3.2Ter toelichting op die vordering heeft [eiser] naast de hiervoor onder 2 genoemde feiten
-samengevat en voor zover nu van belang- aangevoerd dat het door hem gedane voorstel tot het aangaan van nieuwe huurovereenkomsten redelijk is. Daarbij geldt dat de voorgestelde huurprijs met de relevante markt moet worden vergeleken en bovendien moeten alle overige omstandigheden van het concrete geval in aanmerking worden genomen, waaronder, bij voorbeeld, de draagkracht van de huurder. Uit de reactie van DHH op het voorstel blijkt evenwel dat haar bezwaar zich slechts richt op de hoogte van de voorgestelde huurprijs.
Het is zo dat bij de bepaling van een redelijke huur in de relevante markt wordt gewerkt met de zogenaamde SNF-normen (
Stichting Normering Flexwonen, opmerking kantonrechter), de norm voor huisvesting van arbeidsmigranten, waarin is bepaald dat bewoners van een reguliere woning per persoon minimaal twaalf vierkante meter gebruiksoppervlak, waarvan minimaal drieënhalve vierkante meter slaapvertrek, dienen te hebben. De voorgestelde huurprijs voor de drie woningen komt steeds neer op een huurprijs van € 225,- per bewoner per maand, nu:
voor de woning aan de [adres 1] , die een gebruiksoppervlak van 105 m2 heeft en derhalve conform de SNF-norm beschikbaar zou zijn voor acht personen, de voorgestelde huurprijs (vanwege een met de VvE afgesproken maximum van zes personen) is gebaseerd op zes personen (€ 1.350,- : 6 = € 225,-),
voor de woning aan de [adres 2] , die een gebruiksoppervlak van 65 m2 heeft en derhalve conform de SNF-norm beschikbaar zou zijn voor vijf personen, de voorgestelde huurprijs is gebaseerd op vijf personen (€ 1.125,- : 5 = € 225,-), en
voor de woning aan de [adres 3] , die een gebruiksoppervlak van 80 m2 heeft en derhalve conform de SNF-norm beschikbaar zou zijn voor zes personen, de voorgestelde huurprijs is gebaseerd op zes personen (€ 1.350,- : 6 = € 225,-).
Een huurprijs van € 225,- per in de woning verblijvende persoon is volgens [eiser] in de relevante markt gebruikelijk en moet als redelijk worden geacht. Daartoe wijst hij op een door hem als productie 11 overgelegde huurovereenkomst tussen hem en een uitzendbureau met betrekking tot een woning die geschikt is voor zes personen, waarbij de huurprijs € 1.350,- (zes maal € 225,-) per maand bedraagt, en die binnen dezelfde relevante markt wordt verhuurd ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten. Voorts heeft [eiser] gewezen op een door hem als productie 12 in het geding gebrachte verklaring afkomstig van [bedrijf 1] , waarin deze verklaart voor de onderhavige woningen met een bedrag van € 250,- per persoon per maand te rekenen en dus bereid te zijn daarvoor een bedrag van (zes maal € 250,-) € 1.500,- per maand te betalen. Daarnaast heeft [eiser] gewezen op een door hem in het geding gebrachte huurovereenkomst tussen [naam] en [bedrijf 2] , die betrekking heeft op een woning te Hellevoetsluis die is bestemd te worden gebruikt als woonruimte voor maximaal acht seizoenmedewerkers, waarbij een huurprijs van € 1.950,- per maand geldt, omgerekend dus € 243,75 per persoon.
Hiermee heeft hij, aldus [eiser] , voldoende onderbouwd dat een huurprijs van € 225,- per persoon een gebruikelijke prijs in de relevante markt is. Ook als gekeken wordt naar de gemiddelde huurprijs per vierkante meter voor appartementen in de provincie Zuid-Holland, die volgens Pararius Huurmonitor per het derde kwartaal van 2019 € 15,89 bedroeg, is de voor de woning aan de [adres 1] voorgestelde huurverhoging redelijk te noemen.
Het door [eiser] aan DHH gedane voorstel was dan ook een redelijk voorstel. Nu DHH dat heeft geweigerd, dienen de huurovereenkomsten thans binnen korte tijd te eindigen.