ECLI:NL:RBROT:2020:9894

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
10/810252-20 / vordering TUL: 03/700437-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in overvalzaak door gebrek aan wettig en overtuigend bewijs

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een overval op een garagebedrijf in Rotterdam op 8 mei 2020. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.O. Ligeon-Merton. De officier van justitie, mr. E.M. Loppé, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 36 maanden, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie. Tijdens de zitting op 21 oktober 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder DNA-sporen en camerabeelden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te koppelen aan de overval. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op de handschoenen niet voldoende was om hem als dader aan te wijzen, vooral omdat hij een alternatieve verklaring had gegeven voor zijn DNA op de handschoenen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie af. De rechtbank oordeelde dat er geen andere feiten of omstandigheden waren die de betrokkenheid van de verdachte bij de overval konden aantonen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810252-20
Parketnummer vordering TUL: 03/700437-18
Datum uitspraak: 4 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn,
raadsvrouw mr. F.O. Ligeon-Merton, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
in de zaak met parketnummer 10/810252-20:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest;

in de zaak met parketnummer 03/700437-18:

- tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Limburg van 9 april 2019 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 46 dagen, met omzetting van die jeugddetentie in een gevangenisstraf van gelijke duur.

4..Motivering vrijspraak

Standpunt officier van justitie
Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte een van de daders is van de tenlastegelegde overval op 8 mei 2020 op garagebedrijf [naam garagebedrijf] aan de [plaats delict] te Rotterdam. De verdachte was de dader met de gezichtsbedekkende doek op zijn gezicht en een koevoet in zijn hand.
Beoordeling
Uit de stukken en het verdere onderzoek op de terechtzitting blijkt het volgende.
De tenlastegelegde overval is gepleegd door twee personen. Het aanvangstijdstip van de overval was rond 7.45 uur. De daders droegen beiden handschoenen en hadden hun gezichten bedekt. Eén van de daders droeg een opvallend clownsmasker en had een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand. De andere dader heeft zich in de garage bewapend met een uit de garage afkomstig ijzeren voorwerp. Bij de overval zijn geld en een auto weggenomen. De daders zijn met die auto gevlucht.
De auto is kort daarna door de politie aangetroffen op de Nieuwenoord te Rotterdam.
Een getuige heeft waargenomen dat er twee jongens uit die auto zijn gestapt en zijn weggerend. Eén van de jongens is de Saxenoord ingerend. Een minuut later is een persoon bij de bosschages vlakbij een woning aan de Saxenoord gestopt, is kort de bosschages ingelopen en heeft daarna zijn weg vervolgd. De politie heeft diezelfde ochtend rond 10.30 uur op die plek in de bosjes een clownsmasker met daarin handschoenen aangetroffen. Dat masker komt exact overeen met het masker dat één van de daders tijdens de overval droeg.
De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, (waarbij met name is gelet op de vluchtroute van de daders na de overval en het tijdsverloop) van uit dat één van de daders van de overval het masker en de handschoenen die bij de overval zijn gebruikt kort na de overval in de bosjes aan de Saxenoord heeft gedeponeerd.
Voorts staat vast (op grond van onder meer camerabeelden en de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] ) dat er diezelfde dag bij/in de bosjes aan de Saxenoord is gezocht door meerdere personen. Daarbij is gericht gezocht op de plek waar het masker en de handschoenen eerder die dag zijn achtergelaten.
De rechtbank heeft op de terechtzitting op de camerabeelden waargenomen dat de dader die het clownsmasker droeg, handschoenen (aan de binnenzijde zwart en aan de buitenzijde grijs van kleur) droeg die gelijkenis tonen met de door de politie in de bosschages aangetroffen handschoenen. De andere dader lijkt transparante handschoenen te dragen.
Het in de bosjes aangetroffen clownsmasker en de handschoenen zijn door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er op de binnenzijde van de handschoenen een DNA-mengprofiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte, de medeverdachte [naam medeverdachte] en minimaal één andere persoon.
Op het masker is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de medeverdachte [naam medeverdachte] en minimaal twee andere mannen.
Op de vloer in de kantine van de garage, nabij de kluis waaruit geld is weggenomen, zijn schoenafdruksporen veiliggesteld. De conclusie van een uitgevoerd vergelijkend schoensporenonderzoek is dat de sporen
mogelijkzijn veroorzaakt met de linkerschoen van een paar schoenen die inbeslaggenomen zijn tijdens een doorzoeking op het adres van de verdachte.
Over de aangetroffen sporen (handschoenen en schoenen) heeft de verdachte verklaard dat hij in de periode voorafgaand aan de overval handschoenen en schoenen heeft uitgeleend aan de medeverdachte [naam medeverdachte] . De verdachte had daarbij een voorgevoel dat [naam medeverdachte] daar iets mee ging doen wat niet zuiver was, maar heeft verder niet doorgevraagd. De schoenen heeft hij naar zijn zeggen teruggekregen, maar de handschoenen niet. De verdachte ontkent niet dat zijn DNA op de handschoenen kan zitten, omdat hij de handschoenen gebruikte voor zijn werk.
De rechtbank komt op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de volgende conclusies.
Op het in de bosjes aangetroffen clownsmasker wordt niet het DNA-profiel van de verdachte aangetroffen. De enkele aanwezigheid van het DNA-profiel van de verdachte (bij een DNA-mengprofiel van meerdere personen) op de binnenzijde van de handschoenen is onvoldoende om de verdachte, met uitsluiting van anderen, rechtstreeks te koppelen aan de plaats delict en het moment van de overval. Daarbij komt dat de verdachte over de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op de handschoenen een alternatieve verklaring heeft afgelegd die niet zonder meer als volstrekt onaannemelijk terzijde kan worden geschoven. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die het masker en de handschoenen in de bosjes aan de Saxenoord heeft gelegd en evenmin dat hij een van de personen is geweest die later op de dag heeft gezocht op de plek waar het clownsmasker en de handschoen zijn achtergelaten.
Aan het in de garage van [naam garagebedrijf] aangetroffen schoenspoor dat mogelijk matcht met een schoen van de verdachte komt onvoldoende bewijskracht toe om hem te koppelen aan de overval. Daarbij is in aanmerking genomen dat de schoen van de verdachte waarmee het vergelijkend schoenspooronderzoek heeft plaatsgevonden een veel voorkomende schoen betreft. Bovendien heeft een dergelijk schoenspoor op zichzelf beschouwd überhaupt een lage bewijswaarde.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden komen vast te staan waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde overval blijkt.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte één van de daders van de overval is geweest en spreekt de verdachte daarom vrij van het tenlastegelegde.

