ECLI:NL:RBROT:2021:10039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
10/680300-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk overtreden van de Wet op de kansspelen

Op 12 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk overtreden van de Wet op de kansspelen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], werd bijgestaan door haar raadsman, mr. M.B. Visser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met haar partner, de medeverdachte [naam medeverdachte], jarenlang een illegale lotto heeft gefaciliteerd vanuit hun minimarkt, [naam medeverdachte rechtspersoon]. De verdachte en haar partner verkochten loten en keerden de gewonnen bedragen uit aan klanten, zonder de benodigde vergunning. De officier van justitie had een gevangenisstraf van één maand en een geldboete van € 9.000 geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medepleger was van de overtreding en dat er voldoende bewijs was voor haar betrokkenheid. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukte het belang van vergunningen voor kansspelen ter bescherming van consumenten en ter voorkoming van gokverslaving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680300-18
Datum uitspraak: 12 oktober 2021
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. M.B. Visser, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart 2021 en van 28 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 9 maart 2021 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar alsmede tot betaling van een geldboete van € 9.000,00, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Inleiding
Vanaf 2017 hebben er bij de [naam medeverdachte rechtspersoon] te [vestigingsplaats medeverdachte rechtspersoon] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon] ) verschillende bestuurlijke controles plaatsgevonden. Vastgesteld is dat vanuit [naam medeverdachte rechtspersoon] een illegale loterij gefaciliteerd werd door het verkopen van loten en uitkering van winsten aan de winnaars. Hierop zijn in oktober 2018 de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) aangehouden en heeft er in [naam medeverdachte rechtspersoon] een doorzoeking plaatsgevonden. De verdachte en [naam medeverdachte] zijn met elkaar gehuwd en zij zijn de enige vennoten van [naam medeverdachte rechtspersoon] . De loten die verkocht werden, waren van een op Curaçao vergunde loterij, genaamd “ [naam loterij] ”. In Nederland is deze loterij niet vergund. Het is in Nederland niet toegestaan om zaken van een niet vergund kansspel aanwezig te hebben, te bevorderen of daar aan deel te nemen. Ook niet als het elders vergunde kansspel buiten Nederland wordt georganiseerd.
4.1.2
Rol van de verdachte
Standpunt verdediging
Primair is betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan haar ten laste gelegde feit, nu niet kan worden vastgesteld dat zij loten verkocht heeft. Uit het dossier blijkt ook niet dat zij een andere rol had bij de lotenverkoop of dat er sprake was van een samenwerking tussen de verdachte en [naam medeverdachte] met betrekking tot de verkoop van loten. Van medeplegen is dus geen sprake. De verklaring van de verdachte die zij tijdens de bestuurlijke controle op 9 februari 2018 heeft afgelegd, kan niet worden gebruikt voor het bewijs nu haar niet de cautie was gegeven. De verklaringen van [naam medeverdachte] bij de politie kunnen evenmin worden gebruikt voor het bewijs, nu op hem tijdens de politieverhoren ontoelaatbare druk is uitgeoefend.
Beoordeling
Bij een controle in een andere minimarkt, [naam minimarkt] te [plaatsnaam] , is administratie aangetroffen van (illegale) loterijen. Deze administratie bestaat (onder meer) een Excel lijst, met als titel ‘contactenlijst’, met namen van verkopers en verscheidene dagstaten. Op de contactenlijst staat bij nummer 11 de naam “ [naam 1] ”, een telefoonnummer en daarnaast staat ‘ [naam 2] ’ en de naam “ [naam 3] ”. De dagstaten zijn van september, oktober en november 2015. De namen op de dagstaten komen overeen met de namen op de contactenlijst. Op de dagstaten staat bij nummer 11 opnieuw de naam ‘ [naam 1] ’, met daarachter een geldbedrag. Onderzoek in het politiesysteem naar de naam “ [naam 3] ” leidde naar de verdachte en vervolgens naar [naam medeverdachte rechtspersoon] .
In het verslag van een bestuurlijke controle van [naam medeverdachte rechtspersoon] op 25 januari 2018 staat vermeld dat werd gezien dat een vrouw achter de toonbank iets op een loterijbiljet schreef.
In zijn politieverhoren heeft de medeverdachte [naam medeverdachte] verklaard op de vraag hoe hij in aanraking was gekomen met de loterij: “Toen
wein Nederland kwamen heeft men mij benaderd of
wijals tussenpersoon voor hen deze loten wilden verkopen.” (cursivering toegevoegd door de rechtbank). [naam medeverdachte] heeft verder verklaard dat er op de dag van zijn aanhouding geen loten werden verkocht, omdat zijn vrouw, de verdachte, op vakantie was. [naam medeverdachte] verklaarde dat er alleen loten werden verkocht als zijn vrouw er ook was omdat het anders te veel werk voor hem alleen was. Ook heeft [naam medeverdachte] verklaard dat hij bij de kassa staat, de inkoop doet, de vakken vult en de winkel schoonmaakt en dat de verdachte hetzelfde doet met uitzondering van de inkoop. Tot slot heeft hij verklaard dat er naast hem en de verdachte geen anderen personen in [naam medeverdachte rechtspersoon] werkzaam zijn.
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat niet is gebleken dat op [naam medeverdachte] tijdens de politieverhoren ontoelaatbare druk is uitgeoefend. Zijn verklaringen zijn dan ook bruikbaar voor het bewijs. Gelet op die verklaringen, stelt de rechtbank vast dat de vrouw die tijdens de bestuurlijke controle op 25 januari 2018 op een loterijbiljet schreef, de verdachte moet zijn geweest. [naam medeverdachte] heeft immers verklaard dat alleen hij en zij vrouw in [naam medeverdachte rechtspersoon] werkten. Ook de administratie die bij [naam minimarkt] in beslag is genomen, wijst op betrokkenheid van de verdachte. Dat die administratie over een andere [naam 3] zou gaan, zoals door de raadsman aangevoerd, valt gezien de bevindingen van de politie niet in te zien. Gelet hierop en gelet op de verklaringen van [naam medeverdachte] over de samenwerking met zijn vrouw, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte samen met [naam medeverdachte] loten heeft verkocht vanuit [naam medeverdachte rechtspersoon] en dat dus van medeplegen kan worden gesproken. Nu de rechtbank de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd bij de bestuurlijke controle, niet voor het bewijs bezigt, kan het verweer ten aanzien van de bewijswaarde van die verklaring onbesproken blijven.
Het verweer wordt (voor het overige) verworpen.
4.1.3
Periode
Standpunt verdediging
De verdediging heeft subsidiair betoogd dat er geen bewijs is dat er vóór 11 oktober 2016 sprake was van het faciliteren van een illegale loterij vanuit [naam medeverdachte rechtspersoon] , zodat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] vanuit [naam medeverdachte rechtspersoon] ook vóór 11 oktober 2016 een illegale loterij heeft gefaciliteerd.
Hiertoe is allereerst redengevend dat [naam medeverdachte] zelf bij de politie heeft verklaard dat hij al vanaf 2010 loten verkocht.
Naast de verklaring van [naam medeverdachte] ziet de rechtbank ook nog ander bewijs in het dossier waaruit blijkt dat er al in 2010 loten werden verkocht. Zo is tijdens een bestuurlijke controle van [naam medeverdachte rechtspersoon] een lot aangetroffen, gedateerd 30 juni 2010. Op dit lot staat het getal 58 geschreven en omcirkeld. Ook is er administratie aangetroffen die ziet op het bijhouden van lotenverkoop in de periode van 25 april 2010 tot en met 3 juli 2010 en waarbij op 30 juni 2010 een bedrag van € 58,00 staat vermeld. [naam medeverdachte] heeft verklaard dat hij het inbeslaggenomen lot uit 2010 voor zichzelf had gekocht en dat de administratie uit 2010 niet van [naam medeverdachte rechtspersoon] is. De rechtbank vindt die verklaring ongeloofwaardig. Nog daargelaten of [naam medeverdachte] aan zichzelf een lot verkocht zou hebben, staat op de aangetroffen administratie de naam van [naam medeverdachte rechtspersoon] ” vermeld en komt het op het lot opgeschreven en omcirkelde cijfer 58 terug in deze administratie.
