ECLI:NL:RBROT:2021:1008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
10/700128-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontsnapping uit TBS-kliniek met gijzeling en bedreiging van personeel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte op 1 maart 2020 is ontsnapt uit de TBS-kliniek De Kijvelanden. Tijdens de ontsnapping heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder gijzeling en bedreiging van personeel met een gaspistool en een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het personeel van de kliniek hebben bedreigd en gedwongen om de deuren te openen, waarna zij zijn ontsnapt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en ter beschikking gesteld met dwangverpleging. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen voor immateriële en materiële schade. De verdachte is in de proceskosten veroordeeld en de rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700128-20
VI-nummer: 99/000152-44
Datum uitspraak: 12 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Vught, EBI, locatie Vught,
raadsvrouw mr. R.S.E. Bruinen, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest, en ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaken met VI-nummer 99/000152-44.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de onder 4 tenlastegelegde bedreiging van [naam aangever 1] , bewezen dienen te worden verklaard.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte is gedeeltelijk vrijspraak bepleit van het medeplegen van - kort gezegd - alle handelingen die zijn verricht door de overleden medeverdachte [naam medeverdachte 1]
voordatde verdachte zijn cel is uitgestapt.
Dit zijn de handelingen die medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft gepleegd ten opzichte van de verpleegkundige [naam aangever 9] voordat hij de deur van de cel van de verdachte opende (de eerste drie tenlastegelegde feitelijke handelingen van feit 1 en de eerste drie tenlastegelegde feitelijke handelingen van feit 3) en de bedreigingen door medeverdachte [naam medeverdachte 1] van de medewerkers in de kliniek die zich in het kantoor bevonden door het schieten met een gaspistool. Ook deze handelingen werden gepleegd door medeverdachte [naam medeverdachte 1] toen de verdachte nog in zijn cel was. Voorts bepleit ze vrijspraak van de handelingen die zien op de slachtoffers [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , omdat dit eenmansacties zijn van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging dat de verdachte moet worden vrij gesproken van het derde gedachtestreepje (tonen van/steken met mes). Naast de verklaring van de taxichauffeur is er geen ander bewijsmiddel.
Ten aanzien van feit 4 geldt dat geen sprake is van een strafbare bedreiging van [naam aangever 2] en [naam aangever 3] , nu niet is gebleken dat er ten tijde van het delict redelijke vrees bij hen is ontstaan.. Indien strafbare bedreiging wordt aangenomen is geen sprake van medeplegen.
De verdediging stelt voorts dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging van [naam aangever 1] .
Ten aanzien van feit 5 voert de verdediging aan dat de verdachte het wapen niet voor handen heeft gehad. Het voor korte tijd in handen hebben van het wapen is onvoldoende om te bewijzen dat de verdachte ook een handelingsbevoegdheid over het wapen heeft gehad.
4.1.3.
Beoordeling
4.1.3.1.
Feiten 1, 3 en 4 ten aanzien van [naam aangever 4] , [naam aangever 5] , [naam aangever 6] , [naam aangever 7] en [naam aangever 8]
Om tot bewijs van medeplegen te komen van de handelingen die zijn verricht voordat de verdachte uit zijn kamer was bevrijd, is vereist dat hij daaraan een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Zijn fysieke aanwezigheid op dat moment is niet noodzakelijk. In dat kader is onder meer van belang de vraag of de verdachte op de hoogte was van het ontsnappingsplan van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
De verdachte heeft verklaard dat hij daar niets van wist en dat hij, op het moment dat zijn kamerdeur werd geopend, in een
split secondbesloot om mee te doen aan de ontsnapping. Dat de ontsnapping op die bewuste dag was, kwam als een verrassing en over de wijze waarop de ontsnapping plaatsvond had hij vooraf geen wetenschap.
De rechtbank gaat uit van het volgende.
Op 8 februari 2020 is een touwladder gevonden op de afdeling van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Zij zijn hierna in afzondering geplaatst zodat zij niet meer met elkaar in contact zouden komen.
In die periode van afzondering communiceerden zij toch met elkaar via het chatprogramma Tjat.nl met behulp van de smart tv, waarbij de verdachte de naam [chatnaam 1] gebruikte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] de namen [chatnaam 2] en [chatnaam 3] . Uit de gevoerde gesprekken die dag blijkt dat zij over de touwladder spraken, waarbij medeverdachte [naam medeverdachte 1] uitlegde waar deze lag en hoe deze was verstopt.
Op de dag van het aantreffen van de touwladder hebben verdachten onder andere het volgende chatgesprek gevoerd:

18:51:01 [chatnaam 2] ==> [chatnaam 1] Ik ben loyaal aan je je weet wat ik bedoel hé. Ik wou gaan maar deed het niet. Ze haalt nu betere dingen
18:51:27 [chatnaam 2] ==> [chatnaam 1] Zoals je weet ik kan dingen fixen snap je dus komt goed.
18:51:48 [chatnaam 2] ==> [chatnaam 1] Nu jij eruit, houd je rustig ok. Maar als je wat nodig hebt, let me know”
De verdachte heeft verklaard dat hij zich dit gesprek niet herinnert en dat hij deze chat niet heeft gezien. Dat is niet geloofwaardig.
Op diezelfde avond, direct voor en na het gesprek zoals hiervoor is omgeschreven, hebben de verdachten immers ook gechat over een ruzie op de afdeling waarbij de verdachte als [chatnaam 1] wel heeft geantwoord.
