ECLI:NL:RBROT:2021:10273

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/623508 / HA ZA 21-718
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident inzake inzage financiële administratie van erflaatster

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2021 een vonnis gewezen in een incident naar aanleiding van een verzoek van eiser, die als erfgenaam en deelgenoot in de nalatenschap van zijn moeder inzage eist in de financiële administratie van de erflaatster. De erflaatster is op 30 november 2015 overleden. Eiser en gedaagde, zijn broer, zijn samen erfgenamen en ieder gerechtigd tot de helft van de nalatenschap. Eiser stelt dat hij recht heeft op inzage in de financiële bescheiden van de erflaatster, waaronder bankafschriften en belastingdocumenten, om de omvang en samenstelling van de nalatenschap te kunnen beoordelen. Gedaagde heeft echter gesteld dat hij niet in het bezit is van alle gevraagde documenten, maar bereid is om mee te werken aan het verkrijgen van inzage via internetbankieren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op inzage in bepaalde bescheiden, maar dat zijn vordering om alle voor handen zijnde bescheiden te verstrekken niet voldoet aan de eis van bepaaldheid. De rechtbank heeft de vordering tot inzage in bankafschriften afgewezen, omdat gedaagde heeft verklaard dat hij deze niet heeft, maar heeft wel geoordeeld dat gedaagde moet meewerken aan het verkrijgen van toegang tot de bankrekeningen via internetbankieren. Wat betreft de belastingdocumenten heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser deze zelf kan opvragen bij de Belastingdienst, waardoor er geen grond is om gedaagde te veroordelen deze documenten te verstrekken. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat gedaagde de aanslagbiljetten gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen aan eiser moet verstrekken, met uitzondering van enkele specifieke jaren. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/623508 / HA ZA 21-718
Vonnis in incident van 20 oktober 2021
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.C.G. Stut te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.M. Peet te Nieuwerkerk ad IJssel.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en [naam gedaagde] genoemd worden, omdat hun achternamen niet onderscheidend zijn.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering ex artikel 843a Rv;
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De beoordeling in het incident

