ECLI:NL:RBROT:2020:9886

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
10-018320-20 en 10-183754-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte bij bedreiging en verzet tegen opsporingsambtenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die wegens een psychische stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ontoerekeningsvatbaar is verklaard. De verdachte was beschuldigd van bedreiging van een opsporingsambtenaar en verzet tegen twee opsporingsambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 januari 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met de woorden: 'Raak mij niet aan kanker hond, ik sla jouw kop eraf' en zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding door de opsporingsambtenaren. Daarnaast heeft de verdachte op 1 april 2020 [naam slachtoffer 3] bedreigd met de dood door te zeggen: 'Ik maak jullie kanker dood. Ik kom terug. Ik schiet jullie één voor één af.' De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard wegens ontoerekeningsvatbaarheid, gebaseerd op een psychiatrisch rapport dat een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vaststelde. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een schadevergoeding van € 250,- toegewezen aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1]. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, ondanks het verweer van de verdediging dat de benadeelde partij mede schuld had aan de situatie. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, nu er geen vrijheidsbenemende straf of maatregel werd opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-018320-20 en 10-183754-20
Datum uitspraak: 13 oktober 2020
Tegenspraak (279 Sr)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van de terechtzitting verblijvende in de Forensische kliniek Heiloo op het adres:
Strandwal 2, 1851 VM Heiloo.
gemachtigd raadsman mr. C.A.F. Visser, advocaat te Wormerveer.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • onder parketnummer 10-018320-20: bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • onder parketnummer 10-183754-20: bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • de verdachte niet strafbaar te verklaren wegens ontoerekeningsvatbaarheid en hem te ontslaan van alle rechtsvervolging.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1 en 2 onder parketnummer 10-018320-20
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat door de wijze van optreden van de verbalisant [naam verbalisant 1] jegens de verdachte, de situatie is geëscaleerd en hij de verdachte heeft gebracht tot het plegen van de hem tenlastegelegde bedreiging en verzet. De verbalisant [naam verbalisant 1] ging tijdens een gesprek tussen de verdachte en de NS-conducteur tussen hen in staan, zei tegen de verdachte dat hij te dicht bij hem stond en duwde de verdachte weg. De verdachte reageerde hierop vanuit zijn psychische problematiek met de tenlastegelegde woorden. De verbalisant [naam verbalisant 1] hield de verdachte vervolgens op hardhandige wijze aan door hem bij zijn hoofd te pakken en op grond te gooien, waaruit de weerstand en het verzet van de verdachte voortkwamen tegen zijn aanhouding door de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] .
De raadsman heeft voorts bepleit de verdachte ontoerekeningsvatbaar te verklaren en te ontslaan van alle rechtsvervolging.
4.1.2.
Beoordeling
Zo het optreden van de verbalisant [naam verbalisant 1] al aanleiding is geweest voor de verdachte om tot bedreiging en verzet over te gaan, dan vormt dit geen rechtvaardiging voor het handelen van de verdachte. Het handelen van de bovengenoemde verbalisanten was niet onrechtmatig en voldeed aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank baseert zich daarbij op de processen-verbaal van de verbalisanten en heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid daarvan.
Het verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 21 januari 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Raak mij niet aan kanker hond, ik sla jouw kop eraf".
2.
hij op 21 januari 2020 te Rotterdam, zich met geweld , heeft verzet tegen meerdere ambtenaren, te weten [naam slachtoffer 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar en [naam slachtoffer 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten terwijl zij doende waren om verdachte aan te houden op verdenking van een strafbaar feit, te weten bedreiging (art. 285 Sr) door opzettelijk te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde opsporingsambtenaren verdachte trachtten te geleiden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Onder parketnummer: 10-183754-20:
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de raadsman zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en geen verweer heeft gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 1 april 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jullie kanker dood. Ik kom terug. Ik schiet jullie één voor één af. Jullie zijn kankerhonden en stelen alleen maar en daarom ga ik jullie afmaken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer: 10-018320-20:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2.
wederspannigheid;
onder parketnummer: 10-183754-20:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten wegens ontoerekeningsvatbaarheid en dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Blijkens het psychiatrisch rapport over de verdachte door [naam psychiater in opleiding] , psychiater in opleiding en supervisant [naam psychiater/ supervisor NIFP] , psychiater en supervisor NIFP, gedateerd op 31 mei 2020, is er bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen in de zin van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen zijn structureel van aard en waren ten tijde van het tenlastegelegde op 21 januari 2020 ook aanwezig. Het is aannemelijk dat de verdachte in een psychotische toestand verkeerde die passend was bij een ontregelde schizofrenie, mogelijk mede geluxeerd of verergerd door cannabisgebruik. Dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig dat dit mede daaruit verklaard kan worden. Bij een psychotische stoornis is er geregeld sprake van achterdocht en formele denkstoornissen, hetgeen leiden kan tot bizar gedrag voor de omgeving als bij het conflict op het station op 21 januari 2020. Bij de verdachte was zijn verwerkingssnelheid dusdanig traag dat hij de situatie niet kon overzien. De verdachte was ook onder invloed van cannabis, hetgeen kan hebben bijgedragen aan zijn psychotische klachten en gebrekkige impulscontrole. Al deze factoren hebben geleid tot een kortsluitingsreactie, waardoor de verdachte handelde vanuit een floride benadelingswaan, waaraan hij zich niet meer kon onttrekken. De psychiaters adviseren daarom de verdachte ontoerekeningsvatbaar te verklaren voor zijn handelen ten tijde van het tenlastegelegde.
De rechtbank neemt de conclusies van de beide psychiaters over en maakt die tot de hare, nu deze conclusies gedragen worden door hun bevindingen.
Gelet op het structurele karakter van voornoemde stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte concludeert de rechtbank dat, hoewel dit feit niet is betrokken in het psychiatrisch rapport, de verdachte eveneens ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezenverklaarde bedreiging op 1 april 2020 onder parketnummer 10-183754-20.
Het bovenstaande leidt er toe dat er een omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit en maakt dat hij niet strafbaar is.

