ECLI:NL:RBROT:2020:9883

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
10/811019-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende woningoverval met geweld en bedreiging

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewapende woningoverval. De verdachte, een negentienjarige man, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. De overval vond plaats op 24 maart 2020 in Vlaardingen, waarbij de verdachte samen met twee mededaders, beiden twaalf jaar oud, de woning binnendrongen met geweld en bedreiging. De slachtoffers, waaronder een kind van acht jaar, werden bedreigd met een mes en een honkbalknuppel, vastgebonden met tie-wraps en hun woning werd doorzocht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante rol had gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval, ondanks dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld welke geweldshandelingen hij precies had gepleegd. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had geen strafblad en volgde een VMBO-opleiding, maar de rechtbank vond de ernst van de overval en de rol van de verdachte zwaarder wegen dan zijn jeugdige leeftijd. De rechtbank besloot dat het volwassenenstrafrecht van toepassing was en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de overval materiële en immateriële schade hadden geleden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811019-20
Datum uitspraak: 13 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. Y. Özdemir, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 maart 2020 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening heeft weggenomen
a. a) een playstation 4 en een laptop en
b) een mobiele telefoon (merk Samsung Galax
yA5) en een rijbewijs en bankpassen en
c) een laptop (merk/type Microsoft Surface) en een horloge (merk/type Tag Heuer Carrera),
toebehorende aana) [naam slachtoffer 1] en/of
b) [naam slachtoffer 2] en/of
c) [naam slachtoffer 3] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken enom het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- die [naam slachtoffer 1] bij de schouders pakken en naar achteren duwen van die [naam slachtoffer 1]
,terwijl die in de deuropening stond en
- betreden van/binnenstormen in de woning van die [naam slachtoffer 1] waarbij door verdachte en zijn mededaders een bivakmuts werd gedragen en
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] toevoegen van de woorden: “ga op de grond liggen en
- vragen om geld aan die [naam slachtoffer 1] en
- ( vervolgens) tonen/voorhouden van een mes en een honkbalknuppel aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en
- met kracht open duwen van de slaapkamerdeur waar die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] zich schuil hielden en
- tonen van een mes aan die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] en
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] toevoegen van de woorden: “jullie moeten naar de woonkamer”, en
- vastbinden van de handen/polsen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] met tie-wraps en
- vastbinden van de benen van die [naam slachtoffer 3] met tie
-wraps en
- plakken van tape op de mond van die [naam slachtoffer 1] en
- doorzoeken van de woning van die [naam slachtoffer 1] .

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De negentienjarige verdachte heeft zich samen met zijn twee mededaders van beiden twaalf jaar oud schuldig gemaakt aan een gewapende en gewelddadige overval in een woning waar vier personen - onder wie een kind van acht jaar - aanwezig waren, waarbij de verdachte en zijn mededaders bivakmutsen gebruikten en bewapend waren met een mes en een honkbalknuppel. Eén van de overvallers belde aan met een vals voorwendsel, waarna één van de anderen de bewoonster nadat zij de voordeur opendeed, naar binnen duwde, waardoor zij met haar hoofd tegen de kast in de woonkamer viel en letsel op liep. Hierna stormde een derde gemaskerde overvaller de woning binnen. Terwijl één van de overvallers bij de deur bleef staan, schreeuwden de twee anderen om geld en dat alle aanwezigen op de grond moesten gaan liggen. Dezelfde twee overvallers bedreigden de volwassenen in het bijzijn van het kind met een mes en een honkbalknuppel, boeiden hun armen en benen met tie-wraps, plakten de mond van één van hen af met ducttape, doorzochten de woning en verlieten de woning waarbij zij diverse goederen meenamen.
Hoewel niet met 100% zekerheid kan worden vastgesteld wat de precieze rol van de verdachte bij de overval is geweest, en welke geweldshandelingen door de verdachte zijn gepleegd, gaat de rechtbank ervan uit dat hij niet degene is geweest die heeft aangebeld en daarna bij de voordeur is blijven staan. Hij is dus één van de twee overvallers die elk met een wapen in de hand verder de woning zijn ingegaan en daar samen de hiervoor beschreven geweldshandelingen hebben gepleegd. Daarnaast staat vast dat hij nauw bij het ontstaan van het plan om de overval te plegen betrokken is geweest. De rechtbank betrekt deze rol van de verdachte bij de strafoplegging.
De verdachte en zijn mededaders hebben met deze overval in de woning, de plek bij uitstek waar men zich veilig moet kunnen voelen, een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, zonder rekening te houden met de ernstige gevolgen voor hen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een woningoverval langdurig psychische schade aanricht bij slachtoffers, hetgeen ook gebleken is uit de diverse (slachtoffer)verklaringen. De slachtoffers hebben angstgevoelens en hun veiligheidsgevoel is ernstig aangetast, zowel in hun woning, als in hun woonomgeving. Daarbij speelt mee dat de overvallers in de buurt van de slachtoffers wonen en zij vrijwel dagelijks aan deze gebeurtenis herinnerd worden.