De volgende dag heeft medeverdachte [naam medeverdachte 1] zijn username gewijzigd en contact gezocht met de verdachte, die binnen enkele seconden reageert op dit bericht. Daarmee is het niet geloofwaardig dat de verdachte het hiervoor omschreven bericht niet heeft gezien
Op 15 februari 2020 is door medeverdachte [naam medeverdachte 1] onder meer het volgende gechat:
20:24:10 [chatnaam 3] ==> [chatnaam 1] Als ik je zeg dat ik een plan heb die 99% slagingskans heeft moet ik wel iets doen wat meer straf oplevert maar heb ik er voor over en dan als mij dat lukt neem ik je mee, heb je geen zaag of wat voor nodig, lopen we gewoon naar de taxi
en even later chatte hij:
20
:47:03 [chatnaam 3] ==> [chatnaam 1] Dan haal ik je in ene op sta ik ineens aan je deur met iemand©
Ook hierna zijn nog berichten gewisseld waarop de verdachte heeft gereageerd, zodat het onaannemelijk is dat de verdachte juist deze belastende berichten niet heeft gezien.
Uit deze berichten volgt dat de verdachte op de hoogte was van de plannen te ontsnappen met behulp van iets
“wat meer straf oplevert en waardoor ze gewoon naar de taxi kunnen lopen”.Dit is ook precies wat uiteindelijk op 1 maart 2020 is gebeurd. De verdachte heeft geweten dat “
iets wat meer straf oplevert” het gebruik van geweld betekende. Een ontsnapping zonder geweld is, zoals hij weet, immers niet strafbaar en is ook nauwelijks denkbaar vanaf een extra beveiligde afdeling in een TBS-kliniek.
Bij digitaal onderzoek aan de smart tv van de verdachte die in zijn cel stond bleek tot slot dat op die smart tv Google Maps is benaderd en de omgeving van de kliniek in kaart is gebracht.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte voorafgaand aan het incident van 1 maart 2020 met medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft gesproken over ontsnappingsplannen waaronder een gewelddadige waarbij medeverdachte [naam medeverdachte 1] ineens met iemand voor zijn deur zou staan en ze zouden vluchten met een taxi.
Dit past ook bij hetgeen te zien is op de camerabeelden die zijn gemaakt in de kliniek ten tijde van de ontvluchting. Op de beelden is te zien dat op het moment dat de [naam aangever 9] de deur ontgrendelt de verdachte onmiddellijk buiten staat met zijn jas en schoenen aan. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij vaker zijn schoenen draagt in de kliniek en dat hij zijn jas draagt omdat het koud is in zijn cel. Medewerker [naam 1] heeft hierover echter verklaard dat geen van de cliënten binnen hun jas dragen en dat de verdachte normaal gesproken binnen altijd op badslippers loopt.
Op de beelden is verder het volgende te zien. Op het moment dat de deur van zijn cel geopend wordt, lijkt de verdachte startklaar en toont hij geen spoor van verbazing of twijfel. Hij pakt, zoals hij ook zelf verklaart, direct het mes aan dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] hem geeft en loopt samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] en de [naam aangever 9] doelgericht naar de eerste deur die open moet. Er is geen spoor van twijfel bij de verdachte te zien, ook niet wanneer de medeverdachte [naam medeverdachte 1] het wapen afvuurt als aangever [naam aangever 4] aan komt om haar collega’s te hulp te schieten De verdachte loopt doelgericht verder door de kliniek, hij wijst de weg naar de uitgang, waarbij medeverdachte [naam medeverdachte 1] zijn aanwijzingen opvolgt, en aarzelt niet het mes te gebruiken om de bewakers te dwingen de deur te open. Ook is op geen enkel moment te horen dat de verdachte aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] vraagt wat hij aan het doen, iets vraagt of zegt over de wapens of hem tot kalmte maant. Hij neemt actief deel aan de ontsnapping naar buiten die vergezeld gaat met geweld. Dit alles duidt er op dat de verdachte wist wat er stond te gebeuren en dat er een gezamenlijk plan was om te vluchten.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien staat vast dat de verdachte wetenschap had van het feit dat de ontsnapping zou plaatsvinden en vergezeld zou gaan van geweld. Dat dit geweld ook gebruikt moest worden om de verdachte te bevrijden uit zijn kamer is evident. Door een dergelijk plan met medeverdachte [naam medeverdachte 1] te beramen en tenuitvoer te leggen, is de verdachte als medepleger tevens verantwoordelijk voor de geweldshandelingen die zijn gepleegd voordat hij uit zijn kamer was. Ook daaraan heeft hij een wezenlijke bijdrage geleverd, net als aan het geweld in de richting van [naam aangever 4] en [naam aangever 7] .
4.1.3.2. Feiten 2 en 3
Ten aanzien van de vraag of het maken van stekende bewegingen naar [naam aangever 10] wettig en overtuigend bewezen is, overweegt de rechtbank het volgende. De aangever heeft verklaard dat de verdachte in de taxi stekende bewegingen naar hem heeft gemaakt met zijn mes. De verdachte heeft dit ontkend. De rechtbank ziet echter geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [naam aangever 10] . Bovendien heeft de verdachte op de zitting verklaard dat hij het mes tussen [naam aangever 10] en [naam 2] in heeft gehouden, waardoor het misschien leek of hij stekende bewegingen maakte. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt naar [naam aangever 10] .