5..Motivering beslissing op vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg van 9 april 2019 is de verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel is gevorderd omdat de verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt aan de hiervoor besproken overval. Nu de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken dient de vordering te worden afgewezen.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van de rechtbank Limburg van 9 april 2019 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en K. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2020.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 mei 2020 te Rotterdam,
in een garage ( [naam garagebedrijf] ) gelegen aan de [plaats delict] (nummer [huisnummer] )
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van (ongeveer) vijfhonderd euro en/of kasgeld, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam garagebedrijf] en/of
- een autosleutel en/of een auto (merk Renault, type Wind), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en/of [naam garagebedrijf] heeft gedwongen tot
de afgifte van
- een geldbedrag van (ongeveer) vijfhonderd euro en/of kasgeld, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam garagebedrijf] en/of
- een autosleutel en/of een auto (merk Renault, type Wind), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- die garage heeft/hebben betreden terwijl zijn/hun gezicht (gedeeltelijk) was
bedekt (met een masker en/of een doek), en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of een koevoet, heeft/hebben
getoond aan die [naam slachtoffer 1] , en/of
- die [naam slachtoffer 1] geeft gedwongen om de kluis open te maken en/of om voornoemde
auto uit de garage te rijden;
Art 310 Wetboek van Strafrecht
Art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht