. Daarnaast erkent de GI dat er in het gezinsplan oude informatie staat opgenomen en dat het van belang is dat verouderde informatie niet mee blijft slepen. Het is op zijn plaats om, indien de maatregelen worden verlengd, een andere jeugdbeschermer aan te stellen voor dit gezin. De komende periode is het van belang dat de nieuwe jeugdbeschermer de moeder ondersteunt in het kunnen motiveren van de kinderen om deel te nemen aan de hulpverlening.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich, mede bij monde van haar advocaat, tegen de verzoeken van de GI. Het gaat goed met de kinderen. Daarnaast is er sprake van rust in de thuissituatie. De moeder is beter in staat de regie te nemen. De verstoorde schoolgang van [voornaam minderjarige 2] is reden tot zorg, maar de moeder en de daarvoor geschikte instanties zoals Leerplicht en Yulius zijn hierbij betrokken. Daarnaast heeft de moeder een traject bij een psychiater geregeld voor [voornaam minderjarige 2] toen dit noodzakelijk bleek. [voornaam minderjarige 2] zit beter in haar vel en gaat per februari 2022 beginnen met een opleiding. Vanwege de problematiek van [voornaam minderjarige 3] verblijft hij op initiatief van de moeder bij de Bernisser Handen. Hoewel [voornaam minderjarige 3] daar op zijn plek is, is het van belang dat er opnieuw onderzoek wordt gedaan naar zijn kind-eigenproblematiek om zijn hulpverlening op hem af te stemmen. De moeder heeft hiervoor de passende stappen ondernomen, maar wordt tegengehouden door de jeugdbeschermer. Daarnaast wenst de moeder meer omgang met [voornaam minderjarige 3] maar wordt dit tegengehouden. Sinds [voornaam minderjarige 3] weer bij de Bernisser Handen verblijft gaat het ook beter met [voornaam minderjarige 4] in de thuissituatie. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] verloopt de omgang met hun vader rommelig vanwege de aard van de vader. Desondanks zet de moeder zich in om de omgang tussen de kinderen die dit willen en de vader mogelijk te maken. De noodzaak voor de betrokkenheid van de GI ontbreekt nu de moeder zelfstandig in staat is de zorgen aan te pakken. Daarnaast heeft de moeder de betrokkenheid van de GI als belasting van het gezin ervaren. Door het handelen van de jeugdbeschermer is er geen vertrouwen tussen de jeugdbeschermer en de kinderen. Daarnaast heeft de jeugdbeschermer het inschrijven van de jongste kinderen op een nieuwe school die dichter in de buurt van hun huis is belemmerd. Door en namens de moeder wordt primair verzocht om afwijzing van de verzoeken van de GI. Subsidiair wordt verzocht om toewijzing van de ondertoezichtstelling voor een kortere duur.

De beoordeling

De kinderrechter stelt allereerst vast dat de GI het verzoek betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] heeft ingetrokken. Daarmee kunnen de gronden van dit verzoek niet meer worden onderzocht en daarom wijst de kinderrechter dit verzoek af.
Uit de overgelegde stukken en mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van een positieve ontwikkeling. Er is rust in het gezin. Er zijn ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] geen zorgen. Zij heeft haar opleiding bijna afgerond en is gemotiveerd om haar diploma te behalen. [voornaam minderjarige 2] heeft behandeling ontvangen voor haar persoonlijke problematiek. Wel zijn er nog zorgen over haar verstoorde schoolgang. Bij [voornaam minderjarige 3] is er sprake van kind-eigenproblematiek. [voornaam minderjarige 3] heeft baat bij de stabiliteit die zijn verblijf bij de Bernisser Handen hem brengt. Het is van belang dat er wordt onderzocht bij welke hulpverlening [voornaam minderjarige 3] baat heeft en van deze hulpverlening kan profiteren in een stabiele woonomgeving. Bij [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] zijn er daarnaast zorgen over de omgang met de vader. De relatie tussen de ouders is ingewikkeld en de omgang verloopt niet altijd rustig en stabiel.
De kinderrechter is van oordeel dat duidelijk is geworden dat de moeder de resterende zorgen in het vrijwillig kader kan aanpakken. De moeder heeft zich de afgelopen periode ingezet om de zorgen rondom haar kinderen weg te nemen. De moeder heeft de gezinsdagbehandeling bij Yulius positief afgerond en zelf een tweede traject aangevraagd. Ook heeft de moeder zelf besloten dat het in het belang van [voornaam minderjarige 3] en de rest van het gezin is dat [voornaam minderjarige 3] bij Bernisser Handen kan verblijven. Daarnaast heeft zij voor [voornaam minderjarige 2] hulpverlening bij een psychiater ingezet en gaat het beter met [voornaam minderjarige 2] . Ook werkt de moeder mee met het traject dat is bepaald naar aanleiding van de betrokkenheid van de leerplichtambtenaar om de schoolgang van [voornaam minderjarige 2] te verzekeren. Voorts is duidelijk geworden dat de betrokkenheid van de GI de afgelopen periode onvoldoende heeft bijgedragen aan de verbeteringen in de situatie van de kinderen en dat zowel de moeder als de kinderen deze betrokkenheid als belemmering ervaren. De kinderrechter acht de moeder, die open staat voor alle benodigde hulp en zich actief inzet om in het belang van haar kinderen hulp op te starten, voldoende in staat om [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] een veilige opvoedsituatie te bieden. Daarmee resteert de zorg rondom de omgang tussen de vader en de jongste drie kinderen. Gezien het verleden en het huidige verloop is het de vraag of het de moeder lukt om zonder tussenkomst van de GI voldoende afspraken te maken met de vader. De ondertoezichtstelling is echter niet bedoeld om slechts de omgang te begeleiden, en kan daarvoor ook niet worden uitgesproken. De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] , [voornaam minderjarige 4] en [voornaam minderjarige 5] te verlengen afwijzen.
Omdat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] de duur van de ondertoezichtstelling niet kan overstijgen en er eveneens niet is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:265c, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek, zal de kinderrechter het verzoek om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] te verlengen eveneens afwijzen.

De beslissing

Ten aanzien van de verzoeken met nummers C/10/623994 / JE RK 21-2235 en C/10/624000 / JE RK 21-2236
De kinderrechter:
wijst de verzoeken van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.