ECLI:NL:RBROT:2021:10012

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/619434
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 juli 2021, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige] behandeld. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 1 juni 2021 een verzoekschrift indiende om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen met een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing met drie maanden. De kinderrechter heeft de zaak op 29 juli 2021 tijdens een mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A. van de Weerd, en mw. [persoon A] namens de GI.

De feiten tonen aan dat [voornaam minderjarige] onder toezicht was gesteld tot 7 augustus 2021 en bij zijn grootmoeder vaderszijde verbleef. De kinderrechter oordeelt dat de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] nog steeds aanwezig is, gezien zijn gedragsproblemen en het feit dat hij al geruime tijd niet naar school gaat. Er is een onderzoek gestart door het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) naar het perspectief van [voornaam minderjarige], waarvan de uitkomsten medio augustus 2021 worden verwacht. De moeder heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot een maand, maar de kinderrechter oordeelt dat een langere termijn noodzakelijk is om de hulpverlening en eventuele terugplaatsing zorgvuldig te kunnen afhandelen.

De kinderrechter besluit uiteindelijk om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 7 augustus 2022 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 7 november 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/619434 / JE RK 21-1469
Datum uitspraak: 29 juli 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.A. van de Weerd, te Den Haag.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
1 juni 2021, ingekomen bij de griffie op 1 juni 2021.
Op 29 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.A. van de Weerd;
- mw. [persoon A] namens de GI.
Opgeroepen als informanten en niet verschenen zijn: dhr. [naam vader] (de vader) en mw. [naam grootmoeder vaderszijde] (de grootmoeder vaderszijde).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de grootmoeder vaderszijde.
Bij beschikking van 7 augustus 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 7 augustus 2021.
Bij beschikking van 27 mei 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootmoeder vaderszijde, verlengd tot 7 augustus 2021.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. De ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] is nog onverminderd aanwezig. Hij kampt met kindeigen problematiek en gaat al voor langere tijd niet naar school. Het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: het KSCD) is op 1 april 2021 een onderzoek gestart naar het perspectief van [voornaam minderjarige] . Half augustus worden de uitkomsten van het onderzoek verwacht. Naar aanleiding hiervan zal er hulpverlening worden ingezet. De moeder staat daarnaast op de wachtlijst voor video-interactie begeleiding. Totdat er meer duidelijkheid is verkregen over het perspectief van [voornaam minderjarige] is een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk. Desgevraagd acht de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een maand te kort om de uitkomst af te wachten en hulpverlening in te zetten. Indien de uitkomsten van het KSCD-onderzoek eerder bekend zijn, zal er worden gehandeld naar het advies.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is verzocht de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot een maand. Medio augustus worden de uitkomsten van het KSCD-onderzoek verwacht. De moeder wil graag voor [voornaam minderjarige] zorgen en indien dit mogelijk blijkt, is het van belang dat hij zo snel mogelijk wordt thuisgeplaatst. Ook [voornaam minderjarige] wil graag weer thuis wonen. Daarnaast is het van belang om een stabiele situatie te creëren voordat de scholen in september beginnen. De moeder is verder blij met de hulpverlening. De bezoeken verlopen positief en de moeder ziet dat [voornaam minderjarige] gebaat is bij de hulp.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
[voornaam minderjarige] wordt op dit moment nog ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [voornaam minderjarige] kampt met kindeigen problematiek en heeft vanwege zijn gedragsproblemen voor langere tijd geen onderwijs gevolgd. Daarnaast zijn er, ondanks dat de moeder liefdevol en betrokken is bij [voornaam minderjarige] , zorgen over de interactie tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Het KSCD is een onderzoek gestart naar het perspectief van [voornaam minderjarige] . Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek zal er hulpverlening worden ingezet en zal er mogelijk tot een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder worden overgegaan. Totdat hier meer duidelijkheid over is verkregen, is een voortzetting van [voornaam minderjarige] bij de grootmoeder vaderszijde van belang.
Medio augustus wordt het advies van het KSCD-onderzoek verwacht. Alle betrokkenen zijn het met elkaar eens dat het KSCD-onderzoek moet worden afgewacht om meer duidelijkheid te krijgen over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Omdat er hulpverlening zal moeten worden ingezet en het van belang is dat de eventuele terugplaatsing zorgvuldig zal verlopen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de duur van de machtiging te beperken. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden. De kinderrechter merkt op dat wanneer de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn, daarnaar gehandeld dient te worden en dat niet de volledige drie maanden zullen worden afgewacht.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 7 augustus 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootmoeder vaderszijde, tot 7 november 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2021 door
mr. S. Jordaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 2 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.