Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
[naam minderjarige] ,
[naam moeder] ,
Het procesverloop
- de moeder, bijgestaan door mr. M.A. van de Weerd;
- mw. [persoon A] namens de GI.
Rechtbank Rotterdam
In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 juli 2021, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige] behandeld. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 1 juni 2021 een verzoekschrift indiende om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen met een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing met drie maanden. De kinderrechter heeft de zaak op 29 juli 2021 tijdens een mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A. van de Weerd, en mw. [persoon A] namens de GI.
De feiten tonen aan dat [voornaam minderjarige] onder toezicht was gesteld tot 7 augustus 2021 en bij zijn grootmoeder vaderszijde verbleef. De kinderrechter oordeelt dat de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] nog steeds aanwezig is, gezien zijn gedragsproblemen en het feit dat hij al geruime tijd niet naar school gaat. Er is een onderzoek gestart door het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) naar het perspectief van [voornaam minderjarige], waarvan de uitkomsten medio augustus 2021 worden verwacht. De moeder heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot een maand, maar de kinderrechter oordeelt dat een langere termijn noodzakelijk is om de hulpverlening en eventuele terugplaatsing zorgvuldig te kunnen afhandelen.
De kinderrechter besluit uiteindelijk om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 7 augustus 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 7 november 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.