ECLI:NL:RBROT:2021:10197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
ROT 20/6933
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstand na verblijf bij vriendin tijdens coronacrisis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Drechtstedenbestuur over de toekenning van bijstand op grond van de Participatiewet. Eiser had een aanvraag voor bijstand ingediend, die door verweerder was afgewezen. Verweerder stelde dat eiser niet in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht zijn hoofdverblijf had, maar bij zijn vriendin in Bergschenhoek verbleef. Eiser voerde aan dat zijn verblijf bij zijn vriendin tijdelijk was, vooral vanwege de kwetsbare gezondheid van zijn ouders tijdens de coronacrisis. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet als inwoner van Hendrik-Ido-Ambacht kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de wijziging van verblijfplaats een vooropgezet tijdelijk karakter had en dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf bij zijn ouders had. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder eiser met terugwerkende kracht bijstand moest toekennen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6933

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M. van der Veer,
en

het Drechtstedenbestuur, verweerder,

gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Bij besluit van 30 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 20 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van verweerder heeft de zitting via Skype met beeldverbinding bijgewoond.

Overwegingen

1.1.
Eiser staat sinds 29 januari 2019 in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van zijn ouders, [adres] te Hendrik-Ido-Ambacht. Zijn vriendin woont in Bergschenhoek.
1.2.
Eiser heeft, nadat zijn Werkloosheidswet-uitkering per 1 juni 2020 was geëindigd, verscheidene malen een bijstandsuitkering aangevraagd bij verweerder. Op 7 juli 2020 heeft eiser zich opnieuw gemeld bij verweerder. Deze melding is gevolgd door een aanvraag van 10 juli 2020.
1.3.
Naar aanleiding van deze aanvraag hebben op 10 juli 2020 en op 21 juli 2020 gesprekken met eiser plaatsgevonden. Sociaal rechercheurs hebben in de periode van 8 juli 2020 tot en met 24 juli 2020 waarnemingen verricht bij de woning van eisers vriendin in Bergschenhoek.
1.4.
Bij besluit van 31 maart 2021 heeft verweerder eiser een bijstandsuitkering naar de kostendelersnorm toegekend met ingang van 1 augustus 2020.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser niet in de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht zijn hoofdverblijf heeft gehad ten tijde van de periode in geding (7 juli 2020 tot en met 30 juli 2020). Volgens verweerder verbleef hij in deze periode bij zijn vriendin in Bergschenhoek. Verweerder heeft dit gebaseerd op waarnemingen bij de woning van eisers vriendin en op het feit dat eiser inconsistente verklaringen heeft afgelegd.
3. Eiser heeft het volgende aangevoerd. Het bestreden besluit is in strijd met het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel. Vóor de uitbraak van de coronacrisis in maart 2020 woonde eiser bij zijn ouders in Hendrik-Ido-Ambacht. Sinds het uitbreken van de coronacrisis heeft hij bij zijn vriendin in Bergschenhoek verbleven omdat zijn ouders een kwetsbare gezondheid hebben en hij hen niet in gevaar heeft willen brengen. Het verblijf van eiser bij zijn vriendin had een vooropgezet tijdelijk karakter. Op 3 augustus 2020 is eiser weer teruggekeerd naar het huis van zijn ouders.
4. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Pw doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Op grond van artikel 40, eerste lid, van de Pw bestaat recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van boek 1 van het BW.
5.1.
De beroepsgrond dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, slaagt. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.2.
Voor het antwoord op de vraag waar iemand zijn woonplaats heeft, is bepalend de plaats waar hij daadwerkelijk woont en waar het centrum van zijn maatschappelijk leven zich bevindt. De vraag waar iemand woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Pw dient dan ook te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Als de woon- en verblijfsituatie wordt gewijzigd met een vooropgezet tijdelijk karakter, wordt daarmee in beginsel niet het woonadres verplaatst. Dit geldt als de wijziging van korte duur is en verband houdt met het tijdelijk niet of niet goed kunnen bewonen van de eigen woning, bijvoorbeeld wegens een renovatie. Daarnaast is vereist dat er geen aanwijzingen zijn dat de betrokkene zich in die periode elders heeft gevestigd en de betrokkene moet na die – korte – periode in zijn of haar woning zijn teruggekeerd. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1137.
5.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat eiser vanaf 23 maart 2020 bij zijn vriendin heeft verbleven. Hij zou daar zijn “feitelijk hoofdverblijf” hebben gehad. Volgens verweerder maken de beweegredenen van eisers verblijf bij zijn vriendin dit niet anders. Verder doen volgens verweerder de gestelde feiten waaruit zou volgen dat eiser vóór de coronacrisis zijn “hoofdverblijf” had in Hendrik-ldo-Ambacht, niet ter zake. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet, althans niet op toereikende wijze is ingegaan op eisers betoog dat in dit geval sprake is van wijziging van de verblijfplaats met een vooropgezet tijdelijk karakter. Dat eiser vóór de coronacrisis zijn woonplaats had bij zijn ouders in Hendrik-ldo-Ambacht kan hierbij wel degelijk relevant zijn, evenals de intentie van eiser om slechts tijdelijk bij zijn vriendin te verblijven.
5.4.
Er is sprake van een motiveringsgebrek en dus van strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
5.5.
Mede gelet op het feit dat eiser per 1 augustus 2020 een bijstandsuitkering toegekend heeft gekregen en het in dit beroep dus slechts nog gaat om een betrekkelijk korte periode (eiser heeft zich op 7 juli 2020 gemeld, zie hiervoor onder 1.2), ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak voorzien. De rechtbank zal bepalen dat verweerder eiser de voor hem toepasselijke bijstandsnorm toekent. Daarbij is het volgende van belang.
5.6.
Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij, voordat de coronacrisis uitbrak, zijn woonplaats had bij zijn ouders in Hendrik-Ido-Ambacht. Verweerder heeft de stellingen van eiser terzake niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist. Verder staat vast dat eiser in augustus 2020 weer op dit adres is teruggekeerd. Eiser ontvangt op dit adres een bijstandsuitkering met ingang van 1 augustus 2020. De rechtbank oordeelt dat eiser verder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het verblijf bij zijn vriendin in de tussentijd een vooropgezet tijdelijk karakter had. Eiser heeft gemotiveerd toegelicht dat zijn ouders het in verband met het besmettingsgevaar beter vonden als eiser tijdelijk niet bij hen verbleef. Het verblijf bij zijn vriendin kan worden aangemerkt als van korte duur. Er zijn geen aanwijzingen dat eiser zich daadwerkelijk bij zijn vriendin heeft gevestigd. Gelet hierop moet worden aangenomen dat eiser in de periode in geding woonplaats had op het adres van zijn ouders in Hendrik-Ido-Ambacht.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, zal worden bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.
6.2.
Verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,-- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat verweerder eiser met ingang van 7 juli 2020 bijstand toekent naar de voor eiser geldende norm;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,- .
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Sahin, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 oktober 2021.
De rechter en de griffier zijn verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.