ECLI:NL:RBROT:2021:10250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
FT EA 21/1052 / FT EA 21/1053
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker op 18 augustus 2021. Verzoeker, die in een schuldsaneringsregeling zit, heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, maar één schuldeiser weigerde in te stemmen. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld, waarbij de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zijn afgewogen tegen de belangen van de weigerende schuldeiser. Verzoeker heeft een schuld van € 13.167,19, waarvan één preferente en acht concurrente schuldeisers. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 22,57% aan de preferente en 11,28% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn financiële situatie en de hulp die hij heeft ontvangen bij het oplossen van zijn schulden. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die wel instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. Daarom heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en de weigerende schuldeiser bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn de kosten van de procedure aan de weigerende schuldeiser opgelegd, maar deze zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 15 oktober 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 18 augustus 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om de [naam schuldeiser] (hierna: [naam schuldeiser]), die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[naam schuldeiser] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 6 oktober 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw J. van Wingerden, werkzaam bij Plangroep Budgetbeheer (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw E. Opstal, werkzaam bij de stichting Stichting Clientgelden Albrandswaard (hierna: beschermingsbewindvoerder).
[naam schuldeiser] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift negen schuldeisers, waarvan één preferente en acht concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 13.167,19 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 22 september 2020 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 22.57% aan de preferente schuldeisers en 11,28% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Ziektewetuitkering.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Op 2 februari 2016 is door deze rechtbank de schone lei uitgekeerd aan verzoeker in de schuldsaneringsregeling die op hem van toepassing is verklaard per 11 januari 2013.
Acht schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 3.394,63 op verzoeker, welke 25,8% van de totale schuldenlast beloopt.
Ter zitting heeft verzoeker aangeven per 7 oktober 2021 weer fulltime aan het werk te gaan en dat hij zich inmiddels heeft beter gemeld bij het UWV (Ziektewetuitkering). Voorts heeft verzoeker aangegeven dat er geen sprake meer is van verslavingsproblematiek, mede doordat hij een traject heeft gevolgd bij ‘Ready for Change’.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft [naam schuldeiser] gesteld dat bij verlening van de schone lei aan verzoeker in 2016 de invordering van de studieschuld is opgeschort. Er volgde geen uitbetaling en de vordering van € 2.700,= is vervolgens kwijtgescholden. Aangezien er geen wettelijke schuldsaneringsregeling mogelijk is voor verzoeker tot aan 2026 heeft [naam schuldeiser] aangegeven dat zij, op grond van bestendig beleid, in dat geval niet mee wil werken aan een minnelijk traject.
Voorts heeft [naam schuldeiser] aangegeven dat verzoeker vanaf zijn vijftiende levensjaar met verslavingsproblematiek kampt. Hier is volgens [naam schuldeiser] destijds, bij de toelating tot de schuldsaneringsregeling in 2013, niet over gerept door verzoeker. [naam schuldeiser] heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de huidige € 13.000 aan schulden mogelijk ook verband houdt met de verslavingsproblematiek van verzoeker.
Daarnaast heeft [naam schuldeiser] aangevoerd dat het aanbod niet het maximaal haalbare is. Verzoeker werkt slechts 7 uur per week sinds november 2020, mettertijd uit te breiden naar 32-40 uur per week, en ontvangt aanvullend een Ziektewetuitkering.
Tot slot heeft [naam schuldeiser] aangegeven dat er door verzoeker al die tijd geen aanvraag tot opschorting van aflossing is gedaan door verzoeker.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [naam schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Ten aanzien van hetgeen [naam schuldeiser] heeft aangevoerd, namelijk dat zij op grond van intern beleid niet kan meewerken aan een minnelijke regeling (tegen finale kwijting), is de rechtbank van oordeel dat dit onverlet laat dat de rechtbank haar op grond van artikel 287a Fw kan bevelen om met het voorstel in te stemmen na een weging van de belangen van [naam schuldeiser] enerzijds en de overige schuldeisers en verzoeker anderzijds. Immers, dit artikel kent geen bijzondere positie toe aan bepaalde schuldeisers. Verder overweegt de rechtbank dat het voldoende aannemelijk is dat verzoeker zijn alcohol- en gokverslaving met hulp van derden onder controle heeft gekregen.
De rechtbank stelt allereerst vast dat, op [naam schuldeiser] na, alle overig acht schuldeisers, met de aangeboden regeling akkoord zijn gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Plangroep Albrandswaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker per 7 oktober 2021 weer fulltime aan het werk gaat en hij zich beter heeft gemeld bij het UWV, waardoor zijn Ziektewetuitkering stopt. Dat betekent dat verzoeker per die datum voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker heeft een beschermingsbewindvoerder. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Indien geen gedwongen schuldregeling tot stand komt, dan zal het (subsidiaire) verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen worden. Immers, verzoeker heeft eerder in de schuldsaneringsregeling gezeten. De looptijd van die regeling liep van 11 januari 2013 tot 2 februari 2016. De regeling is toen beëindigd met de schone lei. Het gevolg daarvan is dat schuldenaar tot 2 februari 2016 niet opnieuw kan worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in verband met de geldende
10-jaarstermijn, op grond van artikel 288 lid 2 sub d Faillissementswet. Indien hij voordien vanwege zijn schuldenproblematiek failliet wordt verklaard, dan zal er voor de schuldeisers, alleen al gelet op de kosten van een faillissement, veel minder te verdelen zijn.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [naam schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [naam schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[naam schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [naam schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021. [1]
de griffier is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.