In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 november 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling van een huisgenoot. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen. De zaak kwam aan het licht na een melding van een man die in gebrekkig Engels verklaarde dat iemand was vermoord in zijn huis. Bij aankomst van de politie werd een man aangetroffen die aangaf door de verdachte te zijn mishandeld. Ondanks dat het slachtoffer aanvankelijk weigerde naar het ziekenhuis te gaan, werd hij de volgende ochtend alsnog opgenomen en geopereerd aan meerdere inwendige bloedingen.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen het letsel en de handelingen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk de aangever had mishandeld door hem meermalen tegen de romp te slaan, maar dat het niet bewezen kon worden dat hij ook had geschopt. De rechtbank heeft de ernst van de mishandeling en de omstandigheden waaronder deze plaatsvond in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte was onder invloed van alcohol en had zich weinig van het voorval herinnerd, wat leidde tot de conclusie dat het om een onverwachte aanval ging op een slapend slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij in Nederland niet eerder was veroordeeld.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.