ECLI:NL:RBROT:2021:10227

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/623088 / JE RK 21-2079
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van een minderjarige in het kader van de kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 september 2021 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kind, geboren in 2008. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat er ernstige zorgen waren over haar persoonlijke en verslavingsproblematiek. De moeder had in de afgelopen jaren meerdere terugvallen in middelengebruik laten zien en er was geen vooruitgang geboekt richting een terugplaatsing van het kind. De vader zou voortaan alleen het gezag over het kind uitoefenen.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de mening van het kind ook is gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind in een onveilige situatie verkeerde bij de moeder en dat de aanvaardbare termijn voor de moeder om haar verantwoordelijkheden te hernemen, was verstreken. Het kind verblijft sinds december 2020 bij pleegouders, waar hij een positieve ontwikkeling doormaakt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beëindiging van het gezag van de moeder in het belang van het kind is, en dat het contact tussen het kind en de moeder van belang blijft, ondanks de beëindiging van het gezag.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 12 oktober 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/623088 / JE RK 21-2079
Datum uitspraak: [geboortedatum kind] 2021

Beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder],

hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders],

de gecertificeerde isntelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 30 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 30 juli 2021.
Op 23 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3].
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de pleegouders.
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 1 maart 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
19 maart 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de tante en oom vaderszijde, verleend tot 1 maart 2021.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen, waardoor de vader het gezag over [naam kind] van rechtswege alleen zal uitoefenen.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Het is belangrijk dat er duidelijkheid komt voor [naam kind] over waar hij verder zal opgroeien. Bij de moeder is er sprake van persoonlijke problematiek en verslavingsproblematiek. In de afgelopen jaren heeft zij meerdere terugvallen in middelengebruik laten zien. Sinds vorig jaar wordt er niet meer gewerkt aan een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder. De aanvaardbare termijn is verstreken.

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij het verzoek van de Raad. Wanneer de moeder in de kliniek verblijft lukt het om met de moeder in contact te zijn. Wanneer zij buiten de kliniek verblijft, is er sprake van sporadisch contact. [naam kind] merkt dat ook in het belcontact met de moeder. Hij heeft het vertrouwen verloren. Op dit moment is de moeder ontslagen uit de kliniek en is het onduidelijk waar zij verblijft. [naam kind] verblijft sinds december 2020 bij de pleegouders en er is een positieve ontwikkeling zichtbaar. Hij heeft rust gevonden en wil graag bij de pleegouders blijven wonen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er bij [naam kind] sprake is van een belast verleden. In de thuissituatie bij de moeder en de stiefvader heeft [naam kind] ingrijpende levensgebeurtenissen meegemaakt. Vanwege grote zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder en het huiselijk geweld tussen de moeder en de stiefvader, is [naam kind] in januari 2018 uithuisgeplaatst bij de vader en stiefmoeder. In de thuissituatie bij de vader is een negatieve interactiespiraal ontstaan tussen [naam kind] en de stiefmoeder, waardoor ook de plaatsing bij de vader niet langer houdbaar was. Sinds december 2020 verblijft [naam kind] (volledig) bij de pleegouders. Ondanks het feit dat [naam kind] op dit moment in het pleeggezin een positieve ontwikkeling doormaakt, zijn er grote zorgen over zijn sociaal- emotioneel en psychisch welbevinden. Bij [naam kind] is sprake van hechtingsproblematiek, trauma’s en ADHD.
Gebleken is dat de moeder onvoldoende in staat is om tegemoet te komen aan de specifieke opvoedingsbehoefte van [naam kind]. Bij de moeder is sprake van verslavingsproblematiek en persoonlijke problematiek, waaronder een borderline-persoonlijkheidsstoornis. In de afgelopen jaren heeft de moeder meerdere terugvallen in middelengebruik laten zien. Zij is hiervoor meerdere keren opgenomen geweest, maar tot op heden lukt het haar niet om abstinent te blijven. Ondanks dat de moeder begrijpt dat zij op dit moment niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] kan dragen, heeft zij de wens om in de toekomst weer voor [naam kind] te kunnen zorgen. Sinds het voorjaar van 2020 wordt er echter niet langer gewerkt aan een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder.
[naam kind] verblijft sinds december 2020 in het pleeggezin. Er wordt gezien dat het door de instabiliteit van moeder niet steeds lukt om de omgangsmomenten door te laten gaan. [naam kind] ervaart hierdoor veel onduidelijkheid. Desondanks ontwikkelt [naam kind] zich positief binnen het pleeggezin en is hij positief gehecht aan zijn pleegouders. De pleegouders bieden hem de structuur, duidelijkheid en veiligheid die hij nodig heeft. Daarnaast is hij in behandeling voor zijn problematiek en gebruikt hij medicatie voor zijn ADHD. Er wordt een verbetering gezien in zijn concentratie en het maken van verstandige keuzes.
Het is belangrijk dat [naam kind] duidelijkheid krijgt over zijn perspectief. Een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder is niet meer aan de orde. De aanvaardbare termijn, waarbinnen de moeder in staat zou moeten zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] te dragen, is verstreken. De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen. Dit betekent dat de vader voortaan alleen is belast met het gezag over [naam kind]. Dit neemt niet weg dat de rechtbank het contact tussen [naam kind] en de moeder van belang acht. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat alle betrokkenen zich in het belang van [naam kind] blijvend zullen inspannen om dit te verwezenlijken.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de beëindiging van het gezag van de moeder geen verandering brengt ten aanzien van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Deze maatregelen blijven voortduren.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam moeder], geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder], over [naam kind];

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.