ECLI:NL:RBROT:2021:10291

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/624321 / KG ZA 21-917
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de gevorderde machtiging tot verkoop van een woning in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De man vorderde een machtiging om de woning te verkopen, omdat hij al vier jaar wachtte op de verdeling van de gemeenschap en hij vanwege zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld geen financiering kon krijgen voor een eigen woning. De vrouw daarentegen had plannen voor een nieuwbouwwoning die naar verwachting in de zomer van 2022 zou worden opgeleverd en wilde wachten met de verkoop van de gezamenlijke woning tot dat moment.

De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende spoedeisend belang had bij zijn vorderingen. De omstandigheden dat hij in een dure huurwoning verblijft en belasting betaalt over zijn aandeel in de woning waren niet nieuw en rechtvaardigden niet de onmiddellijke verkoop van de woning. De vrouw had bovendien al stappen ondernomen om een nieuwe woning te kopen en was bereid om de gezamenlijke woning te verkopen zodra haar nieuwe woning klaar was. De rechtbank concludeerde dat er geen gewichtige redenen waren om de gevorderde machtiging te rechtvaardigen en wees de vorderingen van de man af.

De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt, gezien de affectieve relatie die zij in het verleden hadden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/624321 / KG ZA 21-917
Vonnis in kort geding van 21 oktober 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
advocaat mr. A.J. van Steensel te Den Haag,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. M.P. Smal te Rotterdam.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 augustus 2021;
  • de 4 producties van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling op 23 september 2021;
  • de spreekaantekeningen van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
In 2011 hebben partijen gezamenlijk (ieder voor de helft) de woning, gelegen aan de [adres] (hierna: de woning), in eigendom verkregen.
2.2.
Partijen hebben samengewoond in de woning. In 2016 is de relatie verbroken en is de man vertrokken uit de woning.
2.3.
In februari 2021 heeft de man de vrouw verzocht de gemeenschap te verdelen door verkoop van de woning.
2.4.
Bij brief van 7 juni 2021 is de vrouw door de advocaat van de man verzocht de onverdeelde helft van de man in de woning over te nemen dan wel medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde, bij gebreke waarvan een gerechtelijke procedure zal worden gestart.
2.5.
Bij e-mail van 10 juni 2021 heeft de vrouw aan de advocaat van de man medegedeeld dat zij is ingeloot voor een nieuwbouwproject waarvan de oplevering naar verwachting in de zomer van 2022 plaatsvindt en dat de woning, na oplevering van de nieuwbouwwoning van de vrouw, in de verkoop kan.

