ECLI:NL:RBROT:2021:1005

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
10/303554-20 / TUL VV: 09/237158-18 en 15/013640-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van diefstal met geweld en afpersing

Op 10 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en de betrokkenheid bij de afpersing. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet dezelfde persoon was als de medeverdachte, en dat het signalement van de verdachte niet overeenkwam met dat van de aangever. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen, aangezien de verdachte vrijgesproken werd van de nieuwe ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/303554-20
Parketnummers vorderingen TUL VV: 09/237158-18 en 15/013640-19
Datum uitspraak: 10 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09/237158-18;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 15/013640-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich, samen met medeverdachte [naam medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
[naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 20 oktober 2020 in de auto zat met zijn vriend genaamd “ [naam 1] ” of “ [naam 2] ”, hierna [naam 1] , die een vuurwapen op de aangever heeft gericht. De telefoon van de verdachte heeft op 20 oktober 2020 diverse telefoonmasten aangestraald die naadloos aansluiten bij de route die door [naam medeverdachte] en [naam 1] met de auto is afgelegd. Op grond daarvan kan worden vastgesteld dat [naam 1] de verdachte is.
Verder blijkt uit het dossier dat [naam 1] , en dus de verdachte, dezelfde persoon is als [naam 3] . Op 19 en 20 oktober 2020 hebben via WhatsApp gesprekken plaatsgevonden tussen [naam medeverdachte] en het contact [naam 3] waarin kennelijk een plan is gemaakt voor de ten laste gelegde afpersing.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde feiten niet kunnen worden bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De telefoon van de verdachte heeft op 20 oktober 2020 meerdere zendmasten aangestraald die lagen op de route die [naam medeverdachte] en [naam 1] die dag met de auto hebben afgelegd.
Uit de aan de rechtbank overgelegde bewijsmiddelen blijkt niet van een directe betrokkenheid of handelen van de verdachte ten aanzien van de aan hem verweten diefstal met geweld of afpersing. Hoewel het opmerkelijk is dat de telefoon van de verdachte op meerdere relevante momenten in de buurt van [naam medeverdachte] is geweest en de verdachte heeft nagelaten daarover een verklaring af te leggen, zijn die omstandigheden op zichzelf onvoldoende om het tenlastelegde bewezen te oordelen.
Daarbij komt nog het volgende. De aangever heeft verklaard dat [naam 1] zogenoemde ‘eyebrow slits’ had. De rechtbank heeft ter zitting vast gesteld dat de wenkbrauwen van de verdachte geen opzettelijk geschoren uitsnedes bevatten. Ook op de foto’s van de verdachte in het dossier zijn geen eyebrow slits te zien. Het door de aangever gegeven signalement van [naam 1] komt daarom niet overeen met het signalement van de verdachte.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast komen te staan dat de verdachte dezelfde persoon is als [naam 1] .
Nu niet gebleken is van enige betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal met geweld of afpersing, is tevens niet gebleken dat de verdachte het daarbij gebruikte vuurwapen voorhanden heeft gehad.
4.1.3.
Conclusie
Beide ten laste gelegde feiten zijn niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vordering tenuitvoerlegging

5.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 27 november 2018 van de politierechter in de rechtbank Den Haag met parketnummer 09/237158-18 is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, waarvan een gedeelte groot twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 12 december 2018.
Bij vonnis van 1 april 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland met parketnummer 15/013640-19 is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen, waarvan een gedeelte groot 43 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 16 april 2019.
5.2.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de ten laste gelegde feiten na het wijzen van de voorgenoemde vonnissen en voor het einde van de proeftijden zijn gepleegd. De officier van justitie vordert daarom tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen.
5.3.
Beoordeling
Nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van alle ten laste gelegde feiten zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden afwezen.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 27 november 2018 van de politierechter in de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met parketnummer 09/237158-18;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 1 april 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met parketnummer 15/013640-19.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam, op/aan de openbare weg, te weten het [plaats delict] , althans op/aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand te nemen en/of dat vuurwapen (vervolgens) door te laden en/of dat vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer] te richten en/of (daarbij) te roepen: "Uitstappen nu";
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam, op/aan de openbare weg, te weten het [plaats delict] , althans op/aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan die [naam slachtoffer] toebehoorde, door
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand te nemen en/of dat vuurwapen (vervolgens) door te laden en/of dat vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer] te richten en/of zijn (brief)geld te eisen en/of (daarbij) te roepen: "Uitstappen nu";
2
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam en/of te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk SM, type 110 met kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad en/of (voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten, 4 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad.