Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 6 juli 2020, naar aanleiding van een eerdere machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel die op 15 juni 2020 was verleend. De betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, vertoonde manisch psychotisch gedrag en had geen ziekte-inzicht. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juli 2020 zijn de betrokkene en zijn advocaat, alsook een psychiater, gehoord. De rechtbank concludeerde dat er ernstig nadeel was voor de betrokkene en dat verplichte zorg noodzakelijk was, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, noodzakelijk waren om het ernstig nadeel af te wenden. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en is op 30 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt.