ECLI:NL:RBROT:2021:1007

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
10/700149-20 en 10/140539-19 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan ontsnapping van TBS-ers en mishandeling van een papegaai

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in de gevoegde zaken tegen de verdachte, die medeplichtig is aan de ontsnapping van twee TBS-ers uit TBS-kliniek De Kijvelanden. De verdachte heeft hen geholpen door een mobiele telefoon en een gaspistool de kliniek in te smokkelen. Tijdens de ontsnapping bedreigden de TBS-ers het personeel met het gaspistool en een mes, en gijzelden zij een verpleegkundige. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van zowel de verpleegkundige als een taxichauffeur, die door de TBS-ers werd gedwongen om hen weg te rijden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de verplichting tot klinische opname in een zorginstelling voor maximaal 1 jaar. Daarnaast was de verdachte ook verantwoordelijk voor de mishandeling van een papegaai, waarvoor zij eveneens werd veroordeeld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die nog steeds de gevolgen ondervinden van de gebeurtenissen. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/700149-20 en 10/140539-19 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 12 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, [adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, locatie Ter Peel te Evertsoord,
raadsmannen mr. J.J. Lieftink en mr. A.R. Ytsma, advocaten te Huizen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding met parketnummer 10/700149-20 en de dagvaarding met parketnummer 10/140539-19 zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De teksten van de tenlastelegging en de gewijzigde tenlastelegging zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht en een verplichte klinische opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal 1 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De bij parketnummer 10/700149-20 onder 1 (hulp bij ontsnapping), 2 (medeplichtigheid gijzeling [naam slachtoffer 1] ), 3 (medeplichtigheid vrijheidsberoving voor zover dit ziet op [naam slachtoffer 1] ) en 4 (bezit gaspistool) ten laste gelegde feiten en het bij parketnummer 10/140539-19 onder 2 (bezit gaspistool) ten laste gelegde feit zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van het bij parketnummer 10/700149-20 onder 3 ten laste gelegde feit (medeplichtigheid vrijheidsberoving [naam slachtoffer 2] )
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging erkent dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het deel van de tenlastelegging dat ziet op het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van de [naam slachtoffer 1] . De verdediging voert aan dat dit echter anders ligt voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam slachtoffer 2] . Aangevoerd wordt dat er bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam slachtoffer 2] sprake was van een nieuw wilsbesluit van [naam TBS-er 1] en [naam TBS-er 2] . Dit maakt dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam slachtoffer 2] ook een nieuw gronddelict is, waar de verdachte opnieuw opzet op moet hebben gehad. De verdediging voert aan dat de verdachte niet het opzet heeft gehad op dit delict en op de medeplichtigheid daaraan en dat hier sprake is van een te ver verwijderd verband met de feiten die in de kliniek hebben plaatsgevonden.
4.2.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de vraag of de verdachte medeplichtig is geweest aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam slachtoffer 2] overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige hoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
De rechtbank volgt de verdediging in het standpunt dat er met de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam slachtoffer 2] sprake is geweest van een nieuw wilsbesluit van [naam TBS-er 1] en [naam TBS-er 2] , waardoor er ten aanzien van dit deel van het onder 3 ten laste gelegde ook sprake is van een nieuw gronddelict. De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag of de verdachte opzet heeft gehad op het leveren van een bijdrage aan het strafbare feit en of zij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op dit gronddelict zelf.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte wist dat [naam TBS-er 2] voor de vlucht vanaf de kliniek een taxi zou bellen. De telefoon die hij daarvoor gebruikte was door haar naar binnen gesmokkeld. De verdachte wist ook dat [naam TBS-er 2] zelf het plan had om de taxichauffeur van zijn vrijheid te beroven en hem te laten rijden. Dat heeft hij eerder -in een vorige kliniek – al als onderdeel van een ontsnappingsplan met haar besproken en ook nu heeft hij dat met de verdachte besproken.
De verdachte heeft verklaard dit uitdrukkelijk niet gewild te hebben en daar ook woorden met [naam TBS-er 2] over te hebben gehad. De verdachte heeft verklaard dat zij het plan om de taxichauffeur te gijzelen tot de dag voor de ontsnapping nog uit het hoofd van [naam TBS-er 2] heeft proberen te praten. Hij zou haar hebben beloofd dit niet te doen. Daarnaar gevraagd gaf de verdachte ter zitting aan dat ze ervan uitging dat [naam TBS-er 2] de taxichauffeur zou dwingen zijn taxi af te staan en dat [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] zelf zouden rijden.