4.1.3.3. Feit 4 ten aanzien van [naam aangever 9] , [naam aangever 10] , [naam aangever 2] , [naam aangever 3] en [naam aangever 1]
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bedreigingen van [naam aangever 9] en [naam aangever 10] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal deze bedreigingen zonder nadere bespreking bewezen verklaren.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van [naam aangever 1] niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de ten laste gelegde bedreigingen van [naam aangever 2] en [naam aangever 3] zal de rechtbank de verdachte vrijspreken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat [naam aangever 2] en [naam aangever 3] zich achteraf angstig hebben gevoeld toen zij hoorden dat zij twee ontsnapte TBS-ers hadden gezien waarvan er een schoot met een gaspistool, kan er in juridische zin niet worden gesproken van een bedreiging. Immers kan niet worden bewezen verklaard dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] het wapen op hen gericht heeft en ook blijkt uit de verklaringen niet dat zij zich ten tijde van het feit bedreigd hebben gevoeld.
4.1.3.2.
Feit 5
De verdachte heeft over het wapen verklaard dat hij het op enig moment in de taxi in handen heeft gehad. Bovendien heeft de verdachte nauw en bewust samengewerkt met medeverdachte [naam medeverdachte 1] ten aanzien van het bezit van het wapen. De verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] waren immers beiden bewapend en hebben gezamenlijk deze wapens gehanteerd, waarop de wapens op enig moment ook onderling zijn uitgewisseld. Dat maakt dat zij beiden als medepleger van het bezit van beide wapens kunnen worden beschouwd.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van gijzeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, dwang, bedreigingen en het bezit van een gaspistool.
Niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van [naam aangever 2] , [naam aangever 3] en [naam aangever 1] .
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 01 maart 2020 te Poortugaal, tezamen en in vereniging met een anderopzettelijk een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader:
- meermalen, in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] een vuurwapen afgevuurd
en
- een vuurwapen op die [naam slachtoffer 1] gericht
en
- die [naam slachtoffer 1] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Handen boven je hoofd en meekomen. Ik schiet je dood. Kamer 4 open maken"
en
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en gehouden
en
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 1] bij de trui vast gepakt/gegrepen en(vervolgens) een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en gehouden
en
- ( in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] ) de woorden uitgesproken: "Pak het mes en snij hem zijn strot door"
en
- ( aldus) die [naam slachtoffer 1] tegen zijn wil meegenomen
en
hij op 01 maart 2020 te Poortugaal, tezamen en in vereniging met een anderopzettelijk een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, (telkens) met het oogmerk een of meerdere (beveiligings)medewerkers van voornoemde TBS Kliniek, in elk geval een ander, te dwingen iets te doen , te weten het openen van meerdere (toegangs)deuren van voornoemde TBS kliniek, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader:
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en gehouden
en
- die [naam slachtoffer 1] bij voornoemde toegangsdeuren bij de trui vastgepakt/gegrepen
en
- die [naam slachtoffer 1] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Op je
knieën"
en
- ( vervolgens) een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en gehouden
en
- ( vervolgens) die beveiligingsmedewerkers dwingend de woorden toegevoegd: "Open doen" en "Kom op, open maken" en "Deur open";
2.
hij op 01 maart 2020 te Poortugaal en Ochten en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [naam slachtoffer 10] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader:
- meermalen, in de richting en nabijheid van die [naam slachtoffer 10] een vuurwapen afgevuurd
en
- die [naam slachtoffer 10] dwingend de woorden toegevoegd: "Rijden!"
envervolgens terwijl die [naam slachtoffer 10] een voertuig bestuurde
- een mes aan die [naam slachtoffer 10] getoond en stekende beweging met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 10] gemaakt
en
- die [naam slachtoffer 10] instructies gegeven over hoe en waar hij naartoe moest rijden
en
- de
boardcomputeren mobiele telefoon van die [naam slachtoffer 10] uit het voertuig van die [naam slachtoffer 10] gegooid (waardoor die [naam slachtoffer 10] werd belet hulp te vragen middels gebruik van die apparaten)
en
- voornoemd vuurwapen op die [naam slachtoffer 10] gericht
en/
- ( aldus) die [naam slachtoffer 10] tegen zijn wil meegenomen en verhinderd voornoemd voertuig te verlaten;
3.
hij op 01 maart 2020 te Poortugaal en Ochtend en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(telkens) door geweld en bedreiging met geweld en enige andere feitelijkheden een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden en [naam slachtoffer 10] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten, het openen van meerdere deuren van voornoemde TBS Kliniek, waartoe die [naam slachtoffer 1] is gedwongen door
- het meermalen, althans eenmaal, in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] vuren van een vuurwapen en
- het richten van een vuurwapen op die [naam slachtoffer 1]
en
- het die [naam slachtoffer 1] dwingend toevoegen van de woorden: "Handen boven je hoofd en meekomen. Ik schiet je dood. Kamer 4 open maken"
en
- het plaatsen en houden van een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] waartoe die [naam slachtoffer 10] is gedwongen door
- het meermalen, in de richting en nabijheid van die [naam slachtoffer 10] vuren van een vuurwapen
en
- het richten van dat vuurwapen op die [naam slachtoffer 10]
en
- het die [naam slachtoffer 10] dwingend toevoegen van de woorden: "Rijden!"
en (vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer 10] een voertuig bestuurde)
- het tonen van een mes aan die [naam slachtoffer 10]
en
- het maken van stekende beweging met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 10]
en
- het geven van instructies aan die [naam slachtoffer 10] over hoe en waar hij naartoe moest rijden;
4.
hij op 01 maart 2020 te Poortugaal (gemeente Albrandswaard) en Ochten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
- meerdere medewerkers van de TBS kliniek De Kijvelanden (te weten [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 9] en [naam slachtoffer 8] )
en
- een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek
De Kijvelanden
en
- [naam slachtoffer 10]
en
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door
- een vuurwapen en een mes aan de medewerkers van de TBS Kliniek De Kijvelanden te tonen en op die medewerkers te richten en (vervolgens) dat vuurwapen in de richting en nabijheid van die medewerkers af te vuren
en
- meermalen, , in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] een vuurwapen af te vuren en een vuurwapen op die [naam slachtoffer 1] te richten
en
- die [naam slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Handen boven je hoofd en meekomen. Ik schiet je dood. Kamer 4 open maken"
en
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te plaatsen en te houden
en
- een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] te plaatsen
en
- ( in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] ) de woorden uit te spreken: "Pak het mes en snij hem zijn strot door"
en
- meermalen, in de richting en nabijheid van die [naam slachtoffer 10] een vuurwapen af te vuren eneen vuurwapen op die [naam slachtoffer 10] te richten
en
- het tonen van een mes aan die [naam slachtoffer 10]
en
- het maken van stekende beweging met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 10] ;
5.
hij op 01 maart 2020 te Poortugaal en Ochten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een andereen wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een gaspistool van het merk Walther, model PPQ, kaliber 9mm P.A.K., voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..gijzeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

2.
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meerdere malen gepleegd
3.
een ander door geweld en bedreiging met geweld en met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meerdere malen gepleegd
4.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meerdere malen gepleegd
5.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Motivering straf en maatregel

6.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Op 1 maart 2020 ontsnappen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] uit TBS-kliniek De Kijvelanden. Bij deze ontsnapping bedreigen zij het personeel met een gaspistool en een mes. Bij de ontsnapping schiet medeverdachte [naam medeverdachte 1] meerdere malen met het gaspistool. Meerdere medewerkers van de TBS-kliniek voelen zich ernstig bedreigd. Een van de werknemers, genaamd [naam slachtoffer 1] , wordt gegijzeld door de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Door gebruik te maken van de dreiging van het gaspistool en het mes, dwingen zij hem om de deuren van de kliniek te openen, en slagen zij er uiteindelijk ook in om de portier de buitendeur te laten openen.
Eenmaal buiten wacht de nietsvermoedende taxichauffeur [naam slachtoffer 10] de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] op. De twee gijzelen de taxichauffeur en dwingen hem om weg te rijden en hun aanwijzingen op te volgen. Ook tijdens de taxirit tonen zij het gaspistool en het mes en wordt er geschoten met het gaspistool. Zij zorgen ervoor dat [naam slachtoffer 10] geen mogelijkheid heeft om weg te komen uit de taxi en gooien zijn telefoon uit het raam.
Dat de gevolgen voor de slachtoffers van de ontsnapping groot zijn geweest, behoeft geen uitleg. Alle slachtoffers hebben doodsangsten uitgestaan toen zij twee TBS-ers met een vuurwapen – waarvan velen dachten dat het om een echt vuurwapen ging– en een mes voor zich zagen staan. [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 10] zijn zelfs voor langere tijd bedreigd met het gaspistool en het mes en waren hun leven niet zeker. De verdachte was degene die het mes hanteerde en dat op de keel van [naam slachtoffer 1] zette en in de auto richting [naam slachtoffer 10] bewoog. Uit de slachtofferverklaringen die zijn afgelegd op de zitting blijkt ook dat verschillende slachtoffers nog dagelijks de gevolgen van de ontsnapping ondervinden. Zo leiden verschillende slachtoffers aan PTSS en hebben zij moeite om weer aan het werk te komen.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 december 2021 waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor gewelddadige diefstallen en overvallen, waarvan de meest recente zijn gepleegd nadat hem een TBS maatregel is opgelegd. .
6.3.2.
Rapportages
Psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 juni 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De psychiater constateert dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Daarnaast wordt er een stoornis geconstateerd in middelengebruik met betrekking tot verschillende verdovende middelen. De stoornis bestond tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten en heeft hem daarin ook beïnvloed. De verdachte heeft vorderingen gemaakt bij verblijf in een instelling of in de TBS-kliniek maar hij deed deze zelf teniet door ontvluchtingen en in 2017 ook door het plegen van overvallen. De mogelijkheid tot meer vrijheden werd ontnomen en de verdachte was daarover verontwaardigd, gekrenkt en voelde zich veronachtzaamd; dat hij daar zo heftig emotioneel op reageerde, hangt volgens de psychiater samen met zijn persoonlijkheidsstoornis. De psychiater constateert dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde voldoende inzicht had in de wederrechtelijkheid van de begane feiten.
Vanwege de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens waar bij de verdachte tijdens het ten laste gelegde sprake was, kon hij zijn wil verminderd bepalen. De psychiater adviseert daarom om de ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen.
De psychiater meent dat de verdachte een behandeling nodig heeft en meent op grond van het onderzoek dat hij een klinische behandeling nodig heeft met een beveiligingsniveau 4 en intensieve zorg. Gezien zijn psychische stoornis, de ernst van het ten laste gelegde, de hoge kans van herhaling en het grote risico daarbij in relatie tot de stoornis, adviseert de psychiater om een TBS met dwangverpleging op te leggen voor het onderhavige ten laste gelegde.
