ECLI:NL:RBROT:2021:103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
10/239134-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging met letsel als gevolg

Op 8 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld in vereniging, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De feiten vonden plaats op 2 september 2020 te Dordrecht, waar de verdachte samen met vier anderen het slachtoffer benaderde om uitgeleende spullen op te halen. Toen het slachtoffer weigerde de spullen af te geven, ontstond er een vechtpartij waarbij het slachtoffer werd geduwd, geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, maar kon niet vaststellen door wie van de verdachten dit letsel is toegebracht. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar wel schuldig bevonden aan openlijk geweld in vereniging, waarbij enig letsel is veroorzaakt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt contact te hebben met het slachtoffer en zich in de nabijheid van het slachtoffer te bevinden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten niet zijn weggegaan toen de situatie escaleerde, wat de ernst van het feit vergrootte. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zowel materiële als immateriële schade had geleden door het geweld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/239134-20
Datum uitspraak: 8 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting op 18 december 2020 preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw E.M. Oudenaller, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 december 2020 en 8 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij oplegging van een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met [naam aangever] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] en een locatieverbod voor [adres] voor de duur van 5 jaar, waarbij verzocht wordt om deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit maar verzoekt de rechtbank om vrij te spreken van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, te weten het door hem toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is met een groep van vier anderen naar aangever gegaan en heeft zich daar schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. De aangever heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het slachtoffer is door de verdachte en zijn medeverdachten geduwd, geslagen en geschopt, en de verdachte heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan het totaal van de gepleegde geweldshandelingen. Daar is hij medeverantwoordelijk voor. Hoewel niet kan worden vastgesteld door wie en door welke geweldshandelingen het zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, kan dit enkel door de gedragingen en geweldshandelingen van de verdachte en de twee medeverdachten zijn veroorzaakt. De officier van justitie concludeert tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel, met uitzondering van het bestanddeel ‘door hem gepleegde’ nu niet is vast komen te staan wie van de verdachten het zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat er geen causaal verband bestaat tussen de verbrijzelde voet van aangever en het geweld dat gepleegd zou zijn door de verdachte. Daarom heeft de verdediging bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het strafverzwarende bestanddeel toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.3.
Beoordeling
Op 2 september 2020 kwam aangever [naam aangever] thuis van een verjaardag. Voor zijn deur trof de aangever verdachte [naam verdachte] en vier anderen aan. De dochter van de aangever zou kleding en een telefoon hebben geleend van twee van de aanwezigen en nog niet hebben teruggegeven. Zij kwamen deze terughalen. Toen de aangever aangaf dat zijn dochter niet aanwezig was en hij de groep niet binnen wilde laten, begonnen de verdachten tegen hem te schreeuwen, hem uit te dagen en te bedreigen.
De verklaringen van de aangever en de verschillende betrokkenen over het vervolg van het incident komen niet overeen. De rechtbank zal de aangever en getuige [naam getuige] volgen in hun lezing van de gebeurtenissen. Deze verklaringen komen ook grotendeels overeen met de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de aangever niet overeenkomstig de waarheid over het incident heeft verklaard.
Getuige [naam getuige] verklaart grotendeels overeenkomstig de verklaring van de aangever en verklaart over zowel de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en haar toenmalige vriend verdachte [naam medeverdachte 1] belastend.
De aangever verklaart over de geweldpleging dat hij is geduwd, geschopt en geslagen door de verdachte en twee medeverdachten, ook toen hij op de grond lag. De aangever verklaart over de gedragingen van de verdachte dat deze hem heeft geduwd en dat hij verder niet weet wat hij gedaan heeft.
Getuige [naam getuige] verklaart dat de verdachte de aangever een keiharde klap heeft gegeven in zijn gezicht, met zijn vuist. Vervolgens heeft de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] de man geslagen en bleven zij hem ook nog slaan en trappen nadat hij op de grond gevallen was. De verdachte schopte keihard tegen het lichaam van de aangever.
Medeverdachte [naam medeverdachte 1] verklaart dat de verdachte de aangever een duw gaf en dat hij en medeverdachte [naam medeverdachte 2] op de aangever begonnen in te slaan nadat deze [naam medeverdachte 1] een duw had gegeven. De aangever werd ook nog geschopt en geslagen terwijl hij met [naam medeverdachte 1] op de grond terecht gekomen was.
De verdachte heeft verklaard dat hij maar beperkt betrokken is geweest bij de openlijke geweldpleging en dat hij de aangever tweemaal heeft geslagen, nadat het slachtoffer eerst hem zou hebben geslagen
De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn verklaring dat zijn aandeel bij de vechtpartij beperkt bleef tot twee vuistslagen, en volgt de verklaringen van de aangever en van getuige [naam getuige] , nu deze verklaringen op belangrijke elementen gelijkluidend zijn De verklaring van de verdachte is tegenstrijdig aan hun verklaring en vindt geen steun in het andere bewijs. De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan duwen, slaan en schoppen van de aangever.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de (door de groep gepleegde) ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht bewezen dat de tenlastegelegde geweldshandelingen die verdachte niet heeft begaan door de medeverdachten zijn gepleegd.
