In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex in Maassluis. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J. Doornink, vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat een besluit van de VvE van 1 december 2020, waarin werd gesteld dat radiatoren, radiatorkranen en warmtemeters in een privé gedeelte niet tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren, nietig was. De VvE, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J.A.M. Besselink, betwistte deze vordering en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van de eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de splitsingsakte van het appartementencomplex, opgemaakt op 10 december 2009, bepaalt dat de radiatoren, radiatorkranen en warmtemeters in een privé gedeelte tot de gemeenschappelijke zaken behoren. De rechtbank oordeelde dat het besluit van de VvE in strijd was met deze bepalingen en daarmee nietig. De rechtbank heeft de vordering van de eiser toegewezen, met uitzondering van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de verklaring voor recht.
Daarnaast heeft de rechtbank de VvE veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.538,83, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de nakosten toegewezen en de VvE verplicht om deze kosten te vergoeden indien niet tijdig aan het vonnis wordt voldaan. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B. van Velzen.