Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole, en
- dadelijke uitvoerbaarheid van alle voornoemde bijzondere voorwaarden.
4..Waardering van het bewijs
5..Strafbaarheid feit
poging tot zware mishandeling.
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
ernstig rekening mee worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Reden waarom de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een ambulante behandelverplichting met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, het verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, het meewerken aan schuldhulpverlening en aan middelencontrole, en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
1 (één) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
dadelijk uitvoerbaarzijn;
€ 2040,61 (zegge: tweeduizendveertig euro en éénenzestig cent), bestaande uit € 540,61 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2040,61(hoofdsom,
zegge: tweeduizendveertig euro en éénenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
30 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
,voorzitter,