Psycholoog drs. T. ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 9 juni 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De psycholoog constateert dat er bij de verdachte kan worden gesproken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. Deze persoonlijkheidspathologie heeft volgens de psycholoog de gedragingen van de verdachte ook beïnvloed tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten. In aanloop naar het ten laste gelegde stapelden zich bij betrokkene de spanningen en frustraties zich op, waarbij hij zich niet serieus genomen en niet gehoord voelde door het personeel van de TBS-kliniek. Hij had steeds minder vertrouwen in de instelling en hij speelde derhalve reeds met de gedachte om te ontvluchten wanneer de uitspraak in hoger beroep negatief uit zou pakken. De verdachte is volgens de psycholoog vanuit zijn persoonlijkheidspathologie zeer gevoelig voor krenking en afwijzing, waarbij er sprake is van een basaal gevoel van wantrouwen. Wat rond het ten laste gelegde zelf een rol lijkt te hebben gespeeld, is dat wanneer de stress bij betrokkene oploopt, zijn copingvaardigheden tekortschieten en hij onvoldoende in staat is adequate en gezonde gedragskeuzes te maken. Ook schieten op die momenten zijn impulscontrole tekort en weet hij zich volstrekt onvoldoende geremd door zijn gebrekkige gewetens functies en empathische vermogens.
De psycholoog adviseert daarom om bij bewezenverklaring de verdachte de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 4 in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog ziet geen reden om aan te nemen dat de verdachte niet in staat was om de wederrechtelijkheid van zijn handelen te overzien dan wel dat hij volledig werd gedreven door zijn pathologie en het realiteitsbesef verdwenen was. Echter, als gevolg van de pathologie was de verdachte volgens de psycholoog in verminderde in staat naar dit inzicht en besef te handelen. Hij is op die momenten onvoldoende in staat om op een meer gezonde wijze zijn gedrag bij te sturen.
De psycholoog adviseert om aan de verdachte TBS met dwangverpleging op te leggen. Het risico is daarbij wel dat men in een herhaling van zetten terechtkomt. Er dient derhalve goed te worden bezien of en zo ja volgens welk traject resocialisatie mogelijk is.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en wordt in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdediging heeft verzocht om een eventuele op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zo kort mogelijk te houden.
Zoals uit het voorgaande blijkt zijn de bewezen verklaarde feiten buitengewoon ernstig. Dat hier een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tegenover moet staan, staat dan ook buiten kijf.
De rechtbank ziet echter ook in dat de omstandigheden waarin de verdachte verkeert, uitzonderlijk zijn. De verdachte heeft inmiddels een groot deel van zijn volwassen leven in de gevangenis en in TBS-klinieken doorgebracht. Op momenten dat de verdachte in instellingen extra vrijheden heeft gekregen, heeft hij deze vrijheden gesaboteerd, waardoor hij iedere keer in een regime kwam waar zijn vrijheden meer werden beperkt. Hoewel het de verdachte zelf is geweest die voor deze vrijheidsbeperkingen blijft zorgen, erkent de rechtbank wel dat het leven dat de verdachte leidt weinig perspectieven biedt.
Na het plegen van deze feiten is het zeer waarschijnlijk dat de verdachte zijn gevangenisstraf zal moeten uitzitten in een regime met weinig vrijheden, dit terwijl de verdachte juist een grote behoefte aan autonomie heeft. Daarnaast zal de rechtbank, zoals hierna zal worden overwogen, ook overgaan tot het opleggen van de TBS-maatregel, waarvan ook kan worden verwacht dat deze, zeker in het begin, in een zeer beperkt regime zal worden ten uitvoer gelegd en lang zal duren. Dit maakt dat de rechtbank het niet passend vindt om de hoge gevangenisstraf zoals die is geëist op te leggen.
Bovendien is de eis van de officier van justitie zodanig hoog dat hij past bij strafbare feiten met een dodelijke afloop.
Dit alles maakt dat de rechtbank zal overgaan tot het opleggen van een lagere gevangenisstraf dan geëist.
De oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is noodzakelijk Aan de wettelijke criteria voor oplegging is voldaan. De strafbare feiten waarvoor de maatregel wordt opgelegd ( de onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten) zijn misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2 Sr en zijn gericht tegen of veroorzaken een gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom langer zijn vier jaren.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om gebruik te maken van de mogelijkheid zoals vastgelegd in artikel 37b lid 2 Wetboek van Strafrecht, te weten om te adviseren om een eventuele TBS-behandeling eerder dan gebruikelijk te laten ingaan.
Nu de rechtbank zal overgaan tot een lagere gevangenisstraf dan geëist, ziet zij geen aanleiding om gebruik te maken van deze mogelijkheid. Wel hoopt de rechtbank dat de verdachte op enig moment perspectief krijgt op bepaalde vrijheden en dat de deskundigen die betrokken zijn bij de TBS behandeling daar, ondanks dat het de verdachte is geweest die het perspectief op vrijheden op het spel heeft gezet, daar op enig moment weer aandacht aan kunnen besteden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

7..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

7.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
7.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Hij verzoekt om de vordering hoofdelijk op te leggen.
7.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert aan dat het geestelijk letsel van de benadeelde partij niet met concrete gegevens is onderbouwd. De verdediging ziet in dat de rechtbank tot het oordeel kan komen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde hier zo voor de hand liggen dat de rechtbank aanneemt dat de benadeelde partij is aangetast in zijn persoon. De verdediging verzoekt dan wel om de schadevergoeding te matigen vanwege het ontbreken van een onderbouwing en vanwege de omstandigheden dat zijn zaak niet voldoende afwijkt van de omstandigheden van bijvoorbeeld de aangehaalde NPO-medewerkster dat daardoor een veel hogere immateriële schadevergoeding terecht zou zijn.
