ECLI:NL:RBROT:2020:9948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
C/10/600425/ KG ZA 20-625 (voorlopige voorziening) / C/10/600423/FA RK 20-5224 (beroep tegen verlenging huisverbod)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging huisverbod en verzoek om voorlopige voorziening

Op 2 juli 2020 heeft de burgemeester van Vlaardingen een huisverbod opgelegd aan verzoeker. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, wat op 7 juli 2020 gegrond werd verklaard, maar het huisverbod werd opnieuw opgelegd. Op 10 juli 2020 werd het huisverbod verlengd tot 30 juli 2020. Verzoeker heeft op 15 juli 2020 beroep ingesteld tegen deze verlenging en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 17 juli 2020, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de burgemeester en vertegenwoordigers van Veilig Thuis. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de tolk voor verzoeker beëdigd was en dat de moeder en dochter ook aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het gevaar voor de veiligheid van de achterblijvers nog steeds aanwezig was op het moment van verlenging van het huisverbod. De hulpverlening was nog niet op gang gekomen en er waren geen veiligheidsafspraken gemaakt. Verzoeker had wel aangegeven open te staan voor hulp, maar de achterblijvers waren bang voor represailles. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod kon verlengen en dat er geen aanleiding was om het huisverbod op te heffen. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. Tevens is het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/600425/ KG ZA 20-625 (voorlopige voorziening)
C/10/600423/FA RK 20-5224 (beroep tegen verlenging huisverbod)
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 juli 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen
[verzoeker], verzoeker,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gemachtigde mr. R. Moghni.
en
de burgemeester van de gemeente Vlaardingen, verweerder,
gemachtigde mr. L. Mudde,
in welke zaken belanghebbenden zijn:
[naam echtgenote van verzoeker] , de echtgenote van verzoeker, hierna: de moeder,
[naam meerderjarige] , geboren op [geboortedatum meerderjarige] , de meerderjarige dochter,
[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2004, de minderjarige dochter,
[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009, de minderjarige zoon,
[naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2011, de minderjarige zoon,
hierna gezamenlijk te noemen de achterblijvers,
allen wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1..Ontstaan en loop van de procedure

1.1.
Bij besluit van 2 juli 2020 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoeker.
1.2.
Verzoeker heeft op 2 juli 2020 beroep ingesteld tegen het besluit tot oplegging van het huisverbod. Bij mondeling uitspraak van 7 juli 2020 is het beroep gegrond verklaard en is het besluit tot oplegging van het huisverbod vernietigd. Met toepassing van de bestuurlijke lus heeft de voorzieningenrechter een nieuw besluit genomen. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit zijn in stand gelaten. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 10 juli 2020 heeft verweerder het huisverbod verlengd tot 30 juli 2020.
1.4.
Bij brief van 15 juli 2020 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit tot verlenging van het huisverbod (hierna: het bestreden besluit). Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2020. Aanwezig waren:
 verzoeker, bijgestaan door mr. I. Car, waarnemend namens de gemachtigde mr. R.
Moghni;
 verweerder, vertegenwoordigd door mr. L. Mudde-ten Broek;
 Veilig Thuis, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] ;
 de moeder en de meerderjarige dochter.
1.6.
Aangezien verzoeker en de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, doet de voorzieningenrechter het verhoor plaatsvinden met bijstand van de heer [naam tolk 1] , tolk voor verzoeker, en mevrouw [naam tolk 2] , tolk voor de moeder.
1.7.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de tolk van verzoeker is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers. De tolk van de moeder heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij de wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar eer en geweten zal vervullen.

