Op 16 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om de voortzetting van de op 12 augustus 2021 opgelegde crisismaatregel, omdat er sprake was van een zorgelijke stoornis in alcoholmisbruik bij de betrokkene. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene en haar advocaat, mr. T.S. Kessel, aanwezig waren. Ook werden twee artsen gehoord die betrokken waren bij de zorg voor de betrokkene.
Tijdens de behandeling werd duidelijk dat, hoewel er een stoornis in het gebruik van alcohol aanwezig was, er op dat moment geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer voor de betrokkene was. De artsen gaven aan dat de crisissituatie, die bij aanvang van de opname aanwezig was, niet meer bestond en dat het beter zou zijn om de betrokkene nog langer binnen de kliniek te laten stabiliseren. De rechtbank oordeelde dat het stellen van verplichte zorg het uiterste middel is en dat er onvoldoende grond was om het verzoek van de officier van justitie toe te wijzen.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt en getekend op 25 augustus 2021.