Tegelijk heeft de verdachte verklaard dat [naam TBS-er 2] altijd zijn eigen plan trok en dat het moeilijk was om hem uit een plan te praten als hij dat eenmaal in zijn hoofd had. Ook heeft zij verklaard dat het in het verleden vaker is voorgekomen dat zij iets afsprak met [naam TBS-er 2] , maar dat [naam TBS-er 2] dan toch iets anders deed.
Onder deze omstandigheden had de verdachte er – ondanks dat zij dat zelf eigenlijk niet wilde – ernstig rekening mee moeten houden dat [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] toch de taxichauffeur zouden meenemen en van zijn vrijheid zouden beroven. Niet alleen omdat dit de voorkeur had van [naam TBS-er 2] , maar ook omdat ervan uit moet worden gegaan dat in een hectische situatie als die van een gewapende ontvluchting uit een TBS kliniek de daadwerkelijke uitvoering altijd net anders kan verlopen dan vooraf bedacht of gewenst. Het meenemen van de taxichauffeur in plaats van het afnemen van zijn taxi is dan een voor de hand liggende mogelijke optie, zeker als die eerder is besproken.
De kans dat de taxichauffeur uiteindelijk zou worden meegenomen was daarom aanmerkelijk te noemen en daar moet de verdachte zich bewust van zijn geweest. Door desondanks de wapens en de telefoon de kliniek in te smokkelen en aan [naam TBS-er 2] te geven, heeft de verdachte deze aanmerkelijke kans aanvaard.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte medeplichtig is geweest aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van niet alleen [naam slachtoffer 1] , maar ook van [naam slachtoffer 2] .
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1 met parketnummer 10/140539-19 (dierenmishandeling)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet met zekerheid kan worden gezegd wanneer het feit is gepleegd. De verdachte verklaarde in haar verhoor van 11 juni 2018 dat het opnemen van het filmpje een maand geleden was, dan zou je uitkomen op 11 mei 2018 als pleegdatum.
Daarnaast voert de verdediging aan dat [naam getuige] , de getuige die is gehoord over het letsel van de papegaai, geen deskundige is in de zin van de wet. Hij uit enkel vermoedens.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat uit de bestandsnaam van het filmpje blijkt dat het filmpje op 21 mei 2018 is opgenomen. De rechtbank acht op grond van deze bestandsnaam wettig en overtuigend bewezen dat het feit op deze datum is gepleegd. De verdachte heeft een gaspistool recht naast het oor van de papegaai afgeschoten, terwijl zij het dier met een doek op de grond heeft gedrukt. Dat dit het welzijn van het dier benadeelt is een feit van algemene bekendheid.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van een papegaai.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij parketnummer 10/700149-20 onder 3 voor zover dit feit betrekking heeft op slachtoffer [naam slachtoffer 2] ten laste gelegde feit en het bij parketnummer 10/140539-19 onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij parketnummer 10/700149-20 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, het onder 3 ten laste gelegde feit voor zover dit feit betrekking heeft op slachtoffer [naam slachtoffer 1] en het bij parketnummer 10/140539-19 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Ten aanzien van de feiten met parketnummer 10/700149-20:
1.
zij in de periode van 01 december 2019 tot en met 01 maart 2020 te Poortugaal in elk geval in Nederland, opzettelijk [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] , die krachtens rechterlijke uitspraak van de vrijheid waren beroofd, te
weten
dooreen aan hen opgelegde TBS-maatregel, bij hun zelfbevrijding behulpzaam is geweest, door
- een mobiele telefoon en een simkaart en een vuurwapen en een of meerdere bij dat vuurwapen behorende knalpatronen en een mes binnen de TBS-kliniek waarin die [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] zich bevonden, te brengen
en
- vervolgens die mobiele telefoon en simkaart en vuurwapen en knalpatronen en mes aan die [naam TBS-er 2] te geven;
2.
[naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] op 01 maart 2020 te Poortugaal, tezamen en in vereniging met een anderopzettelijk een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden, wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, (telkens) met het oogmerk een of meerdere (beveiligings)medewerkers van voornoemde TBS Kliniek, te dwingen iets te doen, te weten het openen van meerdere (toegangs)deuren van voornoemde TBS kliniek, immers hebben die [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] :
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en gehouden
en
- die [naam slachtoffer 1] bij voornoemde toegangsdeuren bij de trui vast gepakt/gegrepen
en
- die [naam slachtoffer 1] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Op je
knieën"
en
- ( vervolgens) een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en gehouden
en
- ( vervolgens) die beveiligingsmedewerkers dwingend de woorden toegevoegd: "Open doen" en "Kom op, open maken" en "Deur open",
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks
deperiode van 01 december 2019 tot en met 01 maart 2020 te Poortugaal , in elk geval in Nederland, opzettelijk middelen heeft verschaft door:
- een mobiele telefoon en een simkaart en een vuurwapen en een of meerdere bij dat vuurwapen behorende knalpatronen en een mes binnen de TBS-kliniek waarin die [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] zich bevonden, te brengen
en
- vervolgens die mobiele telefoon en simkaart en vuurwapen en knalpatronen en mes aan die [naam TBS-er 2] te geven;
3.
[naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] op 01 maart 2020 te Poortugaal, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden, wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben die [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] :
- meermalen, in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] een vuurwapen afgevuurd
en
- een vuurwapen op die [naam slachtoffer 1] gericht
en
- die [naam slachtoffer 1] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Handen boven je hoofd en meekomen. Ik schiet je dood. Kamer 4 open maken"
en
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geplaatst engehouden
en/
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 1] bij de trui vast gepakt/gegrepen en (vervolgens) een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en gehouden
en
- ( in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] ) de woorden uitgesproken: "Pak het mes en snij hem zijn strot door"
en
- ( aldus) die [naam slachtoffer 1] tegen zijn wil meegenomen
en
[naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal en Ochten en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [naam slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben die [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] :
- meermalen, in de richting en nabijheid van die [naam slachtoffer 2] een vuurwapen afgevuurd
en
- die [naam slachtoffer 2] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Rijden!"
en vervolgens terwijl die [naam slachtoffer 2] een voertuig bestuurde
- een mes aan die [naam slachtoffer 2] getoond en stekende beweging met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] gemaakt
en
- die [naam slachtoffer 2] instructies gegeven over hoe en waar hij naartoe moest rijden
en
- de
boardcomputeren mobiele telefoon van die [naam slachtoffer 2] uit het voertuig van die [naam slachtoffer 2] gegooid (waardoor die [naam slachtoffer 2] werd belet hulp te vragen middels gebruik van die apparaten)
en
- voornoemd vuurwapen op die [naam slachtoffer 2] gericht
en
- ( aldus) die [naam slachtoffer 2] tegen zijn wil meegenomen en verhinderd voornoemd voertuig te verlaten
tot het plegen van welke misdrijven verdachte in of omstreeks
deperiode van 01 december 2019 tot en met 01 maart 2020 te Poortugaal , in elk geval in Nederland, opzettelijk middelen heeft verschaft door:
- een mobiele telefoon en een simkaart en een vuurwapen en een of meerdere bij dat vuurwapen behorende knalpatronen en een mes binnen de TBS-kliniek waarin die [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] zich bevonden, te brengen
en
- vervolgens die mobiele telefoon en simkaart en vuurwapen en knalpatronen en mes aan die [naam TBS-er 2] te geven;
4.
zij op in de periode van 01 december 2019 tot en met 01 maart 2020 te Appingedam en Poortugaal, in elk geval in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een gaspistool van het merk Walther, model PPQ, kaliber 9mm P.A.K., voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de feiten met parketnummer 10/140539-19:
1.
zij in de periode 15 mei 2018 tot en met 8 juni 2018, te Appingedam, in de gemeente Appingedam, zonder redelijk doel , bij een dier, te weten een (Edel) papegaai, het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die papegaai (die deels in een doek zit) op de vloer te drukken en vervolgens een harde knal af te vuren door een pistool tegen de kop van die papegaai te houden/zetten;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren art. 2.1 lid 1 Wet dieren;
2.
zij in de periode van 15 mei 2018 tot en met 8 juni 2018, te Appingedam, in de gemeente Appingedam, een of meer wapens van categorie III onder 1, te weten een vuurwapen (gaspistool) (merk Umarex, Walther PPQ MZ, 9 mm P A K), en munitie van categorie III, te weten 96 stuks (merk Titan, 9 in P A K), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voor zoverdaaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van de feiten met parketnummer 10/700149-20:
1.
opzettelijk iemand, op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid beroofd, bevrijden of bij zijn zelfbevrijding behulpzaam zijn
2.
medeplichtigheid aan gijzeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
3.
medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meerdere malen gepleegd
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Ten aanzien van de feiten met parketnummer 10/140539-19:
1.