7..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam slachtoffer 1]ter zake van het onder 1 onder parketnummer 10-183020-20 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat door zijn handelen de benadeelde partij mede schuld heeft aan het ontstaan van de situatie en dat een schadevergoeding niet op zijn plaats is.
7.3.
Beoordeling
Als gemotiveerd gesteld en niet, althans onvoldoende gemotiveerd, is betwist, is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit onder parketnummer 10-018320-20 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. In de gedragingen van de benadeelde partij ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van enige mate van eigen schuld aan het ontstaan van de schade. De omvang van de schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,- zodat de vordering geheel zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 januari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2020 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

8..Voorlopige hechtenis

Nu aan de verdachte geen vrijheidsbenemende straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank opheffen het bevel tot voorlopige hechtenis dat geschorst is.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10-018320-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10-183754-20 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijfig euro),bestaande uit aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
21 januari 2020tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 250,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 250,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. M.C. Franken en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer: 10-018320-20:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Raak mij niet aan kanker hond, ik sla jouw kop eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2020 te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen meerdere, althans een ambtena(a)r(en), te weten [naam slachtoffer 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar en/of [naam slachtoffer 2] , buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten terwijl zij/hij doende waren/was om verdachte aan te houden op verdenking van een strafbaar feit, te weten bedreiging (art. 285 Sr) door (opzettelijk) duwende bewegingen te maken en/of tegen te werken en/ of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
(art 180 Wetboek van Strafrecht)
onder parketnummer 10-183754-20
hij op of omstreeks 1 april 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jullie kanker dood. Ik kom terug. Ik schiet jullie één voor één af. Jullie zijn kankerhonden en stelen alleen maar en daarom ga ik jullie afmaken.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)