In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2021 een vonnis gewezen in een incident naar aanleiding van een verzoek van eiser, die als erfgenaam en deelgenoot in de nalatenschap van zijn moeder inzage eist in de financiële administratie van de erflaatster. De erflaatster is op 30 november 2015 overleden. Eiser en gedaagde, zijn broer, zijn samen erfgenamen en ieder gerechtigd tot de helft van de nalatenschap. Eiser stelt dat hij recht heeft op inzage in de financiële bescheiden van de erflaatster, waaronder bankafschriften en belastingdocumenten, om de omvang en samenstelling van de nalatenschap te kunnen beoordelen. Gedaagde heeft echter gesteld dat hij niet in het bezit is van alle gevraagde documenten, maar bereid is om mee te werken aan het verkrijgen van inzage via internetbankieren.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op inzage in bepaalde bescheiden, maar dat zijn vordering om alle voor handen zijnde bescheiden te verstrekken niet voldoet aan de eis van bepaaldheid. De rechtbank heeft de vordering tot inzage in bankafschriften afgewezen, omdat gedaagde heeft verklaard dat hij deze niet heeft, maar heeft wel geoordeeld dat gedaagde moet meewerken aan het verkrijgen van toegang tot de bankrekeningen via internetbankieren. Wat betreft de belastingdocumenten heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser deze zelf kan opvragen bij de Belastingdienst, waardoor er geen grond is om gedaagde te veroordelen deze documenten te verstrekken. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat gedaagde de aanslagbiljetten gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen aan eiser moet verstrekken, met uitzondering van enkele specifieke jaren. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.