Een woningoverval behoort bovendien tot de categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaakt.
Het motief voor deze woningoverval was blijkens de verklaring van de verdachte op de terechtzitting meer ingegeven door stoerheid en een behoefte aan respect van een aantal personen uit zijn directe omgeving dan uit financieel gewin. De rechtbank is van oordeel dat met welk motief dan ook een dergelijk feit volstrekt onacceptabel is en rekent de verdachte het feit dan ook zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van het trajectconsult van 17 april 2020 over de verdachte door de psychiater [naam psychiater] waaruit gebleken is dat de verdachte niet wenste mee te werken aan het onderzoek.
Antes heeft op 1 juli 2020 een reclasseringsrapport over de verdachte opgesteld. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder in contact is geweest met de reclassering. De reclassering kan door de ontkennende houding van de verdachte geen advies uitbrengen over de noodzaak en mogelijkheden van interventies voor gedragsverandering, toezicht en recidive. De verdachte is negentien jaar oud, volgde voor zijn detentie een VMBO-opleiding, werkte in de supermarkt van zijn vader en kon met die inkomsten goed rondkomen. De reclassering heeft enige zorgen ten aanzien van het sociaal netwerk en het middelengebruik. De reclassering vindt dat de voortzetting van de schoolgang en een groepsgericht leefklimaat noodzakelijk zijn. De verdachte woonde nog thuis en nam actief deel aan het gezin. De reclassering denkt dat nog enige positieve beïnvloedingsmogelijkheden via een ouder mogelijk zijn. De reclassering adviseert op grond hiervan en door het ontbreken van contra-indicaties de toepassing van het jeugdstrafrecht.
7.4.
Strafoplegging
De raadsman heeft ter terechtzitting de toepassing van het jeugdstrafrecht bepleit, gelet op zijn minder grotere rol en bijdrage aan het toegepaste geweld tijdens de overval en de jeugdige leeftijd van de verdachte, het blanco strafblad en het bovengenoemde reclasseringsrapport. De officier van justitie is van mening dat, gelet op de ernst van het feit en de juist grote rol van de verdachte daarbij, het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast.
De rechtbank is van oordeel dat toepassing van het jeugdstrafrecht niet aan de orde is. Het reclasseringsrapport is vrij summier en bevat mede door de weigerachtige houding van de verdachte geen concrete maatregelen voor pedagogische beïnvloeding. De rechtbank is daarom van oordeel dat de onderbouwing in voornoemd rapport voor het daarin gegeven advies om het jeugdstrafrecht toe te passen, tekort schiet. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van de woningoverval niet functioneerde als een minderjarige. De grote rol van de verdachte in de voorbereiding van de overval en het grote aandeel in voornoemd geweld tegen de slachtoffers in de woning past naar het oordeel van de rechtbank bij een volwassen overvaller. De rechtbank zal dan ook het volwassenenstrafrecht toepassen.
Gelet op de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Een woningoverval als de onderhavige valt in de zwaarste categorie en daarvoor geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.
De rechtbank ziet echter in de jonge leeftijd van de verdachte en zijn strafblad aanleiding tot het opleggen van een lagere gevangenisstraf. De verdachte heeft inmiddels ook enige openheid van zaken gegeven en heeft blijk gegeven van enig inzicht in het strafwaardige van zijn gedrag.
Gelet op de ernst van het feit en het ontbreken van een interventieadvies van de reclassering, met de daarbij behorende bijzondere voorwaarden, is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank acht alles afwegend de oplegging van een gevangenisstraf van 42 maanden, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van het onder de verdachte in beslag genomen uitklapmes, de tie-wraps en drie bivakmutsen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen 81 gram hasj te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
De inbeslaggenomen voorwerpen (mes, tie-wraps en bivakmutsen) zullen worden verbeurd verklaard. Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het bewezenverklaarde feit is met behulp van deze voorwerpen begaan en voorbereid.
De inbeslaggenomen hasj zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze aan de verdachte toebehoort en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam slachtoffer 1]ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 459,85 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en een vergoeding voor reiskosten van € 10,36 en voor de overige proceskosten.
