ECLI:NL:RBROT:2021:10002
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van een rechtspersoon wegens ontbinding voorafgaand aan de strafvervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen een rechtspersoon, die werd beschuldigd van het zonder vergunning uitvoeren van aceton naar Syrië. De officier van justitie, mr. T.R. van Roomen, heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van de verdachte rechtspersoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon op 11 december 2019 is ontbonden, wat op diezelfde dag is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Dit betekent dat de rechtspersoon niet meer bestond op het moment dat de vervolging op 15 januari 2020 werd aangevangen. De rechtbank oordeelt dat het recht tot strafvordering van het Openbaar Ministerie vervalt indien de rechtspersoon is opgehouden te bestaan voordat de strafvervolging is begonnen. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte rechtspersoon. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzitting van 30 september 2021, waarbij de tenlasteleggingen zijn besproken en de relevante feiten zijn vastgesteld. De rechtbank heeft in haar beslissing ook verwezen naar de bijlagen die deel uitmaken van het vonnis.