2..Beslissing

De voorzieningenrechter:
 verklaart het beroep ongegrond,
 wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af,
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

3..Overwegingen

3.1.
weergave bestreden besluit en verzoek en beroep
3.1.1.
Bij het bestreden besluit van 10 juli 2020 heeft verweerder het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning nog steeds (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
3.1.2.
Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit tot verlenging van het huisverbod te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit.
Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit tot verlenging van het huisverbod te vernietigen en verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Kortsluiten met afwijzen verzoek voorlopige voorziening
3.2.1.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.2.2.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
3.2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat zij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep.
3.3.
Spoedeisend belang
3.3.1.
Verzoeker heeft door het opgelegde huisverbod geen toegang tot zijn woning en geen contact met de achterblijvers. Het spoedeisend belang bij de door hem gevraagde voorziening is daarmee gegeven.
3.4.
Beoordeling gronden
3.4.1.
Verzoeker voert aan dat het gevaar niet meer bestond ten tijde van het nemen van het besluit tot verlenging van het huisverbod en dat oneigenlijk gebruik is gemaakt van het huisverbod om de echtscheiding voor de moeder te faciliteren.
3.4.2.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
3.4.3.
Gelet op de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 7 juli 2020 staat vast dat ten tijde van het opleggen van het huisverbod sprake was van een (vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar. Nu moet beoordeeld worden of nog steeds sprake is van gevaar.
3.4.4.
De voorzieningenrechter beoordeelt vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden. Het aanvaarden van een aanbod tot hulpverlening, het beginnen met die hulpverlening en de reële verwachting dat betrokkene blijft meewerken daaraan, zijn indicaties dat het gevaar niet langer bestaat. Als blijkt van dat gevaar, dan is verweerder bevoegd het huisverbod te verlengen tot ten hoogste vier weken. Daarna beoordeelt de rechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, gebruik heeft kunnen maken van die bevoegdheid.
3.4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gevaar nog niet was geweken op het moment dat het huisverbod werd verlengd. De hulpverlening was nog niet tot stand gekomen en er waren nog geen veiligheidsafspraken gemaakt. Verzoeker heeft wel aangegeven dat hij open staat voor hulpverlening, maar hulpverlening heeft pas zin als ook de achterblijvers daaraan toe zijn. Achterblijvers waren bang voor represailles als gevolg van hun verklaringen en aangiftes. Daar komt bij dat verzoeker nog niet akkoord ging met de door de moeder gewenste echtscheiding.
Gelet hierop was verweerder bevoegd om het huisverbod te verlengen en kon hij in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik maken.
3.4.6.
Tenslotte moet beoordeeld worden of er op dit moment (ex nunc) aanleiding bestaat om het huisverbod op te heffen.
Inmiddels heeft een partnergesprek plaatsgevonden, maar er zijn nog geen veiligheidsafspraken gemaakt. Verzoeker staat open voor hulpverlening met betrekking tot praktische zaken. Andere hulpverlening heeft geen kans van slagen, omdat de standpunten van verzoeker en achterblijvers over wat er de afgelopen periode is gebeurd ver uiteen liggen. Het is opvallend dat de verklaringen van achterblijvers, met uitvoerige en gedetailleerde beschrijvingen van mishandelingen en bedreigingen, op geen enkele manier aansluiten bij wat verzoeker daarover naar voren brengt. De stelling van verzoeker dat achterblijvers dit alleen hebben verklaard om de echtscheiding te vergemakkelijken, lijkt onvoldoende om dit grote verschil in verklaring over wat er is gebeurd te verklaren. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het (vermoeden van) gevaar nog steeds voortduurt.
Verzoeker heeft verder aangevoerd dat het gevaar is geweken, omdat hij nu onder een vergrootglas ligt en zich de afgelopen periode voorbeeldig heeft gedragen. Dit is, mede gelet op het feit dat de gestelde mishandelingen en bedreigingen ernstig zijn en jaren hebben kunnen voortduren en dat de angst bij achterblijvers groot is, onvoldoende om aan te nemen dat het gevaar is geweken.
Voor opheffing van het huisverbod per vandaag ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.
3.4.7.
Het voorgaande betekent dat de beroepen ongegrond zijn.
3.4.8.
Omdat de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doet in de hoofdzaak, wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
3.4.9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Aldus gedaan door mr. B. Krijnen, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en door deze en mr. A.F.H. Domenie, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: