ECLI:NL:RBROT:2021:10036

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
10/680301-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk overtreden van de Wet op de kansspelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk overtreden van de Wet op de kansspelen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.B. Visser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vanaf 2017 bij de rechtspersoon [naam medeverdachte rechtspersoon] verschillende bestuurlijke controles hebben plaatsgevonden, waarbij is geconstateerd dat er een illegale loterij werd gefaciliteerd. De verdachte en zijn medeverdachte, met wie hij gehuwd is, zijn in oktober 2018 aangehouden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de illegale loterij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en heeft geoordeeld dat er geen geldboete opgelegd hoeft te worden, gezien de aanhangige ontnemingsvordering. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar heeft dit niet in de strafmaat verdisconteerd, gezien de voorwaardelijke aard van de opgelegde straf. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijke overtreding van de Wet op de kansspelen, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte is gemaakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680301-18
Datum uitspraak: 12 oktober 2021
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. M.B. Visser, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 9 maart 2021 en van 28 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 9 maart 2021 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar alsmede tot betaling van een geldboete van € 9.000,00, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Vanaf 2017 hebben er bij de [naam medeverdachte rechtspersoon] te [vestigingsplaats medeverdachte rechtspersoon] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon] ) verschillende bestuurlijke controles plaatsgevonden. Vastgesteld is dat vanuit [naam medeverdachte rechtspersoon] een illegale loterij gefaciliteerd werd door het verkopen van loten en uitkering van winsten aan de winnaars. Hierop zijn in oktober 2018 de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) aangehouden en heeft er in [naam medeverdachte rechtspersoon] een doorzoeking plaatsgevonden. De verdachte en [naam medeverdachte] zijn met elkaar gehuwd en zij zijn de enige vennoten van [naam medeverdachte rechtspersoon] . De loten die verkocht werden, waren van een op Curaçao vergunde loterij, genaamd “ [naam loterij] ”. In Nederland is deze loterij niet vergund. Het is in Nederland niet toegestaan om zaken van een niet vergund kansspel aanwezig te hebben, te bevorderen of daar aan deel te nemen. Ook niet als het elders vergunde kansspel buiten Nederland wordt georganiseerd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken. Er is namelijk onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte in de periode van 1 april 2010 tot 11 oktober 2016 zich schuldig heeft gemaakt aan het faciliteren van een illegale loterij. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij vanaf 2010 al loten verkocht, maar deze verklaring kan niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat deze verklaring in strijd met het pressieverbod is verkregen. De aangetroffen administratie van de verkoop van loten is niet van de verdachte. De aangetroffen loten heeft de verdachte voor hemzelf had gekocht. De administratie uit 2015 die in een andere minimarkt in beslag is genomen, ziet niet op deze minimarkt.
4.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft in de processen-verbaal van verhoor van de verdachte geen aanknopingspunten aangetroffen voor de stelling dat op de verdachte ontoelaatbare druk zou zijn uitgeoefend door de verhorende politieambtenaren. De verklaring van de verdachte wordt daarom niet van het bewijs uitgesloten.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich ook vóór 11 oktober 2016 heeft bezig gehouden met de illegale verkoop van loten en zal uitleggen waarom.
Bij een controle in een andere minimarkt, [naam winkel] te [vestigingsplaats winkel] , is administratie aangetroffen van (illegale) loterijen. Deze administratie bestaat (onder meer) een Excel lijst, met als titel ‘contactenlijst’, met namen van verkopers en verscheidene dagstaten. Op de contactenlijst staat bij nummer 11 de naam “ [naam 1] ”, een telefoonnummer en daarnaast staat ‘ [naam 2] ’ en de naam “ [naam 3] ”. De dagstaten zijn van september, oktober en november 2015. De namen op de dagstaten komen overeen met de namen op de contactenlijst. Op de dagstaten staat bij nummer 11 opnieuw de naam ‘ [naam 1] ’, met daarachter een geldbedrag. Onderzoek in het politiesysteem naar de naam “ [naam 3] ” leidde naar de medeverdachte en vervolgens naar [naam medeverdachte rechtspersoon] en de verdachte.
Tijdens een bestuurlijke controle van [naam medeverdachte rechtspersoon] is een lot aangetroffen, gedateerd 30 juni 2010. Op dit lot staat het getal 58 geschreven en omcirkeld. Ook is er administratie aangetroffen die ziet op het bijhouden van lotenverkoop in de periode van 25 april 2010 tot en met 3 juli 2010 en waarbij op 30 juni 2010 een bedrag van € 58,00 staat vermeld. [naam verdachte] heeft verklaard dat hij het inbeslaggenomen lot uit 2010 voor zichzelf had gekocht en dat de administratie uit 2010 niet van [naam medeverdachte rechtspersoon] is.
De rechtbank vindt die verklaring ongeloofwaardig. Nog daargelaten of [naam verdachte] aan zichzelf een lot verkocht zou hebben, staat op de aangetroffen administratie de naam van de minimarkt “ [naam medeverdachte rechtspersoon] ” vermeld en komt het op het lot opgeschreven en omcirkelde cijfer 58 terug in deze administratie.
Daar komt bij dat de verdachte tijdens een politieverhoor op 6 oktober 2018 zelf heeft verklaard dat hij in 2010 al loten verkocht. De verdachte heeft tijdens het verhoor op 6 oktober 2018 ook verklaard dat de verkoop door de jaren heen steeg. Hij heeft deze stijging tot uitdrukking gebracht in een door hem getekende grafiek. De grafiek begint in 2010. Tot slot wijzen de dagstaten, die bij [naam winkel] zijn gevonden, er ook op dat al vóór 2016 loten verkocht werden in [naam medeverdachte rechtspersoon] , nu deze dagstaten zien op het jaar 2015. Dat die administratie over een andere [naam 2] zou gaan en dus niet op deze minimarkt zou zien, valt gezien de bevindingen van de politie niet in te zien.
Het verweer wordt verworpen.
4.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij meermalen (telkens) in de periode van 1 april 2010 tot en met 3 oktober 2018 te Dordrecht in de [naam medeverdachte rechtspersoon] , tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen om door middel van een kansspel, te weten een (illegale) lotto mede te dingen naar prijzen, terwijl de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling, een (legale) lottotrekking waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen
vandit feit een gewoonte hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. In de bewezenverklaring is een taalfout hersteld. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1 van de Wet op de kansspelen, terwijl van het plegen van dat misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn partner en de door hen gedreven minimarkt jarenlang de Wet op de kansspelen overtreden door zonder vergunning een lotto te faciliteren. De verdachte en [naam medeverdachte] verkochten vanuit hun onderneming, loten en keerden de gewonnen geldbedragen uit aan de winnende klanten. Zij ontvingen een commissie van 20 procent van de omzet. De verdachte heeft hierbij kennelijk enkel gehandeld uit financieel gewin. Het is niet voor niets verboden om zonder vergunning een lotto te organiseren. Het doel van dit verbod is niet alleen het voorkomen van gokverslaving, maar ook het beschermen van de consument en het tegengaan van criminaliteit en illegaliteit. Een vergunningstelsel maakt het mogelijk om (voorafgaand) toezicht te houden op de aanbieders van kansspelen. Het door de overheid gehanteerde kansspelbeleid is door het handelen van de verdachte op onaanvaardbare wijze doorkruist.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Vanwege de langere periode, de schaal waarop de “handel” is gedreven en de omstandigheid dat de verkoop van de loten ondanks meerdere waarschuwingen – waaronder een officiële waarschuwing van de burgemeester van Dordrecht – doorging, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand passend. Deze voorwaardelijke straf is tevens bedoeld als een stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een geldboete niet passend is, omdat naast de strafzaak een ontnemingsvordering voor een aanzienlijk bedrag aanhangig is gemaakt en dat aan [naam medeverdachte rechtspersoon] waarvan de verdachte en [naam medeverdachte] de enige vennoten zijn, bij vonnis van heden een forse geldboete zal worden opgelegd.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van twee jaar waarbinnen de zaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis is overschreden. De verdachte is op 4 oktober 2018 in verzekering gesteld en daarmee is de redelijke termijn aangevangen. De redelijke termijn is derhalve met meer dan één jaar overschreden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit in beginsel te worden gecompenseerd bij de op te leggen straf. Omdat de rechtbank tot het opleggen van een voorwaardelijke straf komt, zal de rechtbank echter volstaan met het constateren van de overschrijding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2, 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 1 van de Wet op de kansspelen.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij meermalen, althans eenmaal, (telkens) in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 3 oktober 2018 te Dordrecht in een winkel / supermarkt / de [naam medeverdachte rechtspersoon] , gevestigd aan de [adres] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan een of meer perso(o)n(en) om door middel van een (kans)spel, te weten een (illegale) lotto en/of een of meer andere spelen mede te dingen naar prijzen en/of premies, terwijl de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling, een (legale) lottotrekking waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.