ECLI:NL:RBROT:2020:9989

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
C/10/599834 / FA RK 20-4955
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in aansluiting op crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 6 juli 2020, naar aanleiding van een eerdere machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel die op 15 juni 2020 was verleend. De betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, vertoonde manisch psychotisch gedrag en had geen ziekte-inzicht. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juli 2020 zijn de betrokkene en zijn advocaat, alsook een psychiater, gehoord. De rechtbank concludeerde dat er ernstig nadeel was voor de betrokkene en dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, noodzakelijk waren om het ernstig nadeel af te wenden. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en is op 30 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/599834 / FA RK 20-4955
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 22 juli 2020 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Erasmus Medisch Centrum, afdeling P1 te Rotterdam,
advocaat mr. M. de Reus te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 6 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 30 juni 2020;
  • de (niet ondertekende) zorgkaart van 1 juli 2020;
  • het zorgplan van 29 juni 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 juli 2020. Bij die gelegenheid zijn overeenkomstig artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de aan het veiligheidsrisico aan het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , psychiater, verbonden aan Erasmus Medisch Centrum.
1.3.
De officier is niet telefonisch ter zitting gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 juni 2020, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 6 juli 2020, is onderhavig verzoek ingediend.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, maatschappelijke teloorgang alsmede de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Bij betrokkene is sprake van een manisch psychotisch toestandsbeeld. Betrokkene volgt een universitaire studie en mogelijk is hij ontregeld geraakt door stress bij een recent tentamen, slaaptekort en cannabisgebruik. Binnen de kliniek vertoont betrokkene gedesorganiseerd, theatraal en provocerend gedrag. Na een toename van het psychotische toestandsbeeld van betrokkene is dwangmedicatie ingezet. Daarnaast was een kortdurende separatie noodzakelijk om uitputting te voorkomen. Betrokkene had geen ziekte inzicht en ontkende psychotisch te zijn.
2.4.
Om ernstig nadeel af te wenden en om de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Volgens de psychiater is betrokken op dit moment ingesteld op medicatie die meer passend is waardoor de desoriëntatie is afgenomen en contact beter mogelijk is. Ook heeft betrokkene enig ziekte inzicht gekregen en is hij bereid tot medicatie gebruik. Deze positieve ontwikkeling is nog maar pril, maar mogelijk kan betrokkene binnen drie maanden optimaal ingesteld zijn op medicatie en na resocialisatie weer naar huis. Thuis is er echter ook nog zorg nodig (ambulant), zodat een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden noodzakelijk is.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen medicatie, voor de duur van 6 maanden;
  • het verrichten van medische controles, voor de duur van 6 maanden;
  • het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van 6 maanden;
  • het opnemen in een accommodatie, voor de duur van 3 maanden;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, voor de duur van 3 maanden;
  • het insluiten, voor de duur van 3 maanden;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam, voor de duur van 6 maanden;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, voor de duur van 6 maanden;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen, voor de duur van 3 maanden;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen: voor de mogelijkheid van het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen geldt een duur van 3 maanden gedurende de opname.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en het toedienen van voeding, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 januari 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 22 juli 2020 mondeling gegeven door mr. L.R. Prins, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 30 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.