In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een vennootschap onder firma, die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk overtreden van de Wet op de kansspelen. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. M.B. Visser, werd beschuldigd van het faciliteren van een illegale loterij door het verkopen van loten en het uitkeren van winsten aan de winnaars. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vanaf 2017 verschillende bestuurlijke controles hebben plaatsgevonden bij de verdachte, waaruit bleek dat er een illegale loterij werd gefaciliteerd. De medeverdachten, die de vennoten van de verdachte zijn, zijn eerder aangehouden in verband met deze activiteiten.
De officier van justitie, mr. J. Spaans, heeft gevorderd dat de verdachte schuldig werd verklaard en een geldboete van € 47.500,00 opgelegd zou worden. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich ook vóór 11 oktober 2016 schuldig heeft gemaakt aan de illegale verkoop van loten, en dat de verklaringen van de medeverdachten niet van het bewijs konden worden uitgesloten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 47.500,00. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de draagkracht van de verdachte. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar dat de overtredingen van de Wet op de kansspelen ernstig zijn en het kansspelbeleid van de overheid ondermijnen.