ECLI:NL:RBROT:2021:10142
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzetprocedure tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake lokale belastingen
In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2021, waarin het beroep van de opposant tegen een besluit van de heffingsambtenaar niet-ontvankelijk werd verklaard. Het bestreden besluit, genomen op 28 december 2020, betrof de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de aanslag lokale belastingen 2020. De opposant had tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het beroepschrift te laat was ingediend. De opposant verbleef op dat moment in het buitenland en stelde dat dit een verschoonbare termijnoverschrijding zou moeten zijn. De rechtbank oordeelde echter dat het verblijf in het buitenland geen verschoonbare reden vormde voor het te laat indienen van het beroep. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de opposant was om maatregelen te treffen voor de tijdige behandeling van zijn post tijdens zijn afwezigheid. De verzetrechter concludeerde dat de argumenten van de opposant niet voldoende waren om te twijfelen aan de eerdere beslissing. Het verzet werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 oktober 2021.