[naam slachtoffer 1] heeft zich voorts als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon
[naam slachtoffer 4]als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. [naam slachtoffer 1] vordert namens de benadeelde partij een vergoeding van
€ 7.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en een vergoeding van de proceskosten.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam slachtoffer 2]ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 64,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en een vergoeding voor de proceskosten.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam slachtoffer 3]ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en een vergoeding van de proceskosten.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de bovengenoemde geldbedragen, de hoofdelijke aansprakelijkheid van ieder van de daders hiervoor en verzoekt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor elk van de bovengenoemde vorderingen.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] . De overige benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat hun vorderingen volgens de raadsman te ingewikkeld zijn om in het strafproces te worden afgedaan. In deze vorderingen wordt namelijk telkens hetzelfde bedrag aan immateriële schade opgevoerd, hetgeen de raadsman onduidelijk vindt.
9.3.
Beoordeling
Ten aanzien van alle vorderingen:
Anders dan door de raadsman is bepleit, zal in het navolgende inhoudelijk worden beslist over de vorderingen tot vergoeding van immateriële schade van alle benadeelde partijen, dus ook die van [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] . Dat deze benadeelde partijen telkens hetzelfde bedrag aan immateriële schadevergoeding vragen maakt niet dat de behandeling van deze vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] :
Door het bewezenverklaarde strafbare feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade toegebracht. Het gevorderde schadebedrag van € 299,- voor de televisie als verjaardagscadeau afkomstig van een derde voor een kind komt zonder concrete onderbouwing ten aanzien van de aankoopprijs, de ouderdom en de marktwaarde ongegrond voor. Het schadebedrag van de kapotte televisie wordt geschat op € 100,-. De gevorderde materiële schade met betrekking tot de fotolijst van € 24,95, de vaas van € 99,95 en de urgentieverklaring voor een andere woning van € 35,- komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze bedragen zullen worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft door de overval lichamelijk letsel opgelopen. De overval had en heeft nog steeds een grote impact op haar dagelijks leven. Daarnaast is het aannemelijk dat zij toen angstig is geweest en dat de aard en ernst van de normschending als in dit geval met zich brengt dat de gebeurtenis voor de benadeelde partij dusdanig grote, nadelige gevolgen heeft dat zij hierdoor in haar persoon is aangetast. Er is hiermee dus komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank acht gezien de omvang van deze immateriële schade naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 5.000,- toewijsbaar.
Het restant van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het bewezenverklaarde strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte reiskosten van € 10,36 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) passend en geboden geacht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] :
Het is aannemelijk dat de overval voor [naam slachtoffer 4] ingrijpend is geweest. Hij is getuige geweest van een bijzonder angstige situatie in de woning, waarbij hij onder bedreiging met een mes mee moest naar de woonkamer en tegen zijn moeder, zus en haar vriend geweld toegepast is door gewapende en gemaskerde overvallers.
De rechtbank is van oordeel dat bij gebrek aan medische gegevens onvoldoende is komen vast te staan dat [naam slachtoffer 4] geestelijk letsel heeft opgelopen. Uit de aard en ernst van de normschending volgt echter in dit geval wel dat [naam slachtoffer 4] door de overval op andere wijze in zijn persoon is aangetast in de vorm van angst. Hij heeft daar nadelige gevolgen van ondervonden. Tijdens de overval heeft hij in zijn broek gepoept. Sinds de overval is hij bang voor een nieuwe overval en plast hij in zijn bed. Hij kan/wil daarnaast niet meer buiten spelen omdat de daders van de overval in dezelfde wijk wonen.
Aan [naam slachtoffer 4] is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Omdat thans geen directe (psychische) hulpverlening voor [naam slachtoffer 4] noodzakelijk lijkt, acht de rechtbank gezien de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 2000,- toewijsbaar.
Het restant van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het bewezenverklaarde strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] :
Door het bewezenverklaarde strafbare feit is aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade toegebracht. Het gevorderde schadebedrag van € 64,10 is genoegzaam onderbouwd en dit onderdeel van de vordering wordt niet betwist, zodat dit wordt toegewezen.
De benadeelde partij heeft door de overval geestelijk letsel opgelopen. Er is in haar woning geweld tegen haar toegepast. Het is aannemelijk dat zij hierbij angstig is geweest en dat de overval een grote impact heeft op haar dagelijkse leven. Als gevolg hiervan heeft de benadeelde partij vanwege angstklachten, die voldoen aan de criteria van PTSS, bij een psycholoog zogeheten EMDR-behandelingen ondergaan. De benadeelde partij heeft door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade geleden. De rechtbank acht gezien de aard van de schade naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 5.000,- toewijsbaar.
