ECLI:NL:RBROT:2021:10197
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning bijstand na verblijf bij vriendin tijdens coronacrisis
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Drechtstedenbestuur over de toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet. Eiser had een aanvraag voor bijstand ingediend, die door verweerder was afgewezen. Verweerder stelde dat eiser niet in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht zijn hoofdverblijf had, maar bij zijn vriendin in Bergschenhoek verbleef. Eiser voerde aan dat zijn verblijf bij zijn vriendin tijdelijk was, vooral vanwege de kwetsbare gezondheid van zijn ouders tijdens de coronacrisis. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet als inwoner van Hendrik-Ido-Ambacht kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de wijziging van verblijfplaats een vooropgezet tijdelijk karakter had en dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf bij zijn ouders had. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder eiser met terugwerkende kracht bijstand moest toekennen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.