7.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Door de benadeelde partij zijn geen concrete gegevens aangevoerd waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. De aard en de ernst van de normschending brengen in dit geval echter met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen -welke wel uitvoerig zijn toegelicht bij de vordering - daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De ernst van de normschending is in dit geval zo ernstig en specifiek, dat dit maakt dat de rechtbank de vordering ondanks het ontbreken van een concrete onderbouwing van psychische schade, zal toewijzen.
Nu de verdachte de strafbare feiten samen met een medeplichtige heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de medeplichtige de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
7.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 33.188,06 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
7.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De officier verzoekt subsidiair om de gederfde inkomsten te matigen naar aanleiding van de geschatte gederfde inkomsten. Hij verzoekt om de vordering hoofdelijk op te leggen.
7.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich ten aanzien van de materiële schade primair op het standpunt dat bij het vaststellen van de gederfde inkomsten niet kan worden gekeken naar de omzet of de winst van de afgelopen jaren, vanwege de uitbraak van het coronavirus zijn de reisbewegingen over het gehele jaar immers sterk afgenomen. De verdediging verzoekt daarom om dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Subsidiair verzoekt de verdediging dat de inkomstenderving wordt gematigd. Wat betreft de verdediging zou een halvering daarbij passend zijn.
Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de verdediging om die te matigen en aansluiting te zoeken bij de door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie waarin € 5000,00 is toegekend.
7.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, gedeeltelijk worden toegewezen, te weten voor een bedrag van € 6.009,19. Dit bedrag is als volgt opgebouwd.
Gederfde inkomsten en bedrijfskosten
De rechtbank is van oordeel dat de gederfde inkomstenlager zullen zijn dan begroot, nu de taxibranche het afgelopen jaar veel geleden heeft onder de gevolgen van de Corona-pandemie. Door de pandemie zijn de inkomsten over 2020 niet vergelijkbaar met die van voorgaande jaren. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid bij de gedeeltelijke toewijzing van dit deel van de vordering.
De rechtbank gaat daarbij uit van het door de verdediging berekende bedrag aan winstderving, te weten € 35.395,00. Dit bedrag is berekend op basis van een vergelijking van de winst van de voorgaande jaren met die (nihil) van het afgelopen jaar. Omdat dit bedrag over de periode van één jaar is gevorderd, terwijl er van de pleegdatum tot de uitspraakdatum 11 maanden zijn verstreken, zal de rechtbank 1/12e van dit bedrag aftrekken, wat neerkomt op een bedrag van € 32.445,40. Niet is betwist en daarom staat vast dat de benadeelde partij door de gebeurtenissen op 1 maart 2020 niet meer heeft kunnen werken. De rechtbank schat dat de Corona-pandemie – het strafbare feit weggedacht – voor de benadeelde partij zou hebben geleid tot een winstdaling van 65%. Dit alles betekent dat de aan het strafbare feit toe te rekenen gederfde winst van de benadeelde partij wordt geschat op 35%. . Dit komt (na de aftrek van 1/12e) neer op een bedrag van € 11.355,90. Hier worden de gevorderde bedrijfskosten bij opgeteld en de aangevoerde overige inkomsten (Tozo en bijstand) vanaf getrokken, waardoor de rechtbank de materiële kosten in totaal zal begroten op een bedrag van € 5.600,29.
Kosten medicatie, eigen risico en reiskosten Fortagroep
De hoogte van deze kosten (totaal € 399,90) is niet weersproken en is toewijsbaar.
Airpods en boardcomputer taxi
De vordering wordt ten aanzien van de gevorderde kosten voor de verloren airpods en vernielde boardcomputer niet ontvankelijk verklaard, nu deze schade niet als rechtstreekse schade van het door de verdachte begane strafbare feit wordt beschouwd.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Nu de benadeelde partij voldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan zal dit deel van de vordering, ondanks de betwisting van de verdachte, geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten samen met een medeplichtige heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de medeplichtige de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
7.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 16.000,19, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.3.
Benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] ter zake van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.007,87 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast vordert de benadeelde een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 1.000,00.
7.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de gehele vordering toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering.
7.3.3.
Beoordeling
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schade, is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Hij is in het eerste stadium van de ontsnapping bedreigd.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. De kosten worden begroot op basis van de Liquidatietarieven Kanton 2021. De rechtbank zal het liquidatietarief baseren op 3 punten, te weten 1 punt voor de opstelling van de schadevordering en 2 punten voor de (lange) mondelinge behandeling. Nu het gevorderde bedrag ongeveer € 10.000,00 bedraagt, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag per punt vaststellen op € 311,00, wat neerkomt op een bedrag van € 933,00 aan proceskosten.
7.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld, en € 933,00 aan proceskosten.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.4.
Benadeelde partij [naam benadeelde 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4] ter zake van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding € 10.000,00 aan immateriële schade.
7.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om de immateriële schade te matigen, aangezien dit afgezet dient te worden tegen de bedragen die gevorderd zijn door de medeslachtoffers. De officier van justitie vraagt om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het overige deel van de vordering. Hij vraagt tevens om oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
7.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de gevorderde immateriële schade te matigen en aansluiting te zoeken bij het bedrag dat door [naam benadeelde 3] is gevorderd, te weten € 4.000,00. De verdediging verzoekt om de vordering van de proceskosten af te wijzen, dan wel om de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu de raadsman van de benadeelde partij op de zitting heeft aangegeven dat zijn kosten zijn betaald door de verzekering van de benadeelde partij.
