ECLI:NL:RBROT:2020:9893

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
10/650041-20 / vordering TUL: 09/808244-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van overval op garagebedrijf met onvoldoende bewijs

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een overval op een garagebedrijf in Rotterdam op 8 mei 2020. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.M. van den Oudenaller. De officier van justitie, mr. E.M. Loppé, eiste een gevangenisstraf van 36 maanden en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting op 21 oktober 2020 gehouden.

De tenlastelegging betrof een gewapende overval waarbij de verdachte zou hebben deelgenomen, gekleed met een clownsmasker en gewapend met een vuurwapen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte als een van de daders aan te wijzen. De rechtbank heeft onder andere gekeken naar DNA-bewijs dat op het clownsmasker en de handschoenen was aangetroffen, maar kon niet uitsluiten dat een andere persoon deze voorwerpen had gedragen of verstopt. De verdachte had verklaard dat hij op zoek was naar persoonlijke spullen voor een vriend, wat niet als volstrekt onaannemelijk werd beschouwd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om hem met zekerheid aan de overval te koppelen. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie afgewezen, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan de overval. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/650041-20
Parketnummer vordering TUL: 09/808244-18
Datum uitspraak: 4 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
in de zaak met parketnummer 10/650041-20:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest;

in de zaak met parketnummer 09/808244-18:

- tenuitvoerlegging van de door de rechtbank Den Haag bij vonnis van 28 maart 2019 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 107 dagen, met omzetting van die jeugddetentie in een gevangenisstraf van gelijke duur.

4..Motivering vrijspraak

Standpunt officier van justitie
Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte een van de daders is van de tenlastegelegde overval op 8 mei 2020 op garagebedrijf [naam garagebedrijf] aan de [plaats delict] te Rotterdam. De verdachte was de dader met het clownsmasker op zijn gezicht en het vuurwapen in zijn hand.
Beoordeling
Uit de stukken en het verdere onderzoek op de terechtzitting blijkt het volgende.
De tenlastegelegde overval is gepleegd door twee personen. Het aanvangstijdstip van de overval was rond 7.45 uur. De daders droegen beiden handschoenen en hadden hun gezichten bedekt. Eén van de daders droeg een opvallend clownsmasker en had een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand. De andere dader heeft zich in de garage bewapend met een uit de garage afkomstig ijzeren voorwerp. Bij de overval zijn geld en een auto weggenomen. De daders zijn met die auto gevlucht.
De auto is kort daarna door de politie aangetroffen op de Nieuwenoord te Rotterdam.
Een getuige heeft waargenomen dat er twee jongens uit die auto zijn gestapt en zijn weggerend. Eén van de jongens is de Saxenoord ingerend. Een minuut later is een persoon bij de bosschages vlakbij een woning aan de Saxenoord gestopt, is daar kort de bosschages ingelopen en heeft daarna zijn weg vervolgd. De politie heeft diezelfde ochtend rond 10.30 uur op die plek in de bosjes een clownsmasker met daarin handschoenen aangetroffen. Dat masker komt exact overeen met het masker dat één van de daders tijdens de overval droeg.
De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, (waarbij met name is gelet op de vluchtroute van de daders na de overval en het tijdsverloop) van uit dat één van de daders van de overval het masker en de handschoenen die bij de overval zijn gebruikt kort na de overval in de bosjes aan de Saxenoord heeft gedeponeerd.
Voorts staat vast (op grond van onder meer camerabeelden en de verklaring van de verdachte zelf) dat er diezelfde dag bij/in de bosjes aan de Saxenoord is gezocht door meerdere personen, waaronder twee keer door de verdachte. Daarbij wordt gericht gezocht op de plek waar het masker en de handschoenen eerder die dag zijn achtergelaten.
Het in de bosjes aangetroffen clownsmasker en de handschoenen zijn door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat er op de binnenzijde van het masker en de binnenzijde van de handschoenen een DNA-mengprofiel van drie personen is aangetroffen, waarvan een DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte.
De verdachte heeft over zijn aanwezigheid die dag bij de bosjes aan de Saxenoord zowel tijdens zijn verhoor bij de politie als op de zitting verklaard dat hij “die dag twee keer heeft gezocht bij de bosjes aan de Saxenoord naar spullen (sleutel en portemonnee) voor een vriend van een vriend”.
Over de aangetroffen DNA-sporen op het masker en de handschoenen heeft de verdachte verklaard dat hij op feestjes maskers, waaronder clownsmaskers, op heeft gehad, die ook door anderen werden gedragen. Over de handschoenen heeft de verdachte verklaard dat hij bij een Post NL depot heeft gewerkt, samen met medeverdachte [naam medeverdachte] , en dat zij daar werkten met handschoenen. Tevens leende hij regelmatig handschoenen uit of had hij handschoenen van anderen aan.
Hoewel de verklaring van de verdachte de nodige vragen oproept, kan deze verklaring niet als volstrekt onaannemelijk terzijde worden geschoven. Immers is zowel op de binnenzijde van het masker als aan de binnenzijde van de handschoenen DNA-materiaal van meerdere personen aangetroffen. Niet is vastgesteld wanneer het DNA-materiaal van de verdachte op deze (verplaatsbare) voorwerpen is terechtgekomen. Op de beelden van de Saxenoord zijn meerdere andere personen waar te nemen die gedurende de dag van de overval zoeken in de bosschages.
De rechtbank kan daarom niet uitsluiten dat een andere persoon dan de verdachte het masker en de handschoenen tijdens de overval heeft gedragen en/of in de bosjes aan de Saxenoord heeft verstopt. Daarom kan op grond van het aangetroffen DNA-materiaal en het gedrag van de verdachte bij de bosjes niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte een van de daders van de overval is. Er is onvoldoende bewijs om de verdachte, met uitsluiting van anderen, rechtstreeks te koppelen aan de plaats delict en de overval.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden komen vast te staan waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde overval kan worden afgeleid.
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

5..Motivering beslissing op vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2019 is de verdachte ter zake van poging tot diefstal met geweld tegen personen in vereniging gepleegd en medeplegen van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel is gevorderd omdat de verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt aan de hiervoor besproken beroving. Nu de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken dient de vordering te worden afgewezen.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag van 28 maart 2019 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en K. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2020.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 mei 2020 te Rotterdam,
in een garage ( [naam garagebedrijf] ) gelegen aan de [plaats delict] (nummer [huisnummer] )
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag van (ongeveer) vijfhonderd euro en/of kasgeld, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam garagebedrijf] en/of
- een autosleutel en/of een auto (merk Renault, type Wind), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en/of [naam garagebedrijf] heeft gedwongen tot
de afgifte van
- een geldbedrag van (ongeveer) vijfhonderd euro en/of kasgeld, geheel of ten
dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam garagebedrijf] en/of
- een autosleutel en/of een auto (merk Renault, type Wind), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s):
- die garage heeft/hebben betreden terwijl zijn/hun gezicht (gedeeltelijk) was
bedekt (met een masker en/of een doek), en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of een koevoet, heeft/hebben
getoond aan die [naam slachtoffer 1] , en/of
- die [naam slachtoffer 1] geeft gedwongen om de kluis open te maken en/of om voornoemde
auto uit de garage te rijden;
Art 310 Wetboek van Strafrecht
Art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht