ECLI:NL:RBROT:2021:10127

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
10/109484-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door steekincident met keukenmes

Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 april 2021 betrokken was bij een steekincident in Schiedam. De verdachte heeft meerdere keren met een flink keukenmes in de borst en rug van het slachtoffer gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een klaplong. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. M.R. de Kok. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank verwierp dit argument en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan poging tot doodslag. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat dergelijk geweld gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich meebrengt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/109484-21
Datum uitspraak: 14 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Peniteniaire Inrichting Vught (PPC),
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin. Daartoe is betoogd er sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Die komt er op neer dat de verdachte in de kamer van het slachtoffer [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) is gestruikeld, dat daardoor het mes dat hij in zijn hand had omdat hij van plan was te gaan koken in [naam slachtoffer] terecht is gekomen, dat dat bij het overeind komen weer is gebeurd en mogelijk nog een keer, dat [naam slachtoffer] op enig moment dreigend voor de verdachte stond, dat de verdachte toen het mes voor zich hield en dat [naam slachtoffer] daar een paar keer in is gelopen.
Beoordeling
Vaststaat dat op 20 april 2021 in een woning aan de [adres delict] in Schiedam (hierna: de woning) een steekincident heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte betrokken is geweest en waarvan [naam slachtoffer] het slachtoffer is geworden. [naam slachtoffer] is hevig bloedend op zijn buik op de grond aangetroffen in de deuropening van zijn kamer. Hij had vier steekverwondingen aan de voorzijde van zijn borstkas en drie steekverwondingen in zijn rug. Deze door de verdachte veroorzaakte steekverwondingen en het daaruit voortvloeiend inwendige letsel, waaronder een klaplong en beschadiging van het buikvlies, waren potentieel dodelijk. Een dag na het steekincident is in de nabije omgeving van de woning een bebloed mes met een lemmet van circa 30 cm aangetroffen, waarvan de verdachte heeft verklaard dat dit het mes kan zijn waarmee hij [naam slachtoffer] heeft verwond.
De vraag is of de verdachte opzet had. Betoogd is namelijk dat sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Dat uitsluitend op de verklaring van de verdachte gebaseerde betoog wordt echter alleen al gelet op het aantal en de locatie van de steekverwondingen onaannemelijk geacht. Dit brengt de rechtbank, de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, tot het oordeel dat het meerdere malen steken van [naam slachtoffer] met een flink keukenmes naar uiterlijke verschijningsvorm zodanig was gericht op het bij hem toebrengen van dodelijk letsel dat moet worden vastgesteld dat de verdachte het opzet had om [naam slachtoffer] van het leven te beroven. De conclusie is dan ook dat het vrjspraakverweer wordt verworpen en dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de primair aan de verdachte verweten poging doodslag.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 april 2021 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere keren met een mes in het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer meerdere malen met een groot mes te steken. Dit heeft levensbedreigend letsel veroorzaakt, waaraan het slachtoffer direct is geopereerd. De gevolgen van dit steekincident hadden nog veel ernstiger kunnen zijn. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast zorgen dit soort geweldsfeiten voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juni 2021 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Dit geeft haar aanleiding om tot een lagere straf dan geëist te komen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op het hoofd en/of de borst, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Schiedam aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (steek-) verwondingen (mogelijk resulterend in een blijvend litteken) in/op het gezicht en/of het hoofd, heeft toegebracht door een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op het hoofd van die [naam slachtoffer] te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2021 te Schiedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere keren met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op het hoofd en/of de borst, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.