In de letselverklaring geeft de arts aan dat er sprake is van ontwrichting van het gewricht tussen de achtervoet en de vijf middenvoetsbeentjes met meerdere breuken in de middenvoetsbeentjes van de tweede en derde teen naast de grote teen. Daarnaast heeft de aangever twee ribbreuken aan zijn linkerzijde en heeft hij een kneuzing aan de linkerhelft van de buik. Hoewel de hersteltijd moeilijk in te schatten is, wordt verwacht dat aangever blijvend last zal houden van dit letsel in de toekomst. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verwondingen aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Voor de rechtbank staat vast dat het letsel van aangever is ontstaan tijdens de reeks geweldshandelingen die door de verdachte en de medeverdachten zijn gepleegd. De rechtbank acht het zeer onaannemelijk dat aangever het letsel op een eerder dan wel later tijdstip heeft opgelopen. Om de strafverzwarende omstandigheid van zwaar lichamelijk letsel te bewijzen, moet duidelijk zijn door wie van de verdachten dit letsel is veroorzaakt. Nu uit het dossier echter niet is vast te stellen wie het letsel aan aangever heeft toegebracht, spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wel acht de rechtbank bewezen dat de gedragingen van de verdachte enig lichamelijk letsel tot gevolg hebben gehad.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging, waarbij de gedragingen enig letsel tot gevolg hebben gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 02 september 2020 te Dordrecht, op of aan de openbare weg, de Singel, ,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en
- ( met kracht) duwen tegen die [naam slachtoffer] en
- ( met kracht) beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer] en
- daarbij (met kracht) naarde grond werken van die [naam slachtoffer]
en/of
- daarbij (vervolgens) (met kracht) meermalen schoppen
tegen het lichaam en het hoofd/gezicht en de benen/van die
[naam slachtoffer] en/of
- daarbij (vervolgens) (met kracht) meermalen stompen en slaan
tegen
het hoofd en/of lichaam van die [naam slachtoffer] en
- ( dreigend) roepen/schelden naar/in de richting van die [naam slachtoffer] en/
of
- daarbij aan die [naam slachtoffer] dreigend toevoegen van de woorden:
"Doe de kankerdeur open! Doe open, open. We gaan naar binnen, we
gaan naar binnen, we trappen de deur open en gaan de boel slopen"
en/of "We komen terug" en/of "Ik wil die kanker t-shirt terug. We gaan
naar binnen", althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking,
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft
gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte is met vier anderen naar het huis van het slachtoffer gegaan om uitgeleende spullen, een aantal kledingstukken en een telefoon, op te halen. Toen bleek dat de spullen op dat moment niet werden afgegeven, is een vechtpartij ontstaan. Daarbij heeft de verdachte samen met anderen het slachtoffer dusdanig mishandeld dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte en de medeverdachten aan dat zij niet zijn weggegaan op het moment dat duidelijk werd dat de spullen, die de dochter van het slachtoffer kennelijk onder zich had, op dat moment niet door het slachtoffer werden afgegeven. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij samen met twee anderen tegen één persoon veel geweld heeft gebruikt vanwege een aantal spullen die niet van hem waren en die niet eens in beheer waren bij het slachtoffer, maar bij diens dochter. Het is goed voorstelbaar dat de dochter van het slachtoffer zich erg schuldig voelt omdat de groep eigenlijk voor de door haar geleende en nog niet teruggegeven spullen kwam en dat het voor haar zwaar moet zijn dat dit heeft geresulteerd in aanzienlijk letsel bij haar vader. Het feit dat het geweld plaatsvond voor de woning van het slachtoffer is wrang. Een plek waarbij iemand bijna thuis is en zich veilig zou moeten wanen. Tenslotte zorgen dit soort geweldsincidenten op de openbare weg voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank neemt dit gegeven ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 december 2020. Dit rapport houdt voor zover hier van belang het volgende in.
De verdachte heeft een eigen transportbedrijf, een inkomen en geen schulden. Hij bezit sinds enige tijd een eigen woning in de buurt van zijn familie. Zijn vriendin verwacht in juni 2021 een kind. De verdachte gebruikt geen middelen. De reclassering beschouwt voornoemde factoren als beschermende in zijn leven. Het enige dat opvalt, is dat hij wederom met een clubje vrienden in contact komt met justitie. De huidige vrienden zijn andere vrienden dan het groepje uit 2018. Van laatstgenoemde vrienden nam hij afstand. Er was nooit hulpverlening in zijn leven. Wel is er vaker een rapport over hem uitgebracht aangaande rechtszittingen. Een opgelegde werkstraf uit 2018 voltooide hij niet volledig.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf met als enige bijzondere voorwaarde een locatieverbod. Er zijn door de reclassering geen problemen gesignaleerd waarop interventies of een reclasseringsmeldplicht en/of -toezicht van toepassing is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen en gelet op de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank de strafverzwarende omstandigheid – het zwaar lichamelijk letsel – niet bewezen. Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet nogmaals schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 (twee) jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsverbod voor [adres] en een contactverbod met de heer [naam aangever] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .
Namens de benadeelde partij is ter zitting aangegeven dat hij en zijn gezin nog altijd hinderlijk benaderd worden vanuit de kringen van de verdachte, dan wel de medeverdachten. Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.182,- aan materiële schade en een vergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door het handelen van de verdachte en dat de vordering voldoende is onderbouwd. De officier van justitie vindt dat de materiële schade integraal voor toewijzing in aanmerking komt. Wat betreft de immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat een bedrag van € 10.000,- op dit moment toewijsbaar is. Op het moment dat er meer duidelijk zal zijn over de medische eindsituatie en het totaalbedrag mogelijk nog hoger kan uitvallen, kan een aanvullende vordering bij de burgerlijke rechter ingediend worden. De officier van justitie verzoekt het overige bedrag van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 702,- aan materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Voor wat betreft het immateriële schadebedrag acht de verdediging het bedrag van € 15.000,- te hoog, nu er nog veel onzekerheden zijn. Het bedrag zou fors gematigd moeten worden.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering ten aanzien van het materiële schadebedrag worden toegewezen. Alhoewel de strafverzwarende omstandigheid, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen is, omdat niet vastgesteld kan worden wie van de verdachten dit letsel heeft toegebracht, staat wel vast dat dit letsel is ontstaan tijdens de vechtpartij waaraan de verdachte deelnam. Dat maakt dat de verdachte voor de schade die daardoor is ontstaan aansprakelijk is.
De rechtbank ondanks de betwisting van de verdachte, acht het volledige bedrag voor behandelingen door de fysiotherapeut toewijsbaar. Hoewel een deel van deze behandelingen nog niet heeft plaatsgevonden en de benadeelde partij de kosten hiervoor dus ook nog niet verschuldigd is geworden, blijkt uit de onderbouwing van de vordering dat er met het herstel in ieder geval het genoemde aantal behandelingen gemoeid zal zijn.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,-. Daarbij acht de rechtbank van belang dat op dit moment nog niet beoordeeld kan worden in hoeverre de benadeelde partij blijvende klachten zal ondervinden en in hoeverre deze van invloed zijn op zijn dagelijkse bezigheden en de mogelijkheid om zijn werkzaamheden uit te oefenen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Ook wil de rechtbank daarmee de mogelijkheid bieden voor de benadeelde partij om eventuele toekomstige schade te verhalen bij de burgerlijke rechter.
Nu de verdachte het strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een of meer mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader(s) de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 september 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.682,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, namelijk 1 maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met de heer [naam aangever] , geboren op [geboortedatum aangever] te [geboorteplaats aangever] en zijn gezins- en/of familieleden [naam 1] , geboren [geboortedatum 1] , [naam 2] , geboren [geboortedatum 2] en [naam 3] , geboren [geboortedatum 3] , en dat zulks omvat contact in persoon en indirect contact middels anderen en middels communicatie via schriftelijke middelen, de telefoon, mail, internet (inclusief social media) of enig ander communicatiemiddel en dat de verdachte zal zich niet mogen bevinden en/of ophouden op [adres] en zich niet in het deel van de Singel tussen de Vrieseweg en de Blekersdijk te Dordrecht zal mogen bevinden en/of ophouden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 8.682,- (zegge: achtduizendzeshonderdtweeëntachtig euro), bestaande uit € 1.182,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 8.682,-(hoofdsom,
achtduizendzeshonderdtweeëntachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.682,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
78 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. S. van der Burgh en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.C. van Mulbregt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 02 september 2020 te Dordrecht, op of aan de
openbare weg, de Singel, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] ,
welk geweld bestond uit het
- zich opdringen aan die [naam slachtoffer] en/of
- ( met kracht) duwen op/tegen die [naam slachtoffer] en/of
- ( met kracht) beetpakken/vastpakken van die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) (met kracht) naar/tegen de grond werken van die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) (met kracht) meermalen schoppen/trappen op/tegen het lichaam en/of het hoofd/gezicht en/of de benen/voeten van die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) (vervolgens) (met kracht) meermalen stompen en/of slaan op/tegen
het hoofd/gezicht en/of lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- ( dreigend) roepen/schelden naar/in de richting van die [naam slachtoffer] en/of
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer] (dreigend) toevoegen van de woorden:
"Doe de kankerdeur open! Doe open, open. We gaan naar binnen, we
gaan naar binnen, we trappen de deur open en gaan de boel slopen"
en/of "We komen terug" en/of "Ik wil die kanker t-shirt terug. We gaan
naar binnen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking, terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk
letsel, althans enig lichamelijk letsel (te weten een op meerdere
plaatsen gebroken/verbrijzelde voet en/of meerdere breuken in de
middenvoetsbeentjes en/of een ontwrichting van het gewricht tussen
de achtervoet en de vijf middenvoetsbeentjes en/of een of meer
gebroken ribben en/of een hersenschudding en/of een of meer
schaafwonden en/of kneuzingen) voor die [naam slachtoffer] ten gevolge heeft
gehad.