2.1.
[naam eiser] en [naam verweerder] zijn broers. In de hoofdzaak heeft [naam eiser] onder meer gevorderd de nalatenschap te verdelen van hun moeder, [naam erflaatster] (hierna: erflaatster), die op 30 november 2015 is overleden te Rotterdam. [naam eiser] en [naam verweerder] zijn samen erfgenaam van erflaatster en ieder gerechtigd tot de helft van haar nalatenschap.
2.2.
[naam eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij als erfgenaam van erflaatster en deelgenoot in de nalatenschap recht heeft op inzage en afschriften van de gehele financiële administratie van erflaatster. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen volgen [naam eiser] mee dat een deelgenoot in een nalatenschap tegenover een andere deelgenoot recht heeft op inzage van stukken die deel uitmaken van de nalatenschap en die ter beoordeling van omvang en samenstelling van de nalatenschap van belang kunnen zijn. [naam verweerder] behoort in het bezit te zijn van de financiële bescheiden, omdat hij nog in de woning van erflaatster woont en de correspondentie naar het laatste woonadres van erflaatster is gestuurd. [naam eiser] heeft daarom gevorderd in het incident:
1. [naam verweerder] te veroordelen om aan [naam eiser] te verstrekken alle voor handen zijnde bescheiden uit de administratie van erflaatster en/of haar nalatenschap vanaf 1 november 2015 althans vanaf 2015 tot en met heden, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
 de bankafschriften en jaaropgaven van alle bankrekeningen die tot de nalatenschap behoren;
 bescheiden van de belastingdienst, te weten:
o aangifte en aanslag inkomstenbelasting 2015;
o bescheiden aangaande de erfbelasting;
 stukken betreffende de eigenaarslasten van de woning vanaf 2015 tot en met heden, te weten:
o jaaroverzichten hypotheek bij de ABN Amro Bank vanaf 2015 tot en met heden;
o aanslagen gemeentelijke belastingen;
o polisbladen opstalverzekering;
o aanslagen waterschapslasten;
op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
2. [naam verweerder] te veroordelen om [naam eiser] te machtigen, danwel dat de rechtbank [naam eiser] machtigt, om bij de ING Bank, de ABN Amro Bank, de ASN Bank en de DHB Bank op te vragen bescheiden ten aanzien van alle bankproducten vanaf 1 november 2015 in de administratie bekend op naam van erflaatster en/of de erven van erflaatster, bij de belastingdienst bescheiden over de inkomstenbelasting van 2015 van erflaatster en de erfbelasting, bij de gemeente Capelle aan den IJssel de gemeentelijke aanslagen vanaf 2015, bij de Regionale Belasting Groep de aanslagen waterschapsbelasting vanaf 2015, bij (een voor [naam eiser] onbekende verzekeringsmaatschappij) de polissen opstalverzekering vanaf 2015, althans een machtiging zoals de rechtbank juist acht, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag.
2.3.
[naam verweerder] heeft tot afwijzing geconcludeerd en verweer gevoerd.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
[naam eiser] heeft aan zijn vordering artikel 843a Rv ten grondslag gelegd. Op grond van het eerste lid van dit artikel kan hij die daarbij (i) rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel vorderen van (ii) bepaalde bescheiden, waaronder begrepen op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, aangaande een (iii) rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij is, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Lid 4 van artikel 843a Rv bepaalt dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
2.6.
Eén van de vereisten is dat van bepaalde bescheiden inzage wordt gevorderd. Dit betekent dat de algemene vordering van [naam eiser] om [naam verweerder] te veroordelen alle voor handen zijnde bescheiden uit de administratie van erflaatster en/of haar nalatenschap vanaf 1 november 2015 althans vanaf 2015 tot en met heden niet voldoet aan de eis van bepaaldheid, omdat hieruit niet nauwkeurig blijkt om welke bescheiden het gaat. De vordering wordt derhalve in zoverre afgewezen.
Bankafschriften
2.7.
[naam eiser] heeft voorts gevorderd de bankafschriften en jaaroverzichten van vijf bankrekeningen van erflaatster vanaf 1 november 2015, de maand waarin erflaatster is overleden. [naam verweerder] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij alle originele bankafschriften en andere correspondentie van de banken reeds in de brievenbus van [naam eiser] heeft gedaan en niets meer in zijn bezit heeft. Wel is [naam verweerder] bereid om mee te werken aan het verkrijgen van toegang tot internetbankieren tot de bankrekeningen, zodat [naam eiser] alles kan bekijken en de kosten beperkt blijven.
2.8.
De rechtbank begrijpt uit de verklaring van [naam eiser] dat hij [naam verweerder] wantrouwt doordat hij op de dag van de mondelinge behandeling in de verzoekschriftprocedure tussen partijen tientallen ongeopende enveloppen met bankafschriften heeft gekregen van [naam verweerder] en daarop een laag saldo is gebleken. [naam verweerder] heeft echter verklaard dat hij geen andere bankafschriften heeft, dan degene die hij reeds aan [naam eiser] heeft afgegeven. De rechtbank kan [naam verweerder] niet verplichten om iets over te leggen wat hij niet heeft, omdat artikel 843a Rv ziet op bescheiden die iemand te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Het is ook niet aannemelijk dat [naam verweerder] de bankafschriften zelf gemakkelijk zonder hulp van [naam eiser] kan opvragen, want als dat het geval was dan had [naam eiser] de bankafschriften ook zelf zonder hulp van [naam verweerder] kunnen opvragen. De rechtbank ziet derhalve geen grond om [naam verweerder] te veroordelen om de bankafschriften en jaaropgaven van alle bankrekeningen die tot de nalatenschap behoren vanaf 1 november 2015 aan [naam eiser] te verstrekken.
2.9.
[naam verweerder] heeft in zijn conclusie in dit incident toegezegd dat hij wil meewerken aan het via internetbankieren inzage verkrijgen in de (transacties van) de bankrekeningen (van in ieder geval de ING Bank en de ABN Amro Bank). De rechtbank ziet niet in waarom [naam eiser] op die wijze niet de door hem gewenste inzage kan verkrijgen. Gelet hierop is er thans geen reden om de – subsidiair – gevorderde machtiging aan [naam eiser] toe te wijzen. Hij zal samen met [naam verweerder], die daartoe bereid is, de banken moeten benaderen om de door hem gewenste inzage via internetbankieren te verkrijgen.
Bescheiden belastingdienst
2.10.
[naam eiser] wil tevens dat [naam verweerder] aan hem verstrekt de aangifte en aanslag inkomstenbelasting 2015 en bescheiden aangaande de erfbelasting. De rechtbank ziet niet in waarom [naam verweerder] deze bescheiden aan [naam eiser] dient te verstrekken, aangezien [naam eiser] deze als erfgenaam ook zelf bij de Belastingdienst kan opvragen en de bescheiden aangaande de erfbelasting al in zijn bezit kan hebben omdat hij samen met [naam verweerder] deze aangifte gedaan heeft. [naam eiser] heeft derhalve geen belang bij toewijzing van deze vordering en er is derhalve ook geen grond om [naam eiser] te machtigen om bij de Belastingdienst deze bescheiden op te vragen. Overigens heeft [naam verweerder] ook verklaard dat hij bereid is om zijn medewerking te verlenen indien zijn toestemming nodig is voor het verkrijgen van de gegevens.
Stukken betreffende eigenaarslasten
2.11.
[naam eiser] wil graag diverse stukken van [naam verweerder] hebben met betrekking tot de eigenaarslasten van de woning vanaf 2015 tot heden.
2.12.
De rechtbank is van oordeel dat [naam eiser] als deelgenoot in de nalatenschap van erflaatster in principe een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van stukken die zien op de eigenaarslasten, omdat de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de erfgenamen over en weer recht hebben op informatie over de omvang en samenstelling van de nalatenschap. [naam verweerder] zal derhalve aan [naam eiser] inzage moeten geven in de gegevens die hij onder zich heeft.
2.13.
[naam verweerder] heeft gesteld dat hij al een deel van de aanslagen gemeentelijke belastingen en waterschapslasten heeft verstrekt in de verzoekschriftprocedure tussen partijen. Dit betreft het aanslagbiljet waterschapsbelastingen 2018, het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen 2018 en het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen 2021. De rechtbank stelt vast dat [naam verweerder] niet alle door [naam eiser] gevraagde aanslagbiljetten heeft overgelegd. Dat deze lasten reeds betaald zijn door [naam verweerder] of van de ervenbankrekening en [naam eiser] hiermee akkoord is geweest, maakt niet dat [naam eiser] geen belang meer heeft bij de verkrijging van deze stukken. [naam verweerder] zal derhalve worden veroordeeld om de ontbrekende aanslagen gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen aan [naam eiser] te overleggen. De rechtbank ziet op dit moment nog geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden.
2.14.
De polisbladen van de opstalverzekering en de jaaroverzichten hypotheken bij de ABN Amro Bank heeft [naam verweerder] niet onder zich en volgens [naam verweerder] zijn deze bedragen automatisch van de ervenbankrekening van erflaatster afgeschreven. Omdat [naam verweerder] deze bescheiden niet heeft, kan hij ook niet worden veroordeeld om deze aan [naam eiser] te verstrekken.
2.15.
[naam verweerder] heeft, zoals hiervoor al is weergegeven, verklaard dat hij eraan mee wil werken om ervoor te zorgen dat [naam eiser] via internetbankieren toegang heeft tot alle bankgegevens en bankstukken, dus ook van de jaaroverzichten van de hypotheek bij de ABN Amro Bank. Gelet hierop zal de gevorderde machtiging niet worden toegewezen. Wat de machtiging betreft om bij een onbekende verzekeringsmaatschappij de polissen van de opstalverzekering vanaf 2015 op te vragen is de rechtbank van oordeel dat dit een te onbepaalde machtiging is. Bovendien kan [naam eiser] als hij inzicht heeft in de bankrekeningen van erflaatster tevens daaruit opmaken wat de hoogte van de opstalverzekering is, zodat ook de machtiging wat betreft dit deel van de vordering wordt afgewezen.
Conclusie
2.16.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zal [naam verweerder] worden veroordeeld om de aanslagbiljetten gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen aan [naam eiser] te verstrekken vanaf 2015, met uitzondering van het aanslagbiljet waterschapsbelastingen 2018, het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen 2018 en het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen 2021.
Proceskosten
2.17.
Nu partijen broers zijn van elkaar ziet de rechtbank voldoende reden om de proceskosten in dit incident te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Hoofdzaak:
2.18.
[naam gedaagde] mag in de hoofdzaak een conclusie van antwoord nemen. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen.

3..De beslissing

De rechtbank
in het incident:
veroordeelt [naam verweerder] om aan [naam eiser] te verstrekken de aanslagbiljetten gemeentelijke belastingen en waterschapsbelastingen met betrekking tot de woning van erflaatster vanaf 2015, met uitzondering van het aanslagbiljet waterschapsbelastingen 2018, het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen 2018 en het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen 2021;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
1 december 2021voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021.
3120