Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het verwijzingsvonnis in incident van 11 december 2019 van de rechtbank Zeeland-West- en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de betekeningsstukken van 10 januari 2020 waarbij bovengenoemd vonnis in incident aan gedaagden is betekend;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie van Bas;
- het rolbericht waarbij de zaak tegen Arvato is doorgehaald;
- de conclusie van eis in het incident tot onbevoegdverklaring van B&L;
- de conclusie van antwoord in het incident.
2..Het geschil in de hoofdzaak
3..Het geschil in het incident
4..De beoordeling in het incident
Tatry" ten aanzien van artikel 57 lid 1 Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verdrag), de voorloper van artikel 71 lid 1 Brussel I bis.
TNT Express Nederland/AXA Versicherung AG), HvJEU 19 december 2013, ECLI:NL:XX:2013:203 (
Nipponkoa Insurance Co. (Europe) Ltd/Inter-Zuid Transport BV). De vraag is dus of de afwezigheid in artikel 31 CMR van een bevoegdheidsregel als artikel 8 lid 1 Brussel I-bis (in wezenlijke mate) inbreuk maakt op deze beginselen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Nickel & Goeldner Spedition/Kintra UAB)). Voor de bevoegdheid van de aangezochte rechter op grond van artikel 8 lid 1 Brussel I bis is doorslaggevend het antwoord op de vraag of tussen de vordering tegen de ene gedaagde en de vordering tegen de andere gedaagde een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting. Dit antwoord volgt niet (zonder meer) uit de tekst van deze verordening, inclusief de considerans daarvan, of van het EEX-verdrag, inclusief het toelichtende rapport daarop. Of sprake is van de hier vereiste nauwe band tussen deze vorderingen is (voornamelijk) een kwestie die wordt overgelaten aan de beoordeling door de aangezochte rechter op grond van de aan deze rechter voorgelegde feiten en omstandigheden van de zaak. Het is dus maar zeer de vraag of de bevoegdheidsregel van artikel 8 lid 1 Brussel I bis in wezenlijke mate bijdraagt aan de hiervoor genoemde Europeesrechtelijke beginselen van voorzienbaarheid van de bevoegde rechterlijke instanties en, bijgevolg, van rechtszekerheid voor de justitiabelen. Hierbij komt dat een gedaagde die geen woonplaats heeft in het land van de aangezochte rechter weinig of vaak zelfs geen enkele band heeft met het land van de aangezochte rechter in CMR-vervoerrechtelijke zin wanneer noch de plaats van inontvangstneming van de goederen noch de plaats van bestemming van de goederen als bedoeld onder b van lid 1 artikel 31 CMR is gelegen in het land van de aangezochte rechter.