Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser] ,
[eiseres],
1..De procedure
- het vonnis in het door [gedaagde] ingestelde bevoegdheidsincident van 14 april 2021, waarin de rechtbank zich bevoegd heeft verklaard, en de daarin genoemde processtukken;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 10 mei 2021;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 19 mei 2021 met gewijzigde datum voor de mondelinge behandeling;
- de zittingsaantekeningen van mr. Wijnja.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
€ 658.000,-. aan [gedaagde] verkocht. De koopovereenkomst bevat in artikel 18 een zogenaamd financieringsvoorbehoud op grond waarvan [gedaagde] bij gebreke aan financiering onder bepaalde voorwaarden tot uiterlijk 31 maart 2020 een beroep kon doen om de koopovereenkomst te kunnen ontbinden. [gedaagde] heeft bij brief van 28 maart 2020 een beroep op dit artikel gedaan en de koop van de woning dus niet door laten gaan. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] een terecht beroep op het financieringsvoorbehoud heeft gedaan.
€ 2.228,00 aan advocaatkosten (2 punten x tarief IV a € 1.114,00 per punt), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6: 119 BW. Er is geen grondslag gesteld voor een hoofdelijke veroordeling, zodat de rechtbank [eiser] c.s. niet hoofdelijk zal veroordelen in de proces- en nakosten.