Tot slot wijzen de dagstaten, die bij [naam minimarkt] zijn gevonden, erop dat ook al vóór 2016 loten verkocht werden in [naam medeverdachte rechtspersoon] , nu deze dagstaten zien op het jaar 2015.
Het verweer wordt verworpen.
4.2.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij meermalen telkens in de periode van 1 april 2010 tot en met 3 oktober 2018 te [vestigingsplaats medeverdachte rechtspersoon] in de [naam medeverdachte rechtspersoon] , gevestigd aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen om door middel van een kansspel, te weten een (illegale) lotto mede te dingen naar prijzen, terwijl de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling, een (legale) lottotrekking waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend, terwijl
zij, verdachte, en haar mededaders van het plegen
vandit feit een gewoonte hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. In de bewezenverklaring zijn taalfouten hersteld. De verdachte wordt hierdoor niet in haar belangen geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1 van de Wet op de kansspelen, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met haar partner en de door hen gedreven minimarkt jarenlang de Wet op de kansspelen overtreden door zonder vergunning een lotto te faciliteren. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] verkochten vanuit hun onderneming loten en keerden de gewonnen geldbedragen uit aan de winnende klanten. Zij ontvingen hiervoor een commissie van 20 procent van de omzet. De verdachte heeft geen verklaring willen afleggen en aannemelijk is dat zij enkel gehandeld heeft uit financieel gewin.
Het is niet voor niets verboden om zonder vergunning een lotto te organiseren. Het doel van dit verbod is niet alleen het voorkomen van gokverslaving, maar ook het beschermen van de consument en het tegengaan van criminaliteit en illegaliteit. Een vergunningstelsel maakt het mogelijk om (voorafgaand) toezicht te houden op de aanbieders van kansspelen. Het door de overheid gehanteerde kansspelbeleid is door het handelen van de verdachte op onaanvaardbare wijze doorkruist.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
1 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Vanwege de langere periode, de schaal waarop de “handel” is gedreven en de omstandigheid dat de verkoop van de loten ondanks meerdere waarschuwingen – waaronder een officiële waarschuwing van de burgemeester van Dordrecht – doorging, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand passend. Deze voorwaardelijke straf is tevens bedoeld als een stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een geldboete niet passend is, omdat naast de strafzaak een ontnemingsvordering voor een aanzienlijk bedrag aanhangig is gemaakt en dat aan de [naam medeverdachte rechtspersoon] . waarvan de verdachte en [naam medeverdachte] de enige vennoten zijn, bij vonnis van heden een forse geldboete zal worden opgelegd.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van twee jaar waarbinnen de zaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis is overschreden. De verdachte is op 19 november 2018 aangehouden en zij heeft aan die aanhouding en de daarop volgende politieverhoren de verwachting mogen ontlenen dat tegen haar strafvervolging zou worden ingesteld. Daarmee is de redelijke termijn met bijna één jaar overschreden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit in beginsel te worden gecompenseerd bij de op te leggen straf. Omdat de rechtbank tot het opleggen van een voorwaardelijke straf komt, zal de rechtbank echter volstaan met het constateren van de overschrijding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2, 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 1 van de Wet op de kansspelen.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 3 oktober 2018 te [vestigingsplaats medeverdachte rechtspersoon] in een winkel / supermarkt / de [naam medeverdachte rechtspersoon] , gevestigd aan de [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan een of meer perso(o)n(en) om door middel van een (kans)spel, te weten een (illegale) lotto en/of een of meer andere spelen mede te dingen naar prijzen en/of premies, terwijl de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling, een (legale) lottotrekking waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededaders van het plegen dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.