ECLI:NL:RBROT:2021:10187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
10/741070-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne-invoer

Op 13 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak betreft de invoer van ongeveer 875 kilogram cocaïne in Nederland, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2020 werd aangehouden op het terrein van de ECT Deltaterminal in Rotterdam, waar in een container cocaïne werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn aanwezigheid en de aangetroffen cocaïne op zijn kleding, betrokken was bij de smokkeloperatie. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten als medeplegers moeten worden aangemerkt, aangezien zij samenwerkten om de cocaïne veilig te stellen voor verder vervoer binnen Nederland. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, en een vrijheidsbeperkende maatregel van 5 jaar, met een locatieverbod voor alle zeehavens in Nederland. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de relatief beperkte rol die hij speelde in de smokkeloperatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/741070-20
Datum uitspraak: 13 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. N. Coenen en A.B. Scheltema Beduin (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur 4 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaar, inhoudende een locatieverbod voor de zeehavens met een containerterminal, in elk geval de zeehavens van Amsterdam, Velsen/IJmuiden, Beverwijk, Zaanstad, Vlissingen, Terneuzen, Delfzijl en de Eemshaven en toepassing van (telkens) 1 maand vervangende hechtenis voor elke overtreding van dat verbod, met een maximum van 6 maanden vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Betoogd is dat met de enkele aanwezigheid van de verdachte op het terrein van ECT niet bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde invoer van de cocaïne of voorbereidings-handelingen daartoe. De verdachte kan niet in verband worden gebracht met de container waarin de cocaïne is aangetroffen. De verdachte is niet in de directe omgeving van die container aangetroffen.
Er is geen bewijs dat hij in de container is geweest. Het staat ook niet vast dat de op de broek van de verdachte aangetroffen cocaïne afkomstig is van de inbeslaggenomen 875 kilo cocaïne. Het onderzoek aan de in de container aangetroffen mobiele telefoons was onvolledig. Deze telefoons kunnen niet aan de verdachte worden toegeschreven.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 1 oktober 2020 ontving het Hit and Run Cargoteam (Harc-team) van de Eenheid Rotterdam informatie uit een lopend onderzoek. Volgens deze informatie zou in de container [containernummer] , die zich op de ECT Deltaterminal in de Rotterdamse haven bevond, mogelijk een hoeveelheid cocaïne zitten. De locatie van de container betrof laan 58 in stack 116 . De volgende ochtend is het Harc-team naar het terrein van ECT gegaan, alwaar in bovengenoemd containerstack insluipers werden gezien. Ter hoogte van laan 45 werd verdachte [naam verdachte] aangehouden. In de container werden opengesneden zakken met aardnoten aangetroffen en voor de deuren van de container werden loop- en sleepsporen gezien die, via een tweede en een derde container, leidden naar een vierde container, eveneens in stack 116. In de tweede en derde container werd een wit poeder op de vloer aangetroffen, waarvan later is vastgesteld dat het om cocaïne ging. In de vierde container werden de verdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] aangetroffen. Ook vond de politie in deze container 35 plastic tassen met een totaal brutogewicht van 876,74 kilo wit poeder waarvan na onderzoek eveneens bleek dat het om cocaïne ging. Naast drie kapot geknipte telefoons waarvan op het display te lezen was “Dit apparaat wordt beheerd door je organisatie” werden een iPhone7 en een Nokia aangetroffen. In de iPhone 7 werden twee uitgaande (en geannuleerde) gesprekken gezien. Daarvan betrof het ene nummer een telefoonnummer dat volgens de politiesystemen op naam van de verdachte [naam verdachte] stond. Het andere nummer betrof het getal [getal] , dezelfde cijfers als de laatste vier cijfers van de container waarin de cocaïne zat. In de Nokia stond in de sms-inbox een bericht van 2 oktober 2020 om 21:00 uur van het telefoonnummer [gsm-nummer] . Het bericht luidde “Ben je al thuis’’. Volgens het politiesysteem BVI-IB was het nummer waarmee dit bericht was verstuurd in gebruik bij [naam broer verdachte] , de broer van verdachte [naam verdachte] . In de directe nabijheid van de vierde container werd een zestal rugzakken aangetroffen met daarin onder meer voedingsmiddelen, handschoenen, powerbanks en gereedschappen. Op de kleding van de verdachten [naam verdachte] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] en op de schoenen van de verdachte [naam medeverdachte 1] werd cocaïne aangetroffen.
Uit het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank slechts één conclusie getrokken worden: de verdachten waren op het ECT-terrein om, onder aansturing van een smokkelorganisatie, de verdovende middelen uit de container [containernummer] veilig te stellen voor verder vervoer binnen Nederland. Ook verdachte [naam verdachte] kan naar het oordeel van de rechtbank in verband worden gebracht met de inbeslaggenomen partij cocaïne. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [naam verdachte] is aangetroffen in de directe nabijheid van de container met de cocaïne, er cocaïne op de kleding van [naam verdachte] is aangetroffen en is gelet op de contacten van de in de container aangetroffen telefoons.
Het lijkt er op dat de verdachten daarbij gebruik hebben gemaakt van de zogenoemde Switch-methode, zoals beschreven in het ‘sfeerprocesverbaal uithalers’ van mei 2020. Hierbij worden verdovende middelen bij aankomst op de Rotterdamse terminal vanuit de oorspronkelijke (risicovolle) container die waarschijnlijk gescand zal worden, in een andere (lege of een binnen de EU blijvende) container overgeladen door de uithalers. Een EU container valt immers onder het vrij verkeer van goederen en is vaak geen onderwerp van douanecontrole. Hierdoor valt er een bepaalde tijdsdruk weg, omdat het risico een partij te verliezen tijdens een douane controle wordt verminderd.
Door de raadslieden van de verdachten [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] is aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen voor de invoer van de cocaïne, omdat zij de cocaïne in de vierde container slechts aanwezig hebben gehad en niet betrokken waren bij het uithalen en verplaatsen van de cocaïne uit de eerste container. De rechtbank is van oordeel dat ook het bewaken van de cocaïne in de hiervoor beschreven Switch-methode een handeling betreft die gericht is op het verdere vervoer van de cocaïne binnen Nederland en aldus is aan te merken als een handeling in de zin van artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet (de verlengde invoer).
Uit het voorgaande volgt dat voor alle vier verdachten geldt dat sprake is van zodanige samenwerking dat zij als medeplegers zijn aan te merken ter zake van de verlengde invoer. Daarbij hebben zij op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het invoeren van de cocaïne.
4.1.3.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten samen met anderen 875 kilo cocaïne in Nederland hebben ingevoerd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 27 september 2020 tot en met 2 oktober 2020
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 875 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 875 kilo cocaïne in Nederland. Door de invoer van een dergelijke grote hoeveelheid heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Harddrugs leiden bovendien veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige gewelds-criminaliteit. De verdachte lijkt hiervoor geen oog te hebben gehad en slechts uit te zijn geweest op eigen financieel voordeel.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 augustus 2021 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Het Leger des Heils, afdeling reclassering (hierna: reclassering), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 september 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Geadviseerd wordt het volwassenstrafrecht toe te passen. De verdachte heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Hij heeft zelfstandige huisvesting en een baan gerealiseerd en de schulden die hij had zijn afbetaald. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod met de medeverdachten en een inspannings-verplichting om werk te behouden. De verdachte is bereid zijn medewerking te verlenen aan voornoemde bijzondere voorwaarden. Vanwege het feit dat de verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht kan het recidiverisico niet adequaat worden ingeschat.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij houdt daarbij, meer dan de officier van justitie, rekening met de relatief beperkte rol die de verdachte bij de (verlengde) invoer van de harddrugs heeft gehad, het op harddrugsgebied blanco strafblad en de nog jeugdige leeftijd van de verdachte.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel.
Nu de verdachte reeds eerder onbevoegd op het ECT-terrein is aangetroffen en hiervoor een geldboete heeft gekregen, wordt aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een locatieverbod voor de Maasvlakte te Rotterdam en alle zeehavens in Nederland met een containerterminal, in elk geval de zeehavens van Amsterdam, Velsen/IJmuiden, Beverwijk, Zaanstad, Vlissingen, Terneuzen, Delfzijl en de Eemshaven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden. [1]

8..In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen kleding en telefoon te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen voor wat betreft de onder de verdachte in beslag genomen goederen.
Beoordeling
De onder de verdachte in beslag genomen broek, 2 T-shirts, een traningsbroek, een paar sokken zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van de kleding, waarop cocaïne is aangetroffen, is in strijd met het algemeen belang.
Ten aanzien van het telefoontoestel van het merk Nokia TA-1034 zal een last tot teruggave aan de verdachte worden gegeven. Niet is komen vast te staan dat het bewezenverklaarde feit met behulp van hiervan is begaan en/of voorbereid.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36c, 47, 38v en 38w van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich niet op te houden op de Maasvlakte te Rotterdam en alle zeehavens in Nederland met een containerterminal, in elk geval de containerterminals van de zeehavens van Amsterdam, Velsen/IJmuiden, Beverwijk, Zaanstad, Vlissingen, Terneuzen, Delfzijl en de Eemshaven;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 maand, met een maximum van 6 maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
broek, 2 T-shirts, trainingsjack en sokken en
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1. telefoontoestel van het merk Nokia TA-1034;
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 2 oktober 2020
te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 875 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 2 oktober 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 875 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk
- zich (onbevoegd) op het terrein van ECT Delta Terminal, gevestigd aan de Europaweg te Rotterdam, tussen het containerstack begeven en/of
- zich (onbevoegd) in een of meer container(s) begeven en/of
- diverse rugtassen en/of mobiele telefoons en/of gereedschap (onder andere kniptangen en/of stanleymessen en/of scharen) en/of tape en/of handschoenen en/of een zaklamp en/of powerbanks en/of etenswaren en/of kleding en/of (oplaad)kabels en/of doorzichtige zakken en/of rollen papier voorhanden gehad en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en)cocaïne verpakt in (een) plastic zak(ken) en/of van een container naar een of meer andere container(s) verplaatst.

Voetnoten

1.Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.