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf zijn gebaseerd
Op 1 maart 2020 ontsnappen de TBS-ers [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] uit TBS-kliniek De Kijvelanden. Bij deze ontsnapping bedreigen zij het personeel met een gaspistool en een mes. Bij de ontsnapping schiet [naam TBS-er 2] meerdere malen met het gaspistool, waarbij hij ook op diverse medewerkers richt. Meerdere medewerkers van de TBS-kliniek voelen zich ernstig bedreigd. Een van de werknemers, genaamd [naam slachtoffer 1] , wordt gegijzeld door [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] . Door gebruik te maken van de dreiging van het gaspistool en het mes, dwingen zij hem om de deuren van de kliniek te openen, en slagen zij er uiteindelijk ook in om de portier de buitendeur te laten openen.
Eenmaal buiten wacht de nietsvermoedende taxichauffeur [naam slachtoffer 2] [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] op. De twee gijzelen de taxichauffeur en dwingen hem om weg te rijden en hun aanwijzingen op te volgen. Ook tijdens de taxirit tonen zij het gaspistool en het mes en wordt er geschoten met het gaspistool. Zij zorgen ervoor dat [naam slachtoffer 2] geen mogelijkheid heeft om weg te komen uit de taxi en gooien zijn telefoon uit het raam.
De verdachte heeft geholpen bij deze ontsnapping en is medeplichtig aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving en de dwang die daarop volgden. Zij heeft er allereerst voor gezorgd dat [naam TBS-er 2] een telefoon met simkaart tot zijn beschikking zou krijgen in de TBS-kliniek, waardoor hij in staat was met [naam TBS-er 1] te communiceren en een taxi te regelen. Vervolgens heeft zij het gaspistool en het mes de Kijvelanden in gesmokkeld en aan [naam TBS-er 2] gegeven. Dit heeft er toe kunnen leiden dat hij en [naam TBS-er 1] uit de kliniek hebben kunnen ontsnappen.
De door [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] gepleegde feiten zijn zeer ernstig, en de rol van de verdachte moet bij het plegen van deze feiten zeker niet worden onderschat. Zonder de verdachte was het ontsnappingsplan van [naam TBS-er 2] en [naam TBS-er 1] immers nooit gelukt. [naam TBS-er 2] had al jaren het plan om op gewelddadige wijze te ontsnappen en deelde zijn plannen ook met de verdachte. De verdachte heeft dus lang kunnen nadenken over de plannen en de ernst daarvan, en heeft alsnog besloten om hier aan mee te werken. Ze is bij het plegen van de feiten zeer geraffineerd te werk gegaan. Om het gaspistool te kopen is zij naar Duitsland gereisd. Zij heeft het gaspistool en het mes vervolgens in haar ondergoed de kliniek in gesmokkeld, waarbij zij een rok met gespjes droeg zodat de medewerkers van de kliniek zouden denken dat daarom de poortjes afgingen.
Dat de gevolgen voor de slachtoffers van de ontsnapping groot zijn geweest, behoeft haast geen uitleg. Alle slachtoffers hebben doodsangsten uit gestaan toen zij twee TBS-ers met een vuurwapen – waarvan velen dachten dat het om een echt vuurwapen ging– en een mes voor zich zagen staan. [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zijn zelfs voor langere tijd bedreigd met het gaspistool en het mes en waren hun leven niet zeker. Uit de slachtofferverklaringen die zijn afgelegd op de zitting blijkt ook dat verschillende slachtoffers nog dagelijks de gevolgen van de ontsnapping ondervinden. Zo leiden verschillende slachtoffers aan PTSS en hebben zij moeite om weer aan het werk te komen. De rechtbank rekent de verdachte haar betrokkenheid bij deze feiten dan ook ernstig aan.
De verdachte heeft eerder ook een papegaai mishandeld met een gaspistool dat zij destijds had. Dit zijn vervelende feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 januari 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Naar aanleiding van de pro justitia rapportage heeft de reclassering een indicatiestelling aangevraagd bij het IFZ, die nodig is om een passende kliniek te vinden en de verdachte aan te melden. Er is een indicatie afgegeven voor een plaatsing binnen een Forensisch
Psychiatrische Afdeling. Na uitgebreid overleg tussen de reclassering en de kliniek FPA Lentis Zuidlaren heeft de kliniek besloten dat zij bereid zijn om de verdachte op te nemen.
Psycholoog drs. T. ‘t Hoen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 december 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De psycholoog concludeert dat er bij de verdachte sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, vermijdende en borderline trekken. Dit was ook tijdens de ten laste gelegde feiten het geval en heeft haar gedrag ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Wel neemt de psycholoog aan dat de verdachte wel degelijk de wederrechtelijkheid heeft ingezien van de haar ten laste gelegde feiten in 2020 en dat zij dit zij in zekere zin bewust en gepland heeft gedaan. Tegelijkertijd heeft haar persoonlijkheidspathologie dermate doorgewerkt dat zij onvoldoende in staat was om haar gedragskeuzes op een gezonde en adequate wijze af te wegen op het moment van het ten laste gelegde, indien bewezen. Dit geldt volgens de psycholoog voor de tenlastegelegde feiten onder beide parketnummers. De psycholoog adviseert de verdachte vanuit gedragsdeskundig oogpunt de haar ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.
De psycholoog is van mening dat, bij schuldig verklaring, een intensieve behandeling in een
forensische setting aangewezen is. Daarbij kan worden gedacht aan een klinische of deeltijdbehandeling, waarbij de verdachte zelf aangeeft graag klinisch behandeld te willen worden. De behandeling dient zich te richten op haar persoonlijkheidspathologie en een schemagerichte therapie lijkt aangewezen. Tevens dient er aandacht te zijn voor het verwerken van de traumatische ervaringen in haar leven. Hierbij dient men aandacht te hebben voor haar neiging tot vermijding en zodoende emotioneel pijnlijke onderwerpen uit de weg te gaan. Vanuit dit oogpunt is het starten met een meer intensieve (klinische) behandeling wel geïndiceerd. Het advies van de psycholoog is om betrokkene de hulpverlening op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De psycholoog, T. ‘t. Hoen, heeft op de terechtzitting van 22 januari 2021, kort weergegeven, aanvullend opgemerkt dat hij de voorkeur geeft aan klinische behandeling, zodat de verdachte de behandeling niet kan vermijden, wat in ambulante setting wel mogelijk zou zijn. Hij geeft aan dat de duur van de behandeling lastig in te schatten is, maar dat hij denkt dat het wel een tijdje zal duren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee zij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De verdediging heeft aangevoerd dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam slachtoffer 2] niet dient te worden meegenomen bij het bepalen van de straf, gezien artikel 49 lid 4 Wetboek van Strafrecht. Zoals bij de bewijswaardering overwogen, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam slachtoffer 2] . Van een situatie zoals genoemd in artikel 49 lid 4 Wetboek van Strafrecht is daarom geen sprake.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan één jaar achterwege te laten omdat het van belang is dat de behandeling van verdachtes stoornis zo snel mogelijk kan plaatsvinden. Een dergelijke afdoening zou echter de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten miskennen.
Nu de psycholoog en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is op 11 juni 2018 voor het eerst gehoord in de zaak met parketnummer 10/140539-19 (mishandeling papegaai). Op deze datum is de redelijke termijn in die zaak dus aangevangen.
Tussen 11 juni 2018 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 2 jaar en 8 maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 8 maanden. De rechtbank zal volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn en hier geen verdere gevolgen aan verbinden. In de zaak met parketnummer 10/700149-20 (ontsnapping) is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Hij verzoekt om de vordering hoofdelijk op te leggen.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert aan dat nu de benadeelde partij zich beroept op het hebben van geestelijk letsel, hij voldoende concrete gegevens moet aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade kan ontstaan. De onderbouwing is te summier en er zijn te weinig concrete gegevens. De verdediging verzoekt daarom primair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Subsidiair verzoekt de verdediging om de gevorderde schade te matigen tot een bedrag van € 5.000,00.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Door de benadeelde partij zijn geen concrete gegevens aangevoerd waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. De aard en de ernst van de normschending brengen in dit geval echter met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen -welke wel uitvoerig zijn toegelicht bij de vordering - daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De ernst van de normschending is in dit geval zo ernstig en specifiek, dat dit maakt dat de rechtbank de vordering ondanks het ontbreken van een concrete onderbouwing van psychische schade, zal toewijzen.
Nu de verdachte de medeverdachte heeft geholpen, zijn zij ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de medeverdachte de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 33.188,06 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De officier verzoekt subsidiair om de gederfde inkomsten te matigen naar aanleiding van de geschatte gederfde inkomsten. Hij verzoekt om de vordering hoofdelijk op te leggen.
8.2.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de materiële schade verzoekt de verdediging om de posten die zien op de materiële schade met betrekking tot de AirPods en de boardcomputer geheel voor rekening te laten komen van de medeverdachte, nu de verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze specifieke gedragingen.
Met betrekking tot de gederfde inkomsten verzoekt de verdediging om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Door de uitbraak van de coronapandemie is het te ingewikkeld om een adequate schatting te maken van de gederfde inkomsten. De verdediging stelt daarom dat dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de gevorderde bedrijfskosten merkt de verdediging op dat de eerste twee maanden van 2020 niet meetellen, omdat het feit op 1 maart 2020 gepleegd is. De verdediging verzoekt daarom om 2/12e van deze kosten af te trekken. Voor wat betreft de lease- en verzekeringskosten verzoekt de verdediging om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet duidelijk is of de auto ook privé is gebruikt en het uitzoeken daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Indien de benadeelde partij wel ontvankelijk wordt verklaard voor dit deel, moet ook van deze post 2/12e worden afgetrokken.
Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de verdediging om de gevorderde schade te matigen tot een bedrag van € 5.000,00.
8.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, gedeeltelijk worden toegewezen, te weten voor een bedrag van € 6.009,19. Dit bedrag is als volgt opgebouwd.
Gederfde inkomsten en bedrijfskosten
De rechtbank is van oordeel dat de gederfde inkomstenlager zullen zijn dan begroot, nu de taxibranche het afgelopen jaar veel geleden heeft onder de gevolgen van de Corona-pandemie. Door de pandemie zijn de inkomsten over 2020 niet vergelijkbaar met die van voorgaande jaren. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid bij de gedeeltelijke toewijzing van dit deel van de vordering.
De rechtbank gaat daarbij uit van het door de verdediging berekende bedrag aan winstderving, te weten € 35.395,00. Dit bedrag is berekend op basis van een vergelijking van de winst van de voorgaande jaren met die (nihil) van het afgelopen jaar. Omdat dit bedrag over de periode van één jaar is gevorderd, terwijl er van de pleegdatum tot de uitspraakdatum 11 maanden zijn verstreken, zal de rechtbank 1/12e van dit bedrag aftrekken, wat neerkomt op een bedrag van € 32.445,40. Niet is betwist en daarom staat vast dat de benadeelde partij door de gebeurtenissen op 1 maart 2020 niet meer heeft kunnen werken. De rechtbank schat dat de Corona-pandemie – het strafbare feit weggedacht – voor de benadeelde partij zou hebben geleid tot een winstdaling van 65%. Dit alles betekent dat de aan het strafbare feit toe te rekenen gederfde winst van de benadeelde partij wordt geschat op 35%.. Dit komt (na de aftrek van 1/12e) neer op een bedrag van € 11.355,90. Hier worden de gevorderde bedrijfskosten bij opgeteld en de aangevoerde overige inkomsten (Tozo en bijstand) vanaf getrokken, waardoor de rechtbank de materiële kosten in totaal zal begroten op een bedrag van € 5.600,29.
Kosten medicatie, eigen risico en reiskosten Fortagroep
De hoogte van deze kosten (totaal € 399,90) is niet weersproken en is toewijsbaar.
Airpods en boardcomputer taxi
De vordering wordt ten aanzien van de gevorderde kosten voor de verloren airpods en vernielde boardcomputer niet ontvankelijk verklaard, nu deze schade niet als rechtstreekse schade van het door de verdachte begane strafbare feit wordt beschouwd.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Nu de benadeelde partij voldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan zal dit deel van de vordering, ondanks de betwisting van de verdachte, geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte de medeverdachte heeft geholpen, zijn zij ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de medeverdachte de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 16.000,19, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.3.
Benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.007,87 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast vordert de benadeelde tijd een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 1.000,00.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering tot schadevergoeding alleen in de zaak van medeverdachte [naam medeverdachte] toe te wijzen.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat aan de verdachte geen bedreiging van [naam benadeelde 3] ten laste is gelegd. De grondslag voor het toekennen van schadevergoeding ontbreekt derhalve.
8.3.3.
Beoordeling
De vordering ziet op een strafbaar feit dat aan de medeverdachte ten laste is gelegd. Daarom ontbreekt ten aanzien van de verdachte de grondslag voor het toekennen van schadevergoeding.
8.3.4.
Conclusie
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
8.4.
Benadeelde partij [naam benadeelde 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4] . De benadeelde partij vordert een vergoeding € 10.000,00 aan immateriële schade.
8.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering tot schadevergoeding alleen in de zaak van medeverdachte [naam medeverdachte] toe te wijzen.
8.4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat aan de verdachte geen bedreiging van [naam benadeelde 4] ten laste is gelegd. De grondslag voor het toekennen van schadevergoeding ontbreekt derhalve.
8.4.3.
Beoordeling
De vordering ziet op een strafbaar feit dat aan de medeverdachte ten laste is gelegd. Daarom ontbreekt ten aanzien van de verdachte de grondslag voor het toekennen van schadevergoeding.
8.4.4.
Conclusie
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
8.5.
Gijzeling
Door de verdediging is verzocht om de gijzeling ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen te stellen op 1 dag per opgelegde schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank zal de verdediging hier niet in volgen, nu gijzeling aan de orde is bij de executie van de schadevergoedingsmaatregelen en in die fase eventueel een beroep kan worden gedaan op betalingsonmacht (artikel 6.4.20 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering).

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 48, 49, 56, 57, 191, 282a, 282 van het Wetboek van Strafrecht, op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2.1, 8.11 en 8.12 van de Wet dieren.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden, 088-8041100. De veroordeelde zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten opnemen in FPA Lentis Zuidlaren of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 10.000,00(hoofdsom,
zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.000,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 16.009,19 (zegge: zestienduizend negen euro en negentien cent), bestaande uit € € 6.009,19 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 16.009,19 (zegge: zestienduizend negen euro en negentien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 16.009,19 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
115 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Boer, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.A.C. van Mulbregt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter /oudste rechter /jongste rechter /griffier is /zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging met parketnummer 10/700149-20
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in de periode van 01 december 2019 tot en met 01 maart 2020 te Poortugaal en/of Appingedam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] , die op openbaar gezag of krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking van de vrijheid was/waren beroofd, te
weten een aan hem/hen opgelegde TBS-maatregel, heeft bevrijd of bij hun zelfbevrijding behulpzaam is geweest, door
- een mobiele telefoon en/of een simkaart en/of een vuurwapen en/of een of meerdere (bij dat vuurwapen behorende) (knal)patronen en/of een mes binnen de TBS-kliniek waarin die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] zich bevonden, te brengen
en/of
- ( vervolgens) die/dat mobiele telefoon en/of simkaart en/of vuurwapen en/of (knal)patronen en/of mes aan die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] te geven;
2.
[naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden, wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, (telkens) met het oogmerk een of meerdere (beveiligings)medewerkers van voornoemde TBS Kliniek, in elk geval een ander, te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het openen van een of meerdere (toegangs)deuren van voornoemde TBS kliniek, immers heeft/hebben die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] :
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en/of gehouden
en/of
- die [naam slachtoffer 1] bij voornoemde toegangsdeuren bij de trui vast gepakt/gegrepen
en/of
- die [naam slachtoffer 1] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Op je knieen"
en/of
- ( vervolgens) een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en/of gehouden
en/of
- ( vervolgens) die beveiligingsmedewerkers dwingend de woorden toegevoegd: "Open doen" en/of "Kom op, open maken" en/of "Deur open",
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks periode van 01 december 2019 tot en met 01 maart 2020 te Poortugaal en/of Appingedam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- een mobiele telefoon en/of een simkaart en/of een vuurwapen en/of een of meerdere (bij dat vuurwapen behorende) (knal)patronen en/of een mes binnen de TBS-kliniek waarin die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] zich bevonden, te brengen
en/of
- ( vervolgens) die/dat mobiele telefoon en/of simkaart en/of vuurwapen en/of (knal)patronen en/of mes aan die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] te geven;
3.
[naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een psychiatrisch verpleegkundige genaamd [naam slachtoffer 1] , werkzaam bij de TBS kliniek De Kijvelanden, wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] :
- meermalen, althans eenmaal, in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] een vuurwapen afgevuurd
en/of
- een vuurwapen op die [naam slachtoffer 1] gericht
en/of
- die [naam slachtoffer 1] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Handen boven je hoofd en meekomen. Ik schiet je dood. Kamer 4 open maken"
en/of
- een vuurwapen tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en/of gehouden
en/of
- ( daarbij) die [naam slachtoffer 1] bij de trui vast gepakt/gegrepen en/of (vervolgens) een mes op de keel/hals van die [naam slachtoffer 1] geplaatst en/of gehouden en/of - (in de nabijheid van die [naam slachtoffer 1] ) de woorden uitgesproken: "Pak het mes en snij hem zijn strot door"
en/of
- ( aldus) die [naam slachtoffer 1] tegen zijn wil meegenomen
en/of
[naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] op of omstreeks 01 maart 2020 te Poortugaal en/of Ochten en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] :
- meermalen, althans eenmaal, in de richting en/of nabijheid van die [naam slachtoffer 2] een vuurwapen afgevuurd
en/of
- die [naam slachtoffer 2] (dwingend) de woorden toegevoegd: "Rijden!"
en/of (vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer 2] een voertuig bestuurde)
- een mes aan die [naam slachtoffer 2] getoond en/of stekende beweging met dat/een mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] gemaakt
en/of
- die [naam slachtoffer 2] instructies gegeven over hoe en/of waar hij naartoe moest rijden
en/of
- de boordcomputer en/of mobiele telefoon van die [naam slachtoffer 2] uit het voertuig van die [naam slachtoffer 2] gegooid (waardoor die [naam slachtoffer 2] werd belet hulp te vragen middels gebruik van die apparaten)
en/of
- voornoemd vuurwapen op die [naam slachtoffer 2] gericht
en/of
- ( aldus) die [naam slachtoffer 2] tegen zijn wil meegenomen en/of verhinderd voornoemd voertuig te verlaten
tot en/of bij het plegen van welke misdrijven verdachte in of omstreeks periode van 01 december 2019 tot en met 01 maart 2020 te Poortugaal en/of Appingedam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- een mobiele telefoon en/of een simkaart en/of een vuurwapen en/of een of meerdere (bij dat vuurwapen behorende) (knal)patronen en/of een mes binnen de TBS-kliniek waarin die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] zich bevonden, te brengen
en/of
- ( vervolgens) die/dat mobiele telefoon en/of simkaart en/of vuurwapen en/of (knal)patronen en/of mes aan die [naam TBS-er 2] en/of [naam TBS-er 1] te geven;
4.
zij op in of omstreeks de periode van 01 december 2019 tot en met 01 maart 2020 te Appingedam en/of Poortugaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, te weten een (gas)pistool van het merk Walther, model PPQ, kaliber 9mm P.A.K., voorhanden heeft gehad.
Tekst gewijzigde tenlastelegging met parketnummer 10/140539-19
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode 15 mei 2018 tot en met 8 juni 2018, te Appingedam, in de gemeente Appingedam, in elk geval in Nederland, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een (Edel) papegaai, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die papegaai (die deels in een doek zit) op de grond/vloer te drukken en/of (vervolgens) een harde knal af te vuren door een pistool op/tegen de kop van die papegaai te houden/zetten;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren art. 2.1 lid 1 Wet dieren;
2.
zij in of omstreeks de periode van 15 mei 2018 tot en met 8 juni 2018, te Appingedam, in de gemeente Appingedam, een of meer wapens van categorie III onder 1, te weten een vuurwapen (gaspistool) (merk Umarex, Walther PPQ MZ, 9 mm P A K), en/of munitie van categorie III, te weten 96 stuks (merk Titan, 9 in P A K), voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.