In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk overtreden van de Wet op de kansspelen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.B. Visser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vanaf 2017 bij de rechtspersoon [naam medeverdachte rechtspersoon] verschillende bestuurlijke controles hebben plaatsgevonden, waarbij is geconstateerd dat er een illegale loterij werd gefaciliteerd. De verdachte en zijn medeverdachte, met wie hij gehuwd is, zijn in oktober 2018 aangehouden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de illegale loterij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en heeft geoordeeld dat er geen geldboete opgelegd hoeft te worden, gezien de aanhangige ontnemingsvordering. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar heeft dit niet in de strafmaat verdisconteerd, gezien de voorwaardelijke aard van de opgelegde straf. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijke overtreding van de Wet op de kansspelen, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte is gemaakt.