Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen De Maas Dienstverlening B.V. als eiseres en Stichting Havensteder als gedaagde. De Maas, in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de goederen van [naam], verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis dat op 13 augustus 2021 was gewezen. De ontruiming was gepland op 21 oktober 2021, terwijl De Maas in hoger beroep was gegaan tegen het eerdere vonnis. De Maas voerde aan dat het belang van [naam] bij behoud van zijn woning zwaarder weegt dan het belang van Havensteder bij de ontruiming, vooral gezien de gezondheidsproblemen van [naam].
Havensteder betwistte deze stelling en stelde dat er geen nieuwe omstandigheden waren die een schorsing rechtvaardigden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van Havensteder, waaronder het recht op ongestoord huurgenot en de veiligheid van omwonenden, zwaarder wogen dan de belangen van De Maas. De rechter volgde de argumenten van Havensteder en wees de vordering van De Maas af. De Maas werd veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.