7.4.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Er is twee keer op haar geschoten. Dat gebeurde met een gaspistool, maar dat wist zij op dat moment niet.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, waarbij de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zou de verdachte in beginsel kunnen worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt. Door de raadsman van de benadeelde partij is echter op de zitting aangegeven dat deze kosten al zijn vergoed door de verzekeraar van de benadeelde partij. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in het deel van de vordering dat ziet op de proceskosten niet-ontvankelijk verklaren.
7.4.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
7.5.
Benadeelde partij [naam benadeelde 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 106,76 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.100,00 aan immateriële schade.
7.5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de gehele vordering toe te wijzen, met uitzondering van de € 95,00 kosten aan psychotherapie, nu de benadeelde partij voorafgaand aan de zitting aan hem verklaard heeft dat deze schade inmiddels vergoed is. Hij vraagt tevens om de oplegging van de wettelijke rente.
7.5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de vordering af te wijzen dan wel om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de verdediging heeft verzocht om de verdachte vrij te spreken voor het deel van de tenlastelegging waarop de vordering betrekking heeft.
7.5.3.
Beoordeling
De verdachte is vrijgesproken voor het deel van de tenlastelegging waar de vordering betrekking op heeft. Daarom is de verdachte niet aansprakelijk.
7.5.4.
Conclusie
De benadeelde partij wordt niet ontvankelijk verklaard.

8..Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

8.1.
Beslissingen waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 juli 2016 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte is ingegaan, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De verdachte is niet feitelijk in vrijheid gesteld omdat aaneensluitend de opgelegde TBS met dwangverpleging ten uitvoer is gelegd. De proeftijd is ingegaan op 23 maart 2017 en bedraagt 114 dagen.
Bij arrest van 11 augustus 2011 van de meervoudige kamer van het gerechtshof in Leeuwarden is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van voorarrest.
De voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte is ingegaan, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De verdachte is niet feitelijk in vrijheid gesteld omdat aaneensluitend de opgelegde TBS met dwangverpleging ten uitvoer is gelegd. De proeftijd is van rechtswege ingegaan op 19 mei 2013 en bedraagt 2 jaren.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft erop gewezen dat de verdachte feitelijk in beide zaken niet voorwaardelijk in vrijheid is gesteld, doordat de TBS-maategel telkens aansluitend aan zijn gevangenisstraffen ten uitvoer is gelegd. Daarmee is de proeftijd niet officieel aangevangen. Maar omdat de verdachte zichzelf heeft bevrijd, is daarmee de proeftijd gaan lopen.
8.3.
Standpunt verdediging
De verdediging voert allereerst aan dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstellingen nog niet is aangevangen. De verdediging heeft daarnaast aangevoerd dat het onwenselijk is dat de vordering herroeping wordt toegewezen, omdat dit de start van de noodzakelijk geachte TBS-maatregel verder vertraagd, welk uitstel onwenselijk is. Bovendien kunnen de voorwaardelijke invrijheidsstellingen als stok achter de deur gelden wanneer hem wel vrijheden worden verleend.
8.4.
Beoordeling
Op grond van artikel 6.1.18 lid 2 Wetboek van Strafvordering gaat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling in op dag van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De proeftijd loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen, zo blijkt uit artikel 6.1.18 lid 3 Wetboek van Strafvordering. De vraag die moet worden beantwoord, is of de verdachte door zijn ontsnapping waarbij hij zichzelf feitelijk in vrijheid heeft gesteld, rechtens niet meer zijn vrijheid was ontnomen.
De rechtbank is van oordeel dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. Zo lang de maatregel van TBS met dwangverpleging loopt, is sprake van vrijheidsontneming. Zo blijkt ook uit de Memorie van Toelichting bij de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (p. 75) waarin is opgenomen dat bij een terbeschikkingstelling (met dwangverpleging) bij elk verlof
de TBS en daarmee de vrijheidsontnemingdoor loopt.
Uit het bepaalde in artikel artikel 6:1:19 lid 1 onder c Sv volgt dat de looptijd van de TBS maatregel pas worden onderbroken als een ter beschikking gestelde langer dan een week achtereen ongeoorloofd afwezig is. Daarvan was nog geen sprake. Rechtens was derhalve nog sprake van vrijheidsontneming, hetgeen met zich mee brengt dat de proeftijd in het kader van de VI nog niet was aangevangen.
Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38d, 47, 56, 57, 191, 282a, 282, 284, 285 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader ( [naam medeverdachte 2] ), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 10.000,00(hoofdsom,
zegge:tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader ( [naam medeverdachte 2] ), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 16.009,19 (zegge: zestienduizend negen euro en negentien cent), bestaande uit € € 6.009,19 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 16.009,19 (zegge: zestienduizend negen euro en negentien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 16.009,19 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
115 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro),bestaande immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 933,00, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.500,00(hoofdsom, (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.500,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
35 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.000,00(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstellingen;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.C. van Mulbregt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- meermalen, althans eenmaal, in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] een vuurwapen afgevuurd
en/of
- een vuurwapen op die [naam slachtoffer 1] gericht
en/of
- die [naam slachtoffer 1] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Handen boven je hoofd en meekomen. Ik schiet je dood. Kamer 4 open maken"
en/of
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en/of gehouden
en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 1] bij de trui vast gepakt/gegrepen en/of (vervolgens) een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en/of gehouden
en/of
- ( in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] ) de woorden uitgesproken: "Pak het mes en snij hem zijn strot door"
en/of
- ( aldus) die [naam slachtoffer 1] tegen zijn wil meegenomen
en/of
hij op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, (telkens) met het oogmerk een of meerdere (beveiligings)medewerkers van voornoemde TBS Kliniek, in elk geval een ander, te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het openen van een of meerdere (toegangs)deuren van voornoemde TBS kliniek, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en/of gehouden
en/of
- die [naam slachtoffer 1] bij voornoemde toegangsdeuren bij de trui vast gepakt/gegrepen
en/of
- die [naam slachtoffer 1] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Op je knieen"
en/of
- ( vervolgens) een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en/of gehouden
en/of
- ( vervolgens) die beveiligingsmedewerkers dwingend de woorden toegevoegd: "Open doen" en/of "Kom op, open maken" en/of "Deur open";
2.
hij op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal en/of Ochten en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 10] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- meermalen, althans eenmaal, in de richting en/of nabijheid van die [naam slachtoffer 10] een vuurwapen afgevuurd
en/of
- die [naam slachtoffer 10] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Rijden!"
en/of (vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer 10] een voertuig bestuurde)
- een mes aan die [naam slachtoffer 10] getoond en/of stekende beweging met dat/een mes in de richting van die [naam slachtoffer 10] gemaakt
en/of
- die [naam slachtoffer 10] instructies gegeven over hoe en/of waar hij naartoe moest rijden
en/of
- de boordcomputer en/of mobiele telefoon van die [naam slachtoffer 10] uit het voertuig van die [naam slachtoffer 10] gegooid (waardoor die [naam slachtoffer 10] werd belet hulp te vragen middels gebruik van die apparaten) en/of - voornoemd vuurwapen op die [naam slachtoffer 10] gericht
en/of
- ( aldus) die [naam slachtoffer 10] tegen zijn wil meegenomen en/of verhinderd voornoemd voertuig te verlaten;
3.
hij op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal en/of Ochtend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld en/of enige andere feitelijkhe(i)d(en) een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden en/of [naam slachtoffer 10] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten, het openen van een of meerdere deuren van voornoemde TBS Kliniek, waartoe die [naam slachtoffer 1] is gedwongen door
- het meermalen, althans eenmaal, in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] vuren van een vuurwapen en/of
- het richten van een vuurwapen op die [naam slachtoffer 1]
en/of
- het die [naam slachtoffer 1] (dwingend) toevoegen van de woorden: "Handen boven je hoofd en meekomen. Ik schiet je dood. Kamer 4 open maken"
en/of
- het plaatsen en/of houden van een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] en/of en/of het vervoeren van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) in het voertuig van die [naam slachtoffer 10] ,
waartoe die [naam slachtoffer 10] is gedwongen door
- het meermalen, althans eenmaal, in de richting en/of nabijheid van die [naam slachtoffer 10] vuren van een vuurwapen
en/of
- het richten van dat/een vuurwapen op die [naam slachtoffer 10]
en/of
- het die [naam slachtoffer 10] (dwingend) toevoegen van de woorden: "Rijden!"
en/of (vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer 10] een voertuig bestuurde)
- het tonen van een mes aan die [naam slachtoffer 10]
en/of
- het maken van stekende beweging met dat/een mes in de richting van die [naam slachtoffer 10]
en/of
- het geven van instructies aan die [naam slachtoffer 10] over hoe en/of waar hij naartoe moest rijden;
4.
hij op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal (gemeente Albrandswaard) en/of Ochten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meerdere medewerkers van de TBS kliniek De Kijvelanden (te weten [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 7] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 9] en/of [naam slachtoffer 8] )
en/of
- een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek
De Kijvelanden
en/of
- [naam slachtoffer 10]
en/of
- [naam slachtoffer 5]
en/of
- [naam slachtoffer 4]
en/of
- [naam slachtoffer 6]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door
- een vuurwapen en/of een mes aan de medewerkers van de TBS Kliniek De Kijvelanden te tonen en/of op die medewerkers te richten en/of (vervolgens) dat vuurwapen in de richting en/of nabijheid van die medewerkers af te vuren
en/of
- een vuurwapen op die [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 6] te richten en/of (vervolgens) dat vuurwapen in de richting en/of nabijheid van die [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 6] af te vuren
en/of
- meermalen, althans eenmaal, in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] een vuurwapen af te vuren en/of een vuurwapen op die [naam slachtoffer 1] te richten
en/of
- die [naam slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Handen boven je hoofd en meekomen. Ik schiet je dood. Kamer 4 open maken"
en/of
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te plaatsen en/of te houden
en/of
- een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] te plaatsen
en/of
- ( in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] ) de woorden uit te spreken: "Pak het mes en snij hem zijn strot door"
en/of
- meermalen, althans eenmaal, in de richting en/of nabijheid van die [naam slachtoffer 10] een vuurwapen af te vuren en/of een vuurwapen op die [naam slachtoffer 10] te richten
en/of
- het tonen van een mes aan die [naam slachtoffer 10]
en/of
- het maken van stekende beweging met dat/een mes in de richting van die [naam slachtoffer 10] .
5.
hij op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal en/of Ochten, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een (gas)pistool van het merk Walther, model PPQ, kaliber 9mm P.A.K., voorhanden heeft gehad.