3..Het geschil

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primairhem op grond van artikel 3:174 BW te machtigen om mede namens de vrouw de verkoop en levering van de woning aan de [adres] aan een derde te bewerkstelligen tegen de naar plaatselijke maatstaven hoogst haalbare prijs en
subsidiairde vrouw te veroordelen om daaraan haar medewerking te verlenen, waarbij,
zowel primair als subsidiair, onder meer de voorzieningenrechter:
- de vrouw zal veroordelen binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis aan makelaar [naam], verbonden aan [naam makelaar] te [plaatsnaam], dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te benoemen makelaar, hierna te
noemen: “de makelaar”, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft, de verkoopopdracht te verstrekken,
waarbij de makelaar de vraag- en laatprijs zal bepalen en waarbij de makelaar gerechtigd is een courtage te bedingen van ten hoogste 1,5% van de verkoopprijs, exclusief de overige marktconform in rekening te brengen verkoopkosten, waaronder de opstartkosten tot maximaal € 650,- exclusief BTW;
- de vrouw zal veroordelen om aan de makelaar, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, een originele set sleutels van de woning ter beschikking te stellen, waarmee zowel de voor- als de achterzijde als alle verdiepingen, de schuur en de tuin kunnen worden betreden;
- de vrouw zal verbieden aan de makelaar de toegang tot de woning te verhinderen, op
welke wijze en op welk moment dan ook, een en ander op straffe van een dwangsom
van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat de vrouw het verbod overtreedt,
waarbij – voor het geval de vrouw blijft weigeren sleutels te verstrekken – de vrouw dient te gehengen en te gedogen dat op kosten van de vrouw nieuwe sloten worden aangebracht, van welke sloten uitsluitend de makelaar de sleutels zal ontvangen;
- de vrouw zal verbieden aanwezig te zijn bij bezichtigingen van de woning door de makelaar en potentiële kopers op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere keer dat de vrouw dit verbod overtreedt;
- de vrouw zal bevelen, tot ontruiming over te gaan van de woning inclusief schuur en tuin binnen twee weken na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan de vrouw dient te gehengen en te gedogen dat de woning inclusief schuur en tuin op kosten van de man geheel wordt ontruimd door een door de makelaar aan te zoeken persoon die al dan niet beroepsmatig huizen ontruimt en die alle goederen naar de gemeentelijke stortplaats zal afvoeren, voor wat betreft het gehengen en gedogen op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
- de vrouw zal bevelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis ongehinderd
toegang te verlenen tot de woning aan elke makelaar, zowel aan verkopers- als aan kopers zijde en deze laatsten tezamen met elke potentiële belangstellende of koper, op
straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor elke keer c.q. elke dag dat de toegang aan
de verkopende makelaar c.q. een makelaar ten behoeve van een koper dan wel potentiële kopers, op welke wijze dan ook maar wordt verhinderd of gehinderd;
- de vrouw zal veroordelen om mee te werken aan het ondertekenen van een verkoopovereenkomst van de woning, opgesteld door de makelaar, waarin de
verkoopprijs door de makelaar is vastgesteld zulks binnen twee weken na betekening van dit vonnis en binnen drie dagen nadat de koopovereenkomst aan de vrouw ter beschikking is gesteld, één en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- voor
elke dag dat de overeenkomst niet is ondertekend en niet aan de makelaar van verkoper
is ter beschikking gesteld dan wel, naar keuze van de man, na het verstrijken van de
hiervoor vermelde driedagentermijn de man te machtigen namens de vrouw de verkoopovereenkomst te ondertekenen met betrekking tot de woning voor een verkoopprijs als door de makelaar is overeengekomen c.q. vastgesteld, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- de vrouw zal veroordelen om, binnen één week nadat door de notaris die de leveringsakte van het registergoed zal verlijden, en nadat aan de vrouw een exemplaar
van de conceptakte ter beschikking is gesteld, de alsdan bijgesloten volmacht te
ondertekenen ten overstaan van een notaris en deze getekende volmacht ter beschikking te stellen aan de transporterend notaris, zodat de woning wordt verkocht en geleverd voor een door de makelaar te bepalen prijs, althans voor een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren en te bepalen dat zodra de hiervoor verzochte termijn van een week tot medewerking is verstreken zonder dat bedoelde medewerking aan het afgeven van de notariële volmacht genoegzaam is verleend opdat de vereiste notariële transportakte kan worden verleden, dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van die akte vereiste wilsverklaring, medewerking en handtekening van de vrouw, met de bepaling dat vervolgens de verkoopopbrengst minus de kosten tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld;
- te bepalen dat bij ontstentenis van de makelaar, de man bevoegd is een andere NVM makelaar aan te wijzen en vervolgens die andere makelaar ter zake al vorenstaande handelingen en bevoegdheden in de plaats treedt van de makelaar;
- althans ten aanzien van het petitum in al zijn onderdelen zodanige beslissingen te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure, gemaakt aan de zijde van de man, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De man heeft primair artikel 3:174 BW aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd. Ingevolge lid 1 van dat artikel kan de voorzieningenrechter op grond van gewichtige redenen een deelgenoot van een gemeenschap machtigen om een gemeenschappelijk goed te gelde te maken.
4.2.
De man stelt dat hij al vier jaar wacht op de verdeling van de gemeenschap en dat hij thans uit de onverdeeldheid wil geraken, omdat hij vanwege zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld geen financiering kan krijgen voor een eigen koopwoning en daardoor noodgedwongen in zijn (dure) huurwoning moet blijven wonen. Voorts moet de man vermogensbelasting betalen over zijn aandeel in de woning. De woningmarkt voor verkopers is op dit moment uitermate gunstig. De man wil zijn deel van de overwaarde besteden aan een nieuw te kopen huis.
Daartegenover voert de vrouw aan dat de man haar voor het eerst op 23 februari 2021 heeft verzocht de woning te verkopen ter verdeling van de gemeenschap. Vanaf dat moment is zij gaan uitkijken naar een nieuwe woning. Dat heeft geleid tot de koop van een nieuwbouwwoning. Die woning zal naar verwachting in de zomer van 2022 worden opgeleverd. De vrouw is niet onwillig om mee te werken aan de verkoop van de woning aan een derde, maar wenst daarmee te wachten tot haar nieuwbouwwoning klaar is. Zij betwist dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen.
4.3.
Overwogen wordt als volgt.
De man heeft onvoldoende gesteld wat zijn spoedeisend belang is om de woning nu op stel en sprong te verkopen. De omstandigheden dat hij verblijft in een (dure) huurwoning en dat hij belasting betaalt over de woning van partijen, zijn niet nieuw. Dat is al jaren de situatie, zodat niet valt in te zien waarom dat nu spoedeisendheid oplevert. Het enkele feit dat de woningmarkt thans gunstig is voor verkopers en de man wenst te profiteren van de forse overwaarde op de woning, levert niet zonder meer een spoedeisend belang op en weegt bovendien niet op tegen het belang van de vrouw om te wachten met de verkoop van de woning. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de man voor het eerst in februari 2021 de vrouw heeft verzocht om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en dat de vrouw vanaf dat moment actie heeft ondernomen om een ander huis te zoeken en op die wijze tot een verdeling van de gemeenschap te geraken. Dat de woning na 5 jaar nog niet is verdeeld, is dan ook niet te wijten aan enige onwil aan de kant van de vrouw. Dat klemt te meer, nu de vrouw onderbouwd heeft gesteld dat haar nieuwe woning medio 2022 wordt opgeleverd en zij bereid is de woning van partijen tegen die tijd te verkopen. Daarbij wordt wel opgemerkt dat aangenomen kan worden dat een verkoop- en leveringsproces (mede in verband met de tijd die de koper nodig heeft om de financiering van de woning te bewerkstelligen) meestal enige tijd in beslag neemt en partijen bovendien met de koper afspraken kunnen maken over de leveringsdatum. Dat betekent dat van de vrouw (wel) verwacht mag worden dat zij eraan meewerkt om de woning al vóór de zomer van 2022 in de verkoop te zetten.
4.4.
Dit alles tezamen bezien, is er – in ieder geval op dit moment – een onvoldoende (spoedeisend) belang van de man bij zijn vorderingen, noch een gewichtige reden in de zin van artikel 3:174 lid 1 BW om de door de man gevorderde machtiging te rechtvaardigen.
De vorderingen van de man liggen daarmee voor afwijzing gereed.
4.5.
In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021.
2091 / 2009