Het restant van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het bewezenverklaarde strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] :
De benadeelde partij heeft door de overval geestelijk letsel opgelopen. In de woning van zijn vriendin, bij wie hij op bezoek was, is geweld tegen hem toegepast. Het is aannemelijk dat hij hierbij angstig is geweest en dat dit een grote impact heeft op zijn dagelijkse leven. De benadeelde partij heeft vanwege angstklachten, die voldoen aan de criteria van PTSS, een aantal zogeheten EMDR-behandelingen ondergaan. De benadeelde partij heeft door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade geleden. De rechtbank acht gezien de aard en omvang van de schade naar maatstaven van billijkheid een bedrag van
€ 5.000,- toewijsbaar zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Het restant van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het bewezenverklaarde strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet ieder van de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2020 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Daarnaast wordt de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig (42) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit:
- een zwart uitklapmes van het merk Mtech;
- witkleurige tie-wraps;
- drie zwartkleurige bivakmutsen;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven 81 gram hasj;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 5.259,90 (zegge: vijfduizend en tweehonderdnegenenvijftig euro en negentig eurocent), bestaande uit € 259,90 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 10,36, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.259,90(hoofdsom,
zegge: vijfduizend en tweehonderdnegenenvijftig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
24 maart 2020tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 5.259,90niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
61 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 2.000,- (zegge: tweeduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.000,- (hoofdsom, zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 2.000,-niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
30 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2], te betalen een bedrag
van € 5.064,10 (zegge: vijfduizend en vierenzestig euro en tien eurocent), bestaande uit € 64,10 aan materiële schade en
€ 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te
betalen € 5.064,10 (hoofdsom, zegge: vijfduizend en vierenzestig euro en tien eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 5.064,10niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.000,- (hoofdsom, zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 5.000,-niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peek, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 maart 2020 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
a. a) een playstation 4 en/of een laptop
b) een mobiele telefoon (merk Samsung Galaxi A5) en/of een rijbewijs en/of
een of meer bankpas (sen)
c) een laptop (merk/type Microsoft Surface) en/of een horloge (merk/type
Tag Heuer Carrera),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan
a. a) [naam slachtoffer 1]
b) [naam slachtoffer 2]
c) [naam slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s)
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
[naam slachtoffer 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld bestond(en) uit het:
- aanbellen bij de woning van die [naam slachtoffer 1] en/of (vervolgens) bij de schouders
paken en/of naar achteren duwen van die [naam slachtoffer 1] die in de deuropening stond
en/of
- betreden van/binnenstormen in de woning van die [naam slachtoffer 1] waarbij door verdachte
en/of zijn mededader(s) een bivakmuts en/of gezichtsbedekkende kleding werd
gedragen en/of
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] toevoegen van de woorden: “ga op de grond liggen”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- vragen om geld aan die [naam slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) tonen/voorhouden van een of meer mes(sen) en/of een
honkbalknuppel aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
- ( met kracht) open duwen van de slaapkamerdeur waar die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4]
zich schuil hielden en/of
- tonen van een mes aan die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] toevoegen van de woorden: “jullie
moeten naar de woonkamer”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of
- vastbinden van de handen/polsen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3]
en/of [naam slachtoffer 4] met tiewraps en/of
- vastbinden van de benen van die [naam slachtoffer 3] met tiewraps en/of
- plakken van tape op de mond van die [naam slachtoffer 1] en/of
- doorzoeken van de woning van die [naam slachtoffer 1] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2020 te Vlaardingen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van
a. a) een playstation 4 en/of een laptop
b) een mobiele telefoon (merk Samsung Galaxi A5) en/of een rijbewijs en/of
een of meer bankpas (sen)
c) een laptop (merk/type Microsoft Surface) en/of een horloge (merk/type
Tag Heuer Carrera),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan
a. a) [naam slachtoffer 1]
b) [naam slachtoffer 2]
c) [naam slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
door:
- het aanbellen bij de woning van die [naam slachtoffer 1] en/of (vervolgens) bij de schouders te pakken
en/of naar achteren te duwen van die [naam slachtoffer 1] die in de deuropening stond, en/of
- de woning van die [naam slachtoffer 1] te betreden/binnenstormen waarbij door verdachte en/of zijn
mededader(s) een bivakmuts en/of gezichtsbedekkende kleding werd gedragen en/of
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] de woorden toe te voegen: “ga op de grond liggen”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- door die [naam slachtoffer 1] te vragen om geld en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] een of meer mes(sen) en/of een honkbalknuppel te tonen/voor te houden en/of
- ( met kracht) de slaapkamer door waar die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] zich schuil hielden open te duwen en/of
- die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] een mes te tonen en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] de woorden toe te voegen: “jullie moeten naar de woonkamer”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de handen/polsen van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4] met tiewraps vast te binden en/of
- de benen van die [naam slachtoffer 3] met tiewraps vast te binden en/of
- tape te plakken op de mond van die [naam slachtoffer 1] , en/of
- de woning van die [naam slachtoffer 1] te doorzoeken;